De brute behandeling van de 11-jarige Angelica en haar moeder door de Belgische staat vond zijn weerklank in de Verenigde Naties. Daar sprak de president van hun moederland Ecuador, Rafael Correa, op 26 september de Algemene Vergadering toe om de westerse hypocrisie over migratie te veroordelen. “De vrije beweging van goederen en kapitaal op zoek naar maximale winsten” contrasteert volgens hem fel met “de bestraffing van mensen die de vrijheid nemen de wereld rond te reizen om een beter leven te zoeken”. Er bestaan geen ‘illegale’ mensen, besloot Correa.

Tijdens dezelfde zitting van de VN bekritiseerde de president de zogenaamde Millenniumdoelstellingen, die tegen 2015 de wereldwijde armoede willen terugdringen – en waarvan ngo’s nu al zeggen dat we ze niet zullen halen wegens het gebrek aan inzet van de grootmachten. Voor Correa zijn doelstellingen veel te weinig aangezien ze enkel gaan over een minimum aan overleven (vermindering van bv. honger en kindersterfte). Volgens hem zou de wereld zich daarentegen moeten richten op enkele “sociale maxima”, waarbij niet alleen welvaart voorop staat maar ook vrije tijd, bezinning en artistieke creatie.

Dit is een mooi voorbeeld van de tegenstelling tussen liberalisme en socialisme. Het liberalisme stelt enkele zeer minimale maar ‘praktisch haalbare’ standaarden van sociale vooruitgang, die vervolgens in de praktijk niet gehaald worden. Het socialisme biedt een sociale ‘utopie’, die onder het gewone volk zo veel enthousiasme loswekt dat ze beginnen met de ‘utopie’ te verwerkelijken.

Bijvoorbeeld, Venezuela beschikt over een project om artistieke creatie naar de volkswijken te brengen door mensen klassieke muziek te leren spelen in orkesten. Via de Mision Musica bereikt de Venezolaanse overheid momenteel 285.000 kinderen. Het kost jaarlijks 22 miljoen euro. Chavez kondigde onlangs aan dat ze het programma fors gaan uitbreiden. Het is dan ook een groot succes. De oprichter van het project, José Antonia Abreu, stelt: “Armoede betekent eenzaamheid, droefheid en anonimiteit. Een orkest brengt vreugde, motivatie en teamwerk. Dit is een menselijk ontwikkelingsproject.” En de resultaten liegen er niet om. De Britse pers was uitgelaten na een optreden van het Venezolaanse Simón Bolívar Jeugdorkest tijdens de BBC Proms in de Londense Royal Albert Hall op 19 augustus. “In de dertig jaar dat ik elk seizoen van de Proms heb meegemaakt, heb ik nog nooit zoiets subliems gezien”, zei John Douglas, een professor muziek van de Universiteit van Oxford.

Overal waar het project voor “een socialisme van de 21e eeuw” ingang vindt, wekt het begeestering op vanuit de onderkant van de maatschappij. In Ecuador, waar Rafael Correa nog geen jaar geleden verkozen werd, behaalde de president een kletterende overwinning bij de verkiezing voor de nieuwe Grondwetgevende Vergadering op 30 september. De eerste resultaten duiden op ongeveer 70 procent steun voor de partij van Correa. Volgens de peilingen zou hij samen met enkele andere steunende partijen beschikken over 85 zetels van de 130. De rechterzijde haalde een pathetische score met 4 procent voor de PSC, 6 procent voor PRIAN (de partij van bananenmagnaat Noboa, Correa’s grote tegenstander bij de presidentsverkiezing) en 8 procent voor de PSP van ex-president Gutierrez.

