De ‘wegenkaart voor de vrede’ in het Midden-Oosten is gegroeid uit de veranderde situatie op wereldvlak na de terroristische aanslagen van 11 september. De oorlog in Afghanistan en de oorlog in en de bezetting van Irak creëerden de voorwaarden die nodig waren voor het Amerikaanse imperialisme om tussen te komen in de verdere ontwikkeling van het historische conflict tussen Israël en de Palestijnse Arabieren. Het Amerikaanse imperialisme wordt hierbij geholpen door het Britse imperialisme en het stilzwijgen van de Europese Unie. Met het perspectief van een nieuwe wereldorde in het achterhoofd, kondigde de Amerikaanse president George W. Bush aan dat de Palestijnse regering van Yasser Arafat geen enkele relevantie meer had. Een regimeverandering in de Palestijnse Nationale Autoriteit zou volgens Bush Israëli’s en Palestijnen toelaten het bloedvergieten te stoppen en tot een echte vrede te komen die gebaseerd is op de Amerikaanse belangen in de regio.

Dit kader moest zowel Sharon als de nieuwe Palestijnse leider Mahmud Abbas (Abu-Mazen) toelaten om een overeenkomst te bereiken over de bouw van een kleine, ingebedde Palestijnse entiteit op de westelijke Jordaanoever en Gaza en over de terugtrekking van de Israëlische troepen uit de belangrijkste steden en dorpen op de westelijke Jordaanoever. Er was meer dan een jaar van politieke en militaire actie nodig om Arafat uit de regionale en politieke arena te krijgen en om de Palestijnse publieke opinie voor te bereiden op dit verraad. Dit alles in de naam van de Palestijnse nationale belangen. Het verraad is echter niet begonnen bij Mahmud Abbas. Arafat verkocht de Palestijnse belangen immers reeds aan Israël op 13 september 1993, toen Arafat en de toenmalige eerste minister van Israël Yitzhak Rabin de Oslo-akkoorden ondertekenden op het Witte Huis in Washington.

Een tijdje geleden onthulde de Israëlische pers een strategische analyse van de politieke en militaire leiding in Israël. Deze analyse stelde dat Abbas akkoord zou gaan met de eis van Israël om het recht op terugkeer voor Palestijnse vluchtelingen op te geven. Mahmud Abbas is echter een politieke figuur zonder enige steun, zelfs niet binnen zijn eigen burgerlijk-nationalistische Fatah-partij. Dit verklaart waarom Abbas ontslag nam uit het Centraal Comité van de Fatah-Partij. Abbas wordt enkel gesteund door de militaire bendes van de Palestijnse minister van Defensie Muahmmed Dahlan, die bewapend worden met Amerikaanse en Israëlische wapens.

De omverwerping van het Iraakse burgerlijk-nationalistische regime van Saddam Hoessein werd gebruikt als een bedreiging aan het adres van de Palestijnen. De oorlog in Irak moet hen doen inzien wat hun lot zal zijn wanneer zij er niet mee instemmen om Arafat ‘geweldloos’ opzij te schuiven ten voordele van een meer pro-Amerikaanse Palestijnse leiding. Uiteindelijk werd deze Amerikaanse eis ingewilligd en werd de wegenkaart voor de vrede goedgekeurd door de Palestijnse leiders en de regering van Sharon. Dit gebeurde echter pas na een bittere strijd tussen de burgerlijke nationalisten en de islamitische fracties onder de Palestijnen. Zelfs het recente staakt-het-vuren wijst er alleen maar op dat Abbas enkel gesteund wordt door de Europese en Amerikaanse heersende klasse en niet door zijn eigen volk. Het staakt-het-vuren werd immers maar bereikt nadat de leiding van Hamas en Jihad ermee had ingestemd en kon slechts tot stand komen onder intense Amerikaanse en buitenlandse Arabische druk.

