De regering van Lula bevindt zich in de diepste crisis van de laatste twee jaar. De corruptie binnen de leiding van de PT [Partido dos Trabalhadores, de regerende Arbeiderspartij n.v.d.r.] leidde tot het ontslag van José Dirceu, Lula’s kabinetchef en hoogste vertegenwoordiger van het ‘partijapparaat’.

De aanklacht kwam van Roberto Jefferson, leider van de Partido Trabalhista Brasileiro (PTB) die samen met twee andere burgerlijke partijtjes, de Partido Liberal en de Partido Progressista, deel uitmaakt van Lula’s coalitieregering. Jefferson verklaarde dat de penningmeester van de PT 12.500 dollar extra loon overhandigde aan parlementairen van deze partijen om steun te behouden voor de regering. Bovendien bekende hij dat zijn partij, de PTB, 1,5 miljoen dollar kreeg van de PT om hun verkiezingscampagne te ondersteunen bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen. Dit geld was afkomstig van privé-bedrijven die genieten van aanbestedingen door overheidsbedrijven. Ook wees hij op corruptie bij het overheidsbedrijf van de Post.

De leiding van de PT heeft de politiek van sociale verandering verlaten en het kapitalisme aanvaard als het enige mogelijke systeem. Ze geven prioriteit aan bedrijfswinsten boven de lonen van de arbeiders. Ze vervolgen boeren die land bezetten. Ze gooien partijleden buiten die weigeren te zwichten voor de bourgeoisie en die de draai naar rechts van Lula en de PT-leiding aanklagen. Als dit je beleid is, dan eindig je echter onvermijdelijk in het net van de politieke corruptie. Het ene vloeit logisch voort uit het andere.

De bourgeoisie stimuleert bewust corruptie binnen reformistische partijen om zo hun leiders te kunnen chanteren en hen te kunnen verplichten hun prokapitalistisch beleid nog te versterken. De regering van Lula heeft twee jaar geleden al serieus besnoeid op de pensioenen. De beloofde landhervorming heeft tot niets geleid. Lula is de grootste verdediger van overheidsbesparingen om in de eerste plaats de enorme buitenlandse schuld van Brazilië af te betalen. Dit beleid begint op steeds sterker verzet te botsen binnen de basis van de partij, maar veroorzaakt eveneens botsingen binnen de partijleiding: tussen Dirceu (die het besparingsbeleid wil afzwakken) en de minister van Financiën Palocci (een schaamteloze agent van de bourgeoisie). Met de aanklacht van Jefferson wil de Braziliaanse bourgeoisie zich van Dirceu afmaken. Hij is als kabinetchef vervangen door Dilma Rousseff. En nu is er een ministeriële wissel met de intrede van een andere burgerlijke partij, de PMDB, die het meest rechts staat in de huidige regering van Lula.

Zoals zonder twijfel blijkt uit onder meer enquêtes beseft de basis van de partij dat de economische macht en de rechterzijde proberen de PT te verlammen en zo een regeringswissel voor te bereiden om opnieuw een rechtse partij aan de macht te brengen. De PT heeft de steun van de vakbond CUT, van de beweging van landloze boeren MST en van de nationale studentenvereniging UNE, die 1 juli een nationale mobilisatie organiseerden “tegen het plegen van staatsgrepen”. Hoewel er in de opiniepeilingen een enorme afwijzing is van de corruptie, behoudt de regering van Lula toch een steun van meer dan 56 procent.

Integere militanten van de PT, die bestaat uit arbeiders en jongeren, moeten de prokapitalistische politiek van Lula aanklagen en een breuk eisen met de burgerlijke partijen in de regeringscoalitie. Het is noodzakelijk zich te verenigen binnen de PT en daar een marxistische tendens te vormen in oppositie tegen de huidige PT-leiding. Binnen de partij moet een echt socialistisch alternatief gesteld worden om zo de meerderheid van de basis te winnen en de PT te heroveren voor de arbeidersklasse en de omvorming van de maatschappij.