De laatste weken ging het er hevig aan toe in Bolivia. De ontwikkelingen in Latijns-Amerika gaan steeds sneller, het ene regime na het andere komt in crisis en links slaagt erin haar eigen kandidaten aan de macht te brengen. Na een half jaar lijkt ook het rechtse regime in Bolivia niet ver meer van de afgrond. President Lozada moest achttien ministers ontslaan na hevige opstanden. Intussen groeien arbeiders en boeren naar elkaar toe en wint de linkse leider Evo Morales aan populariteit. Wij geven hier verslag van de feiten en enkele tactische overwegingen.

Net zoals de rest van Latijns-Amerika is Bolivia een economische en sociale puinhoop. Zestig procent van de 8,3 miljoen Bolivianen leeft onder de armoedegrens en in rurale gebieden loopt dit op tot 80 procent. Sinds tien jaar is er geen noemenswaardige groei en al vier jaar heerst er een recessie. In 2002 kende de economie wel een groei van 0,7 procent maar die was slechts te danken aan de expansie van de oliesector (groei van 20 procent). De meeste andere sectoren (o.a. mijnen, bouw, fabricage) blijven in recessie. Deze luttele 0,7 procent kan echter de verloren jaren niet goed maken en belandt bovendien hoofdzakelijk in de zakken van (buitenlandse) oliebaronnen. De 'groei' heeft in elk geval geen positief effect gehad op de werkgelegenheid, die verder daalde. De officiële werkloosheid bedraagt 12 procent maar zulke officiële cijfers houden geen rekening met de ondertewerkstelling en bovendien worden enkel de steden verrekend, terwijl er meer werkloosheid heerst op het platteland. Ondanks de forse toename in de uitvoer van olie, daalde de export in zijn geheel met 3 procent volgens het Instituto Nacional de Estadistica. Vandaag bedraagt het handelsdeficit 384 miljoen dollar. De schuld van de banken loopt op tot 26 procent van hun totale portefeuille en de industrie werkt slechts op 51 procent van haar capaciteit.

De patroonsorganisatie Camara Nacional de Industria kondigde in december 2002 aan dat indien de penibele economische situatie verder bleef duren, ze genoodzaakt zijn om 30.000 van de 180.000 industriële arbeidskrachten te ontslaan. Daarbij stelde de CNI dat ze geen verbetering in het verschiet zag. Zelfs de kapitalisten zijn dus zeer pessimistisch over de mogelijkheden van hun eigen systeem in Bolivia. Het land was niet in staat positieve cijfers te halen toen de wereldmarkt boomde enkele jaren gelden. Vandaag heerst er een crisis op de wereldmarkt en verschillende van de belangrijkste handelspartners, bovenal Argentinië, liggen in duigen. Zoals gewoonlijk wentelt de heersende klasse de crisis af op de werkende klasse. Onder het kapitalisme is de toekomst zwart voor arbeiders en boeren in Bolivia.

Evo Morales en de Movimiento Al Socialismo

Vroeg of laat trekken de massa's ook die conclusie. In Latijns Amerika is al enkele jaren opnieuw iets aan het broeien. In een voorgaand artikel refereerden we daarnaar als het moleculaire proces van de revolutie (lees op deze website ‘Het moleculaire proces van de revolutie in Latijns-Amerika’ 14/08/02). Onder de oppervlakte van sociale rust stapelen zich de frustraties, vernederingen en sociale onrechtvaardigheid op in het bewustzijn van de onderdrukten, tot ze plots met geweld aan de oppervlakte komen. De opstand te Cochabamba in 2000 was een eerste verwittiging aan het adres van de heersende klasse (lees op deze website ‘Opstand in Bolivia’ 17/05/00). Op basis van de hernieuwde klassenstrijd konden massaorganisaties groeien en hun invloed verspreiden, in de eerste plaats de Movimiento Al Socialismo (MAS), een linkse partij met een sterke basis onder de arme boeren en aangevoerd door Evo Morales, leider van de cocaboeren. In juli 2002 resulteerde dat in een onverwachte verkiezingsuitslag. Vanuit het niets klom Evo Morales naar de tweede plaats voor de presidentsverkiezingen en zijn partij werd de tweede grootste in het parlement.