De wijze waarop de wegenkaart werd opgelegd aan de Palestijnen is een verder bewijs dat het Palestijnse verzet, de Intifida, uiteindelijk is neergeslagen door een combinatie van de militaire macht van Israël, druk van het imperialisme en een serieuze crisis binnen de leiding van de Palestijnen. De bezetting van Irak door Amerikaanse en Britse troepen zet enkel in de verf wat we al lang weten, namelijk dat het Amerikaanse imperialisme niet zal aarzelen om de westelijke Jordaanoever en Gaza binnen te vallen indien de gewapende strijd tegen Israël niet onmiddellijk gestopt wordt, er een staakt-het-vuren komt en men opnieuw gaat onderhandelen. De Amerikanen bespreken deze optie trouwens openlijk, denken we maar aan het recente voorstel om een speciale Amerikaanse eenheid te laten opereren in de Palestijnse gebieden.

Wanneer we terugkijken op de tweede Intifida, zien we dat die al snel tot een einde is gekomen doordat de zwakke leiding die aan het hoofd stond van het verzet werd onderdrukt, vermoord of gevangen genomen door het Israëlische leger, dat gesteund werd door de Amerikanen. De tweede Intifida was dan ook slechts gebaseerd op kleine groepen islamitische militanten die gesteund worden vanuit Iran en op verschillende kleine militaire groepen van Palestijnse strijders. Het is vandaag duidelijk dat er op geen enkele wijze volkscomités of enige andere vorm van onafhankelijke massale organisatie van de arbeidersklasse is ontstaan, in tegenstelling tot de eerste Intifida in 1987. Bovendien zorgde de manier van strijden, gericht tegen Israëlische onschuldigen op Israëlisch grondgebied, voor gemakkelijke repressie van Israël en de VS.

Binnen Israël zien we dat het grootste deel van de niet-zionistische linkerzijde weigerde om de wegenkaart voor vrede te aanvaarden. Toch moeten we vaststellen dat de grootste vredesbeweging binnen Israël, Peace Now, oproept om de erfenis van Yithzak Rabin verder te zetten en te streven naar de creatie van twee aparte kapitalistische staten in Israël en Palestina. Het kleinere Gush Shalom blijft dan weer Arafat steunen. Zij stellen wel dat Sharons motieven voor vrede vals zijn maar verdedigen wel het concept van de wegenkaart voor vrede, dus een kleine zogezegde Palestijnse staat op de Westbank die niet groter is dan 20 procent van het historische Palestijnse grondgebied.

In zijn artikel “De wegenkaart naar nergens (Roadmap to nowhere)” schrijft Uri Avnery, de leider van Gush Shalom en voormalig lid van het Israëlische parlement, dat ondanks zijn weigering om te geloven dat dit plan zal slagen “de doelstellingen zeer positief zijn. Zij komen overeen met de doelstellingen van de Israëlische vredesbeweging: een einde aan de bezetting, het opzetten van een onafhankelijke Palestijnse staat naast de staat Israël, vrede tussen Israël en de Palestijnen en vrede tussen Israël en Syrië en de integratie van Israëli’s in de regio. De wegenkaart voor vrede gaat verder dan de Oslo-akkoorden. In de Oslo-akkoorden zat immers een grote leemte: er werd niet gezegd wat er zou komen na de voorlopige fase. Zonder een duidelijk einddoel, had de voorlopige fase geen nut. Daarom stierven de Oslo-akkoorden met Yathzik Rabin.”

Hij voegt er nog aan toe: “De wegenkaart voor vrede bevestigt dat er een wereldwijde consensus bestaat over deze doelstellingen. Die consensus zal blijven, zelfs wanneer de wegenkaart tot niets leidt. Diegenen die zich nog herinneren dat er 35 jaar geleden slechts een klein groepje van mensen was in de wereld die hierin geloofden, kunnen nu moed putten uit de wegenkaart. Het toont aan dat we strijd om de publieke opinie in de wereld gewonnen hebben. Laten we echter niet overdrijven. Ook in de wegenkaart voor vrede zitten nog enkele gaten. De wegenkaart vertelt ons niet wat de grenzen van de toekomstige Palestijnse staat zullen zijn, noch expliciet, noch impliciet. Over de groene lijn (de bestandslijn tussen Israël en Jordanië voor juni 1967, n.v.d.r.) wordt zelfs niet gesproken. Dat is op zich voldoende om het hele plan in duigen te doen vallen. Ariel Sharon praat over een Palestijnse staat die 40 procent van de Palestijnse gebieden zal omvatten maar dat komt overeen met slechts 9 procent van het Palestijnse gebied onder het vroegere Britse Mandaat. Is er iemand die gelooft dat dit vrede zal brengen?”

