In Venezuela werken meer dan 21.000 Cubaanse artsen en 5000 sportleraren mee aan president Chávez' gezondheidsprogramma voor de armere wijken. In ruil krijgt Castro's Cuba goedkope olieleveringen van Venezuela. Journalist Jeroen Kuiper en fotograaf Ronald de Hommel zochten in Caracas uit hoe die uitwisseling concreet werkt, en of de Venezolanen ermee gediend zijn.

Ulysses Hernandez heeft de wind er goed onder. Zijn snerpende fluitje is niet te missen. 'Dames! Even stil zijn graag! Als ik het zeg, tellen we vijf seconden onze polsslag, zoals we dat aan het begin van elke gymnastiekochtend doen. Iedereen bereid?'

Natuurlijk is iedereen bereid. Dat wil zeggen, deze dertig Venezolaanse bejaarden die drie keer per week in de ochtenduren bij elkaar komen, om onder leiding van hun sportleraar Ulysses Hernandez in vorm te blijven. Het bijzondere daaraan: Hernandez komt uit Cuba, als onderdeel van de Mision Barrio Adentro, een overeenkomst die de Venezolaanse president Hugo Chávez met zijn collega Fidel Castro heeft afgesloten. Duizenden Cubaanse sportleraren en artsen zijn de afgelopen jaren naar het Zuid-Amerikaanse land gekomen, in ruil voor goedkope olieleveringen aan Cuba. Daarmee ondermijnt Chávez meteen de Amerikaanse handelsblokkade tegen Cuba, en dat is wellicht niet helemaal onbedoeld. Fidel Castro en Hugo Chávez zijn goede vrienden. Ze ontmoetten elkaar al meer dan tien keer.

De rijke upperclass in Venezuela is woedend is over de komst van de Cubanen. 'We worden door de Cubaanse artsen met het communisme geïnjecteerd!` roepen ze. De bewoners van de eindeloze volks- en sloppenwijken in Caracas zijn echter dolblij met hen. Dat geldt ook voor Andrea Vallona, een 58-jarige buurtbewoonster, die door haar arts naar de gymnastiekbijeenkomsten is gestuurd. 'Ik had last van mijn rug, maar door de oefeningen die we hier doen voel ik me veel fitter.' Ze is dus tevreden over de komst van de Cubanen? 'Natuurlijk! Wanneer mensen iets negatiefs over hen zeggen, verdedig ik hen. Ze zijn goed voor ons. Voordat de Cubanen kwamen, maakte niemand zich druk om ons.'

Luis Alberto Aponte, directeur van het gemeentelijke activiteitencentrum in wijk 23 de enero, is ook blij met de Cubanen in zijn wijk: 'Voor ons staat sport gelijk aan gezondheid, daarom maken ook zoveel sportleraren deel uit van de Mision Barrio Adentro. Soms verwijzen de artsen patiënten door naar de sportleraren, omdat bijvoorbeeld hun bloedcirculatie niet optimaal is. Meedoen aan de sportactiviteiten heeft echter ook een preventieve werking. Vele mensen die hier wonen, bewegen niet genoeg. Vooral voor hen zijn de sportbijeenkomsten van groot belang.'

Spontane paaldans

Op het pleintje achter de troosteloze superbloques, enorme flatgebouwen in 23 de enero, hebben de bejaarden inmiddels hun polsslag opgemeten. Sportleraar Hernandez noteert de polsslag van iedere aanwezige nauwkeurig in een schrift, zodat hij aan het eind van de ochtend, na een tweede telling, de toename in polsslag kan aflezen.

Hernandez, gekleed in rode trainingsbroek en zwart sportshirt, komt uit Guisa, een stadje in het oosten van Cuba. 'Ik ben hier sinds drie maanden en het bevalt me prima. Ik heb een contract voor anderhalf jaar.' Hernandez woont in één van de superbloques, gewoon tussen de mensen met wie hij dagelijks werkt. Zijn familie is nog in Cuba. Volgens hem is de gezondheidssituatie van de bejaarden in 23 de enero duidelijk verbeterd in de laatste jaren. Veel meer vertelt hij niet, omdat de Cubanen officieel geen interviews mogen geven, volgens het ministerie van Informatie 'omdat de oppositiemedia in Venezuela in het verleden uitspraken van de Cubanen politiek verdraaid hebben.'