Die overwinningen waren enkel denkbaar vanwege de toenemende klassenstrijd van de boeren en arbeiders als reactie op hun onderdrukking en uitbuiting. De MAS ging vooruit omdat zij de eisen vertolkt van de strijdende massa's: de afschaffing van overheidsdecreet 21060 van 1985 (dat de weg baande voor allerlei neoliberale maatregelen), de hernationalisering van de geprivatiseerde bedrijven, stopzetting van het uitdrijven van de cocateelt, om maar enkele eisen van de MAS te noemen. De New York Times (06/07/02) omschreef Morales als "een cocakauwende Aymara-indiaanse leider die de Boliviaanse industrie zou nationaliseren, de betaling van de buitenlandse schuld zou stoppen en een halt zou toeroepen aan de door de Amerikanen gesteunde pogingen om de cocateelt te beëindigen."

Eerder dat jaar was hij al onder druk van de Amerikaanse diplomatie van zijn parlementszetel ontdaan op basis van zijn banden met de opstandige cocaboeren, toen in zo'n opstand drie agenten waren omgekomen. Bij de nadering van de verkiezingen zette de Amerikaanse ambassadeur alles in het werk om Morales te discrediteren. Vanzelfsprekend werd hij in een smeercampagne geassocieerd met drugshandel. Coca is echter een heel normaal gewas in Bolivia en de rest van de Andes, het heeft een hoge culturele waarde en de bevolking gebruikt het voor allerlei aandoeningen (o.a. tegen hoogteziekte) en als thee. Deze teelt bestaat al vele eeuwen en is niet de oorzaak van het cocaïneprobleem in de VS en Europa, wat een probleem is dat door de westerse samenlevingen zelf wordt gecreëerd, zoals de MAS terecht stelt. Maar in overeenkomst met de lijn die ze in Colombia volgen, verklaarde de Amerikaanse ambassadeur Manuel Rocha: "Als een vertegenwoordiger van de VS wil ik het Boliviaanse electoraat eraan herinneren dat jullie de toekomst van Amerikaanse hulp aan Bolivia in gevaar zullen brengen als jullie iemand verkiezen die van Bolivia opnieuw een belangrijke cocaïneproducent hoopt te maken." De VS zouden geen financiële hulp meer geven en hun markt sluiten voor Boliviaanse textiel en aardgas. Manuel Rocha associeerde Morales in één adem ook met – hoe kan het anders – het terrorisme.

Nochtans verhinderde dat niet de klinkende overwinning voor Morales, die op een luttele 1,5 procent eindigde van Gonzalo Sánchez de Lozada, de kandidaat van de heersende klasse en de Kerk, Goñi in de volksmond. Waarop de bourgeoisie zich geconfronteerd zag met een serieus probleem want bij gebrek aan een absolute meerderheid moet het parlement volgens de Boliviaanse wet kiezen tussen de eerste en de tweede. En in het parlement dreigde een alliantie te ontstaan tussen de MAS, de inheemse partij Movimiento Indigeno Pachakuti (MIP) en de Movimiento de la Izquierda Revolucionaria (MIR), samen een meerderheid die Morales dus kon verkiezen tot president. Daarom zette de imperialistische diplomatie alles op alles om de MIR te doen overlopen en een pact te laten sluiten met hun gedoodverfde vijand de Movimiento Nationalista Revolucionario (MNR) van Lozada. Deze laatste haalde het uiteindelijk nipt.

Goñi was al president geweest van 1993 tot 1997, gedurende welke periode hij de auteur was van een grootscheeps privatiseringsproces. Als leider van het mijnbedrijf Comsur is hij een van de rijkste Bolivianen. Door zijn studies in de VS en zijn eerder bewind geniet hij de gratie van het imperialisme. Bij de bevolking is hij echter niet geliefd en hij heeft tal van klachten op zijn naam inzake corruptie en schending van de mensenrechten. Ondertussen zette hij de neoliberale koers van de vorige regeringen voort, trad repressief op tegen de cocaboeren, liet de onderhandelingen met de oppositie slabakken en kondigde nieuwe draconische maatregelen aan. De reactie bleef niet uit. We voorspelden van in het begin dat deze ambtstermijn veel moeilijker zou uitvallen voor Lozada vanwege de sociale mobilisaties. Na enkele maanden is het nieuwe regime al in een diepe crisis.

