Op 23 maart betoogden studenten en vakbonden samen in Leuven met de concrete eis: meer middelen voor hoger onderwijs. Een slagveld was het – gezien de eerder beperkte mobilisatie – niet te noemen, maar de betogers toonden zich in ieder geval strijdbaar en we kunnen de actie op die manier geslaagd noemen. De slogan “Pascal Smet, wij willen meer budget” maakte meteen duidelijk waar de betogers voor stonden. De betoging was een initiatief van de christelijke bediendenvakbond in samenwerking met de socialistische vakbond en verschillende studentenorganisaties. Groene en rode vakbondsvestjes kleurden de straten, maar ook studenten waren goed vertegenwoordigd. Vooral de Katholieke Hogeschool Leuven – gehuld in het wit – was in grote getale aanwezig. Zij werden onlangs geconfronteerd met de aankondiging dat personeel zou worden afgedankt en dat meer kosten zullen worden doorgeschoven naar de studenten.

Begin jaren 1980 werd het budget dat naar onderwijs ging, ingeperkt. Voorheen ging 7 procent van het bruto binnenlands product (BBP) naar onderwijs; vandaag is dat 2,5 procent minder. Het dalende onderwijsbudget heeft nefaste gevolgen, zeker wanneer het aantal studenten door de jaren heen is gestegen. Oftewel: meer studenten worden onderhouden met minder geld. Stijgende inschrijvingsgelden zijn hier een gevolg van. Het gaat echter veel verder dan enkel de studenten. Ook het personeel voelt de daling van het budget: hogere werkdruk, meer prestatiegerichtheid en minder werkzekerheid.

Vandaag zit het kapitalisme in een diepe crisis en worden steeds meer kosten naar de bevolking, zowel studenten als werknemers, doorgeschoven. Het falen van het systeem werd door ons betaald, niet door zij die het veroorzaakt hebben. Banken kregen meteen miljarden toegestopt, en dat alles ten koste van andere sectoren van de maatschappij, zoals het onderwijs.

Met de Lissabonstrategie van de Europese Unie en in haar kielzog het onderwijsbeleid van ex-minister van onderwijs Frank Vandenbroucke werd gestreefd naar de ontwikkeling van een dynamische en concurrentiële kenniseconomie. Met de nadruk op de kenniseconomie zouden we toch kunnen verwachten dat er meer budget naar het onderwijs gaat, maar eerder het tegenovergestelde is waar. In de plaats zien we dat de marktlogica en concurrentiementaliteit binnensluipen. Instellingen en personeel concurreren steeds vaker met elkaar: wie meer levert, krijgt meer geld. De financieringswet zorgt ervoor dat de output belangrijker wordt dan de kwaliteit.

Het streven naar een kenniseconomie heeft nog andere gevolgen. Het kan perfect gebruikt worden door de kapitalisten om een wig te slaan tussen jongeren en ouderen, zeker in tijden van crisis. Een mooi voorbeeld van de verdeel- en heerstactiek die zo vaak toegepast wordt. In de praktijk zien we dat het hoger onderwijs steeds duurder wordt – en dat zal nog een tijdlang blijven doorgaan onder de huidige omstandigheden – met als gevolg dat het onderwijs minder toegankelijk wordt tenzij voor diegenen die het kunnen betalen. Meer mensen zullen dus noodgedwongen vroeger naar de arbeidsmarkt moeten stappen en in competitie moeten treden met de reeds tewerkgestelde werknemers. Voor de kapitalisten is dat het ideale moment om de lonen te verlagen. Als daar nog eens bijkomt dat mensen langer moeten werken – of zoals CD&V onlangs nog voorstelde: een loopbaan van minstens 45 jaar lang – dan zal het resultaat niet rooskleurig zijn. Net zoals men de solidariteit tussen jongeren en ouderen wil wegwerken op het vlak van pensioenen door individueel pensioensparen te promoten, is het onderwijs eveneens een middel om te verdelen en te heersen.

Liever dan een onderwijssysteem gebaseerd op concurrentie en maximale output dat op termijn zal leiden tot een duur, ontoegankelijk en vooral elitair hoger onderwijs, moet het budget verhoogd worden. Opnieuw naar 7 procent van het BBP – waarvan minstens 2 procent naar het hoger onderwijs zonder andere onderwijssectoren te benadelen – was een duidelijke eis van de betogers in Leuven, en dit moet een streefdoel zijn en blijven. Meer mag uiteraard ook. Op termijn moet het onderwijs gratis, democratisch en toegankelijk zijn voor iedereen, zoals door de overheid werd beloofd door het Pact van New York van 1983 te tekenen. Op dit moment is kwantiteit steeds vaker belangrijker dan de kwaliteit, althans wat betreft de output, zoals het aantal publicaties in wetenschappelijke artikelen. Het zou echter beter zijn om meer kwantiteit te hebben wat betreft personeel: meer personeel met goede loon- en arbeidsvoorwaarden kunnen meer kwaliteit leveren, niet enkel wat betreft publicaties, maar ook tot op het niveau van de begeleiding van studenten. Dit laatste, gepaard gaande met meer en betere studentenvoorzieningen, zal op termijn leiden tot kwaliteitsvol hoger onderwijs.

Lees hierhier de speech van professor Eric Corijn, verkozen voor het ABVV in de ondernemingsraad van de VUB namens de BBTK-KUL en ACOD-VUB