Het probleem met de visie van Avnery is niet de juiste vaststelling dat er een verschil is tussen de uitgesproken doelstellingen van de wegenkaart en de realiteit. Het probleem met zijn visie ligt bij de doelstellingen van de wegenkaart zelf. Noch de Oslo-akkoorden noch de wegenkaart voor vrede zijn gebaseerd op de enige vrede die soelaas kan brengen, namelijk vrede tussen het Israëlische joodse volk en het Palestijnse Arabische volk. Een dergelijke vrede kan er enkel komen door een eengemaakte strijd van de joodse en Arabische arbeidersklasse, zowel binnen de groene lijn als op de bezette gebieden. De vooropgestelde doelstellingen van alle voorgaande akkoorden zijn steeds gebaseerd op de veronderstelling dat joden en Arabieren niet kunnen samenleven en moeten gescheiden worden om vrede te bewerkstelligen.

Alle akkoorden stellen steeds dat zij de belangen van de Israëlische nationale bourgeoisie, van de Palestijnse bourgeoisie en die van het Amerikaanse imperialisme dienen. Zij spreken ook steeds over de globalisering van het Midden-Oosten door de creatie van handelszones en vrije kapitalistische markten. Dit betekent goedkope arbeid, een totale aanval op de belangen van de arbeidersklasse en een brutale vernietiging van traditionele economische structuren door privatisering en afbouw van sociale voorzieningen en de welvaartsstaat. Dit zal leiden tot massale werkloosheid, lage lonen, een slecht niveau van gezondheidszorg en onderwijs en een toename van de criminaliteit. Dit zal de Arabische landen armer maken. Ook in Israël zelf zal dit de realiteit worden.

Vrede tussen de werkende massa’s moet daarom gebaseerd zijn op de creatie van regionale en lokale structuren waarin de menselijke noden centraal staan en niet de winsten van de kapitalisten. De Oslo-akkoorden en de wegenkaart voor vrede zullen enkel een economische basis creëren waarbinnen fundamentalistische islamieten en nationalistische zionisten groeien. In een situatie waarin de massa’s blijven lijden en de voordelen van de nieuwe orde verdwijnen in de zakken van een kleine geprivilegieerde laag van de bevolking, zal er geen vrede bereikt worden.

Het is belangrijk om te benadrukken dat zowel de Oslo-akkoorden als de wegenkaart voor vrede gericht zijn op het implementeren van een politieke oplossing die de belangen van het Amerikaanse imperialisme en de zionistische beweging dient, terwijl er geen enkele Palestijnse eis wordt ingewilligd. Avnery schreef hierover: “Israëli’s en Amerikanen hebben zelfs niet geprobeerd om de historische eisen van de Palestijnen in te willigen: een Palestijnse staat op het gehele grondgebied van de westelijke Jordaanoever en Gaza, met Oost-Jeruzalem als hoofdstad en het recht op terugkeer voor Palestijnse vluchtelingen.” We moeten ons daarom de vraag stellen of het wel realistisch is naar vrede te zoeken binnen het kader van kapitalisme en imperialisme.

Er zijn verschillende linkse groeperingen die verschillende alternatieven voorstellen op de wegenkaart voor vrede. Onder kleinburgerlijke Palestijnse groepen is er opnieuw een streven ontstaan om de Palestijnse linkerzijde, seculiere nationalisten en zelfs socialisten bijeen te brengen op basis van een programma van één democratische Palestijnse staat. Ook dit is echter een illusie die allerlei misvattingen verspreidt over de mogelijkheid om de nationale kwestie op te lossen binnen de beperkingen van het kapitalisme. Iedereen weet dat het opzetten van een dergelijke staat enkel mogelijk is door een bloedige oorlog met het Israëlische leger en de grootmachten die Israël beschermen als een zionistische staat. In een dergelijke oorlog zullen diegenen die vechten voor deze oplossing, hoofdzakelijk Arabieren, hoogstwaarschijnlijk verliezen. De laatste twee decennia van guerrillastrijd tegen Israël in naam van het PLO-charter (dat gericht is op een democratische en seculiere staat) kunnen immers samengevat worden met de overgave van de nationalistische burgerlijke Palestijnse leiders aan Israël en de VS.