Een hete winter

Van 13 tot 18 januari vielen er veertien doden, en een honderdtal gewonden en arrestaties. Gedurende 2002 mislukten de onderhandelingen met de overheid keer op keer en de massa's begonnen hun geduld te verliezen. Nadat ze er drie weken voor hadden gewaarschuwd, gingen leerkrachten, (coca)boeren, gepensioneerden en andere verdrukten over tot mobilisaties en wegblokkades. Op 8 januari beten de transportarbeiders de spits af met een 24-urenstaking, terwijl de boeren de wegen blokkeerden. Op 13 januari volgde het protest elkaar op: de werkers van Cochabamba, de cocaboeren van Chapare en La Yungas, de landloze boeren, de gepensioneerden enzovoort. De repressie was hard, 10.000 soldaten werden op de been gebracht. Op 14 maart vermoordde het leger vijf boeren en drie gearresteerde gepensioneerden kwamen om nadat het voertuig dat hen overbracht naar de gevangenis botste met een andere wagen, dat beweert het leger toch. Na deze bloedige tussenkomst nam het verzet verder toe. Werklozen, straatventers, verarmde middenstand en andere onderdrukte groepen vervoegden het protest. De wegen La Paz-Oruro en La Paz-Santa Cruz werden lamgelegd. De universiteit van San Simon veranderde in een slagveld toen de politie op de steun van de studenten aan de demonstranten brutaal reageerde met stokslagen en traangas. In de volgende dagen hield het protest aan en vielen er nog meer doden en gewonden.

Tot dan toe was de grootste vakbondsfederatie, de Central Obrera Boliviana (COB), op de achtergrond gebleven. Haar leiding steunde de mobilisaties slechts in woorden, zonder te mobiliseren voor de acties. Daarbij lieten ze een unieke kans voorbijgaan op een alliantie tussen de boeren en de stedelijke arbeidersklasse in de strijd tegen het kapitalisme. Aldus werkten ze het isolement van de boeren in de hand, wat resulteerde in een soort tijdelijke wapenstilstand.

De reactionaire regering van Lozada maakte van deze pauze gebruik om een nieuw offensief uit te werken. Op 9 februari kondigde ze, in navolging van de richtlijnen van het IMF, een belastingsverhoging aan van 12,5 procent en verdere bezuinigingen in onderwijs en andere sociale sectoren. Daarenboven mogen de lonen niet stijgen in 2003, wat de geringe koopkracht nog meer zal ondergraven wegens de inflatie. De bourgeoisie kreeg daarentegen een verlaging van de BTW en van de belasting op kapitaaltransacties. Zoals gezegd, de crisis wordt afgewenteld op de onderdrukte klassen.

Als reactie kondigde de Estado Mayor del Pueblo, opgericht onder impuls van de MAS en bestaande uit allerlei sociale bewegingen, betogingen aan voor 12 februari. Intussen was echter een van de pijlers van het repressieve apparaat, de politie, in aanvaring gekomen met de regering wegens de weigering tot salarisverhoging. Op de dag van de betogingen vervoegden zij bijgevolg de demonstranten in plaats van aan de andere kant te staan. Het leger beantwoordde de betogers met traangas en kogels. Vanuit helikopters vuurden sluipschutters kogels af op de mensenmassa. De muitende politie schoot terug en er volgde een waar slagveld. Saldo van die dag: achttien doden, waaronder dertien agenten, en nog veel meer gewonden en arrestaties. De volgende dag riep de COB een algemene staking uit, wat uitliep op een nieuwe krachtmeting van de massa met de staat. Zoals de dag voordien eisten de geweren van sluipschutters negen doden. Tot razernij gedreven door de bloedige repressie stak de massa overheidsgebouwen in brand en plunderde ze enkele bedrijven, waaronder Coca Cola. Na deze chaos kondigde de Estado Mayor del Pueblo op 16 februari een wapenstilstand af voor twee weken.