Aangezien Rafael Correa een relatieve nieuwkomer is op het politieke toneel, had hij bij de parlementsverkiezingen van 2006 nog geen partij. Als gevolg daarvan is het parlement nog steeds grotendeels bevolkt door een rechtse kliek. Het parlement was sowieso al niet erg geliefd, getuige de talrijke opstanden in Ecuador de afgelopen jaren. Ook nu manoeuvreert het parlement constant tegen het volk en bijgevolg eveneens tegen Correa die de sociale verlangens van het volk symboliseert (lees Het Ecuadoriaanse volk en haar strijd tegen het imperialismeHet Ecuadoriaanse volk en haar strijd tegen het imperialisme). Daarom roept de president op om via de verkozen Grondwetgevende Vergadering het onpopulaire parlement te ontbinden en nieuwe verkiezingen uit te schrijven wanneer de nieuwe grondwet in een referendum is goedgekeurd door twee derden van de kiezers. Zo zal het parlement meer in overeenkomst zijn met de huidige politieke overtuigingen en hoeft de president niet steeds zijn tijd te verliezen met obstakels die de rechterzijde opwerpt via het parlement.

De rechterzijde stelt inderdaad alles in het werk om de belangen van enkele steenrijke families en van de multinationals te beschermen tegen de sociale eisen. Zoals overal beschikken de kapitalisten daarbij over machtige instrumenten. Correa heeft er bijvoorbeeld herhaaldelijk op gewezen dat de belangrijkste televisieomroepen in handen zijn van de bankiers. Eduardo Tamayo schrijft: “Fidel Egas, bijvoorbeeld, is niet alleen de hoofdaandeelhouder van de Banco Pichincha, een van de grootste en machtigste van het land. Hij is ook meerderheidaandeelhouder van Canal 4 (Teleamazonas), een omroep die nationaal uitzendt. Zijn groep is ook eigenaar van de bladen Gestion en Diners. (…) De relatie tussen de bankensector en de media bleek duidelijk toen president Correa een wetsontwerp naar het parlement stuurde om de hoge rentetarieven die de banken aanrekenen te reguleren. Die hoge tarieven stelden hen in staat zeer grote winsten te maken. Bij die gelegenheid hebben de banken, in samenspraak met de media, een agressieve miljoenencampagne gelanceerd om tegen Correa's project in te gaan. Ze verkregen uiteindelijk dat de parlementsleden het voorstel van de president afwezen en een wet goedkeurden die de banken bevoordeelde.” (zie UitpersUitpers oktober 2007)

Voor het kapitaal staat er veel op het spel. Zij vrezen een regering die even moedig als die van Chavez indruist tegen hun belangen. Ecuador heeft de oliegiganten Texaco en Encana aangeklaagd voor kankers en lichamelijke afwijkingen ten gevolge van zware vervuiling. Op 4 oktober tekende Correa een decreet waarmee Ecuador zijn winstaandeel in buitenlandse oliemaatschappijen kan verhogen van 50 procent naar 99 procent. Zo krijgt de overheid meer middelen om sociale projecten te financieren, terwijl die winsten anders enkel de uitpuilende zakken van aandeelhouders zouden vullen.

Ook ecologische bekommernissen staan hier trouwens voorop. Oliebedrijven willen al lang het reservaat Ishipingo-Tambococha-Tiputini (ITT) in het Amazonewoud ontginnen. Het ITT is een regio met uitzonderlijke biologische diversiteit, maar zit op een geschatte reserve van 920 miljoen vaten olie. In wat we gerust een wereldpremière kunnen noemen, beloofde de regering van Ecuador – een land dat voor de helft van zijn buitenlandse inkomsten afhankelijk is van olie – het fragiele ecosysteem onaangeroerd te laten. Daarbij hopen ze wel op een bijdrage van de internationale gemeenschap om dit verlies voor het arme land goed te maken. Het socialisme van de 21e eeuw heft de traditionele ‘tegenstelling’ op tussen welvaart en milieu. De strijd voor een betere levensstandaard en de strijd voor het milieu staan immers voor hetzelfde obstakel: een economie die draait rond de winsten van kapitalisten.