Door het nationalistische en burgerlijke karakter van haar leiding is de PLO niet in staat, noch onder Arafat noch onder Mahmud Abbas, om te zorgen voor de Palestijnse bevrijding. Het idee om een burgerlijke Palestijnse staat op te zetten die gebaseerd is op de eisen van de Palestijnse beweging is utopisch binnen het kader van het kapitalisme en het imperialisme.

Marxisten die zich enigszins betrokken voelen bij het lot van de Arabische arbeidersklasse kunnen het zich dan ook niet veroorloven om dergelijke nationalistische avonturen te verdedigen. Dit zal immers leiden tot wederzijds bloedvergieten en een nationale catastrofe voor de Palestijnen. De illusies van zogezegde socialistische, marxistische en zelfs trotskistische groeperingen in een democratische en seculiere staat, ontkennen de bittere lessen uit het verleden. Bovendien zal de strijd enkel succesvol kunnen worden wanneer grote delen van de Israëlische arbeidersklasse betrokken worden. Het is echter onmogelijk te verwachten dat joodse arbeiders en jongeren steun zullen geven aan nationalistische burgerlijke eisen van de PLO. De strijd voor socialisme in Palestina kan slechts op gang komen door een massabeweging van de joodse en Arabische arbeidersklasse die streeft naar een samenleving waarin arbeiders en jongeren de plak zwaaien en niet de nationalisten, de kapitalisten en de klerikale fundamentalisten.

De wegenkaart voor de vrede stelt zware uitdagingen voor marxisten in Israël. Recent werd door bijna tweehonderd Israëli’s en Palestijnen een actiegroep opgezet voor de implementatie van het plan. De leiding van de Communistische Partij steunt dit initiatief, ondanks serieuze meningsverschillen onder haar leden over de aard van de wegenkaart voor vrede. Tamar Gozanski, voormalig parlementslid voor de Communistische Partij, zei onlangs op een meeting in Ramallah: “Sharon en Bush proberen ons oude wijn te verkopen in nieuwe zakken. Zij weten beiden dat de overgrote meerderheid van Israëli’s de oorlog, de bezetting en het bloedvergieten beu is. Beiden weten ook dat het onmogelijk is om nog maar een oplossing te overwegen zonder rekening te houden met de creatie van een Palestijnse staat. Maar zij gebruiken enkel holle woorden. Sharon wil kleine Bantustans opzetten en noemt dit een staat. Daarom moeten wij ons verduidelijken en aangeven wat we bedoelen. We moeten bijvoorbeeld niet terugkomen op de grenzen van 1967.”

Alhoewel Gozanski en haar aanhangers zich zeker bewust zijn van de ware bedoelingen van Sharon en Bush, blijven zij het idee opwerpen van nationale zelfbeschikking voor het Palestijnse volk binnen het kader van de huidige sociale en politieke orde in het Midden-Oosten. De illusie dat de Palestijnse bourgeoisie, zelfs de nationalistische vleugel van Yasser Arafat, vrede kan bereiken via onderhandelingen met de zionistische beweging is de jammerlijke uitdrukking van een historische tragedie. De tragedie van diegenen die niets leren uit de bittere lessen van de geschiedenis. Die geschiedenis leert ons immers dat de stalinistische stadiatheorie (eerst nationale bevrijding en pas later sociale bevrijding) steeds weer mislukt.

Marxisten zijn er niet op uit om de Israëlische staat als dusdanig te vernietigen. Zij willen de Israëlische staat wel vervangen door een nieuwe eengemaakte socialistische staat in Palestina. Een staat waarbinnen nationale autonomie wordt gegarandeerd voor de Israëlische en Palestijnse arbeidersklasse. Een dergelijke staat zou deel moeten uitmaken van een socialistische federatie van het Midden-Oosten. Daarom roepen Israëlische communisten de arbeiders en de jeugd van de Communistische Partij op om zich te verenigen rond een revolutionair socialistisch programma en een internationalistische agenda. De Communistische Partij moet heropgebouwd worden rond een socialistische samenleving waarbinnen joden en Arabieren gelijk zijn en in vrede leven. Een socialistische revolutie in Palestina of in eender welk land zal de vlag van het marxisme hijsen en zal zo een nieuwe historische periode inluiden voor alle onderdrukte volkeren, waar ook ter wereld.