Divide et impera

Om zijn regime van schuld vrij te pleiten schreef Goñi de slachting toe aan een paar "dolgedraaide sluipschutters", hoewel die zogenaamde gekken hun schoten losten vanuit helikopters van het Boliviaanse leger. Na het bevel tot moorddadige onderdrukking van de opstand te hebben gegeven, voelt de staat dat ze de massa alleen maar verder radicaliseert en hoopt ze nu de schuld in de schoenen van individuen te schuiven. De vertegenwoordigers van de imperialisten drukten direct hun solidariteit uit met Lozada: Bush natuurlijk, maar ook de algemene secretaris van de Organisatie van Amerikaanse Staten César Gaviria, de president van Peru Alejandro Toledo en zelfs paus Johannes Paulus II.

Ondanks die steun en zijn manoeuvres zag Lozada zich gedwongen om zijn regering te ontbinden en achttien ministers de laan uit te sturen, hoewel hijzelf (voorlopig) president blijft. De heersende klasse is verdeeld en gedemoraliseerd. Binnen de repressieve superstructuur heerst er verdeeldheid tussen de regering en de politie. De organisaties van het patronaat (de CEPB en de CNI) springen van het ene been op het andere en zijn hopeloos op zoek naar een methode om de massa's in bedwang te houden. Vlak na de slachting riepen ze in hun angst om de aftreding van de regering in haar geheel. Toen bleek dat ze tijd kregen door de wapenstilstand, maakten ze een bocht en eisten ze enkel een verandering van het kabinet van Economie. Ondertussen zochten hun vertegenwoordigers Evo Morales meermaals op om hem te bewerken en via zijn autoriteit het volk tot bedaren te brengen en revolutie te vermijden.

De afkondiging van een tijdelijke wapenstilstand door de Estado Mayor del Pueblo is een godsgeschenk voor de bourgeoisie. Zo kreeg Lozada de tijd om het burgerlijke regime te herschikken en via allerlei manoeuvres de geesten te bespelen en verdeeldheid te zaaien. In zijn onderhandelingen met Morales wekt hij de schijn dat zijn regering toegevingen wil doen aan de (coca)boeren, zodat een deel van de beweging gesust wordt met valse beloften. Vals inderdaad want de economische toestand noch Washington laten dergelijke toegevingen toe. Het idee erachter is de revolutionaire beweging van de arme boeren los te koppelen van de mobilisaties van de arbeiders. De laatste weken waren die twee klassen immers dicht naar elkaar toe gegroeid in hun acties. Ondanks de aanvankelijk gebrekkige mobilisatie van de vakbondstop nam de arbeidersbeweging zeker in februari in grotere getale deel aan het protest. Dat hoeft niet te verwonderen aangezien zowel arme boeren als arbeiders onder het kapitalisme een gemeenschappelijke vijand hebben in de heersende klasse en de staat. Na de remmende werking van de vakbondsleiding werden zij gedurende de februaridagen plots naar het hoofd van de revolutionaire beweging gekatapulteerd door hun achterban en zagen ze zich verplicht om een 48-urenstaking uit te roepen voor 17 en 18 februari.

Er openen zich grote mogelijkheden voor de verspreiding van een socialistisch programma binnen de arbeidersbeweging. De MAS en de Estado Mayor zijn eveneens linkse massaorganisaties, maar heden nog hoofdzakelijk van de verarmde boeren. Kameraad Evo Morales geniet echter een ongelofelijke populariteit onder de verdrukte lagen, arbeiders inclusief, een populariteit die hij heeft gewonnen op straat met zijn moedig verzet. In de MAS en aanverwante organisaties bestaat een enorm potentieel voor marxistische ideeën en voor een duidelijke visie op socialistische omwenteling. Een van die ideeën is dat de arbeidersklasse, door haar rol in de productie en doordat individueel bezit van productiemiddelen een aan haar vreemde gedachte is, de voorhoede dient te zijn in dat proces van socialistische omwenteling. De sleutel daartoe ligt vandaag in Bolivia in de eerste plaats bij de mijnwerkers, de fabrieksarbeiders, de oliearbeiders en arbeiders in andere grote bedrijven. Historisch gezien is de COB de organisatie van deze arbeiders. Tegenwoordig worden de leidinggevende posten bezet door reformisten en verzoeningsgezinde onderhandelaars. Toch dwong hun achterban hen tot radicalere oproepen in februari. Door hun leiders naar het hoofd van de beweging te stuwen testen de arbeiders het programma van die leiding. Is dat programma radicaal genoeg om te beantwoorden aan de eisen? Natuurlijk is de huidige vakbondsleiding niet revolutionair en houden ze er geen werkelijk socialistisch perspectief op na. Het is de taak van de Boliviaanse marxisten om dat programma naar voren te schuiven binnen de massaorganisaties en de COB te transformeren tot de revolutionaire voorhoede van de arbeidersklasse.