Hernandez is ook niet gekomen om te praten, maar om `zijn` groep fit te houden. Dat doet hij met verve. Om half negen in de ochtend staan de zestigjarige dames heupoefeningen te doen en met stokken te zwaaien. Om tien voor negen wordt er flink gelachen, wanneer de bal naar achteren moet worden doorgegeven. Het hoogtepunt is echter kort na tienen, wanneer Hernandez zijn muziekinstallatie opendraait en de dames de beentjes in de lucht gooien. De sportleraar zelf lijkt nog de meeste lol in zijn techno-discodans te hebben, maar ook de bejaarde vrouwen doen dapper mee. De stemming is uitgelaten, als Felicitas Jeronez een spontane paaldans doet. 'Deze sportochtenden zijn geweldig', zegt de zeventigjarige even later. 'Sinds we hier kunnen sporten, voelen we ons veel beter. We zijn fitter, we praten meer met elkaar, we zijn vrienden geworden.'

Cuba zien en leven

Aan de andere kant van de stad zit Nelly Carcia, een 34-jarige bewoonster van de sloppenwijk Nuevo Libertador in de wachtkamer van een modulo, één van de duizenden kleine artsenpraktijken die de regering Chávez in de afgelopen drie jaren in de sloppenwijken heeft laten bouwen. 'De Cubanen hebben me geholpen met mijn oogproblemen', zegt ze. 'Ik ben in Cuba aan mijn ogen geopereerd om van mijn staar af te geraken. Daarna mocht ik daar twee weken bijkomen van de operatie. Alles werd betaald: de operatie, de vluchten, het verblijf. Zoiets was onder de vorige regeringen nooit gebeurd. Niemand maakte zich druk om ons, de armen. Zonder onze president Hugo Chàvez waren er nooit artsen naar onze wijk gekomen.' Inmiddels zijn al vele tienduizenden Venezolanen gratis in Cuba geopereerd.

De artsenpraktijk waar Nelly Garcia zit, is klein maar efficiënt. De modulos zien er overal hetzelfde uit: achthoekige gebouwen, opgetrokken uit oranje baksteen, met blauwgeschilderde metalen steunpalen. Ze zijn een symbool geworden voor het nieuwe Venezuela, een Venezuela waar president Hugo Chávez de armen in de sloppenwijken heeft ontdekt en hen met concrete, zichtbare projecten het leven een beetje aangenamer probeert te maken. Op de benedenverdieping bevinden zich steevast een wachtruimte, een apotheekje, een behandelkamer en een spreekkamer voor de – Cubaanse – arts. Diezelfde arts woont meestal op de bovenverdieping van zijn of haar praktijk. Vaak werken er ook nog een Cubaanse sportleraar en een verpleegster.

Geen woorden, maar daden

Volgens Barbara Gonzalez, de vijftigjarige coördinator van het comité de salud, het gezondheidscomitee in Nuevo Libertador, komen er per dag tussen de 30 en de 50 mensen voor een raadpleging langs. 'Vroeger was het hier totaal anders, er was hier helemaal geen gezondheidsvoorzienig. Als je hulp nodig had, moest je naar een militair ziekenhuis, meer dan een half uur verderop. En wie het ziekenhuis niet kon betalen, die werd niet geholpen. Nu is alle gezondheidszorg gratis.' Gonzalez is nu ruim een jaar coördinator van het gezondheidscomité. Ze doet al het werk vrijwillig. 'Ik wil de mensen hier graag helpen.' Het was niet moeilijk om andere vrijwilligers te vinden. In totaal zijn ze met een stuk of tien vrouwen. In de middaguren, wanneer de Cubaanse arts zijn werk in zijn praktijk heeft gedaan en zijn middageten achter de kiezen heeft, helpen ze hem bij zijn tochten door de wijk. Medicijnen worden uitgedeeld, oude mensen worden bezocht. 'En we beslissen ook wie er gratis maaltijden krijgt van het gemeenschappelijke eethuis', zegt Gonzalez met een ernstig gezicht. 'Kom, ik laat het je zien.'

Een paar honderd meter verderop staat een lange rij kinderen en volwassenen voor de deur van een wat verwaarloosd laag huisje. Het schild op de muur is echter nog nieuw: 'Casa de alimentacion', staat erop. Een paar vrouwen met schorten reiken bakjes met eten uit aan de tientallen kinderen, die staan te wachten. Vandaag is een goede dag voor hen: ze krijgen ook nog een pak melk mee. 'We geven dagelijks twee warme maaltijden', vertelt Gonzalez.

De diensthebbende arts in de modula van Nuevo Libertador wil niet met me praten, omdat dit officieel door het Cubaanse gezondheidsministerie is verboden. In Caricuao, een enorme sloppenwijk in het zuidwesten van de stad, heb ik meer geluk. Verscholen tussen smalle steegjes, waar de huizen elkaar boven het betonnen pad bijna raken, bevindt zich de praktijk van Maria Antonia Rudio, een Cubaanse uit Camaquay in het oosten van het eiland. 'Ik ben vijf maanden hier en het bevalt me prima', vertelt ze. 'Waarom ik hier ben? Uit solidariteit natuurlijk. We helpen onze broedervolken in Zuid-Amerika. Ik wist dat de Venezolanen ons konden gebruiken, maar dat de gezondheidssituatie zo slecht was, had ik niet gedacht.' Rudio krijgt een beurs van omgerekend ongeveer 200 dollar per maand. Ze woont in een kamer die een buurtbewoner haar ter beschikking heeft gesteld. Haar praktijk heeft ze in een kamertje naast de woonkamer van haar buurman. Het is typerend voor de Bolivariaanse revolutie van Hugo Chávez: er wordt niet gewacht tot de ambtenaren alles in orde hebben gebracht; er wordt gehandeld.

Een injectie communisme

Waarom heeft Venezuela zoveel Cubaanse artsen nodig? En leidt hun komst niet tot hoge werkloosheid onder de Venezolanen? Claudio Letelier, de directeur van de clinica popular in Caricuao, beantwoordt de vragen gretig. Zijn ziekenhuis is het eerste in Venezuela dat onder het programma Mision Barrio Adentro II functioneert. Het ziekenhuis ziet er goed verzorgd uit, wat niet van de meeste ziekenhuizen in Caracas gezegd kan worden. 'Helaas', zegt Letelier in zijn directeurskamer, 'zijn een aantal medische organisaties in ons land nogal politiek gekleurd, de Venezolaanse Federatie van Artsen (FMV) bijvoorbeeld. Die zijn tegen de komst van de Cubanen. Er zijn echter ook genoeg organisaties die daar niets op tegen hebben. In Caracas zijn een aantal Venezolaanse artsen werkloos, maar op het platteland zijn er vele plaatsen vrij waar geen enkele Venezolaanse arts heen wil. En bovendien is het programma Barrio Adentro zijn Venezolaanse artsen nooit buitengesloten geweest. De meeste Venezolaanse artsen komen uit de upperclass en hebben weinig trek om voor een gering salaris in de gevaarlijke sloppenwijken, ver van het centrum van Caracas, te werken. Toch participeren ook zo`n 1000 Venezolaanse artsen in het programma. Bovendien volgen duizenden Venezolanen een versnelde opleiding van drie jaar, om binnenkort ook in de modulos in de sloppenwijken te kunnen werken. Over ruim twee jaar studeren de eerste 3000 studenten af. Die gaan stuk voor stuk de Cubanen vervangen.'

Letelier leidt me rond door de vier verdiepingen van zijn ziekenhuis. Het ziet er allemaal schoon uit en het is flink druk op de gangen en in de wachtruimtes. 'Dat komt doordat we zo succesvol zijn', verklaart Letelier. 'Afgelopen maand hebben we ruim 43.000 patiënten behandeld. Daarmee zitten we eigenlijk over de grens van onze capaciteit. De afgelopen tijd is het patiëntenaantal met zo`n 25 procent per maand toegenomen. We zijn inmiddels tot over de stadsgrenzen bekend. We behandelen zelfs mensen uit San Fernando de Apure, zo`n 500 kilometer ten zuiden van Caracas. Ze hebben via hun familie over ons gehoord.'

In de kelder van het ziekenhuis, op de afdeling chirurgie, lopen patiënten met hun arm in een mitella,en verpleegsters en chirurgen met lichtblauwe kielen druk door elkaar heen. Terwijl in een kleine operatiezaal achter ons een man aan zijn armen wordt geopereerd, vraag ik Letelier waarom hij directeur van dit ziekenhuis is. Hij kijkt eens om zich heen en vermindert zijn stemvolume. 'Ik kom uit het oosten van Caracas, waar de rijke oppositie woont', zegt hij. 'Ik heb een ultraconservatieve achtergrond. Ik kom uit een familie van grootgrondbezitters. Maar mijn ouders hebben me ook sociale verantwoordelijkheid bijgebracht. Met het gezondheidsprogramma van deze regering kunnen we veel bereiken. Dat wil ik ondersteunen. Daarom ben ik hier directeur.'

Uit: MO*, december 2005, www.mo.bewww.mo.be