De heersende klasse beseft het gevaar van een alliantie tussen arbeiders en boeren. Haar strategie richt zich bijgevolg op het drijven van een wig tussen beide. Zo stelde de vice-minister van Arbeidsrelaties bijvoorbeeld dat de COB "het volk en de arbeidersklasse bedriegt" wanneer haar algemene secretaris Saturnino Mallcu zich verenigt met de MAS. Voorts weigert het Ministerie van Arbeid om de lokale vakbondsleiders legale erkenning te geven met als argument dat ze dit niet meer kunnen omdat de betogers de archieven van het ministerie hebben vernietigd. De syndicale leiders krijgen met andere woorden geen wettelijke bescherming en moeten terug aan het werk gaan. Het patronaat reageerde fijntjes dat deze leiders zonder erkenning op de rand van de wet leven en dus uit hun job ontslagen kunnen worden. Anders gezegd: "Hou jullie koest of…!"

De Estado Mayor del Pueblo maakte daarom een tactische fout door een wapenstilstand af te kondigen. Als gevolg daarvan nam de door de COB afgekondigde algemene staking van 17 en 18 februari niet het massale karakter aan van de vorige mobilisaties. De wapenstilstand gaf aan de bourgeoisie de tijd om op adem te komen, de troepen te verzamelen en een nieuwe strategie te bepalen. Ze kregen de gelegenheid om met hun gespleten tong verdeeldheid te zaaien, de hemel op aarde te beloven terwijl ze zich voorbereiden om de revolutionaire beweging een beslissende slag toe te brengen. Het zou niet de eerste keer in de Boliviaanse geschiedenis zijn dat het leger een coup pleegt en de rangen van links decimeert. De Estado Mayor del Pueblo had er beter aan gedaan samen met de COB de druk op de overheid te houden, ondertussen aan agitatie te doen binnen politie en leger om over te lopen naar de massabeweging en te bouwen aan alternatieve organen van macht. De burgerlijke democratie toont haar limieten. We hebben het recht om te stemmen maar de echt belangrijke beslissingen worden genomen van bovenaf. Het zijn de belangen van de grote banken, de monopolies, de multinationals en het grootgrondbezit die daarbij doorwegen. En desnoods worden die belangen verdedigd met de wapens, zoals vele Bolivianen moesten ondervinden.

Comités obreros y campesinos

De problemen van de arme boeren, het stedelijke subproletariaat, de verarmde middenstand en de arbeiders kunnen vandaag allemaal gevat worden onder één noemer: het kapitalisme en haar verdediger de burgerlijke staat. Er bestaan geen afzonderlijke oplossingen voor alle verschillende categorieën. Elk heeft zeker zijn onderscheiden pijnpunten. Voor de cocateler zijn dat de Amerikaanse richtlijnen, voor de gepensioneerde de corruptie met zijn uitgesteld loon, voor de politie de besparingen, voor de arme boer het gebrek aan goede gronden, voor de arbeider de werkdruk en het loon, voor de student de hoge inschrijvingsgelden. In Bolivia komen zij echter door hun gemeenschappelijke actie tot het besef dat ze slechts kunnen winnen door een eengemaakte strijd. Zoals marxisten het stellen: strijd verhoogt het bewustzijn, praktijk en theorie gaan hand in hand.

Nu is het de taak van de leiding en de militanten om deze eenheid in actie en bewustzijn te smeden tot organisatorische eenheid in instrumenten van strijd. Wij, en in de eerste plaats onze Latijns-Amerikaanse kameraden, ijveren in dergelijke situatie voor de oprichting van arbeiders- en boerenraden in de fabrieken, de wijken, dorpen en scholen. Deze raden of comités kunnen uitdrukking geven aan de aspiraties van de massa's, de strijd coördineren en het politieke bewustzijn verder optillen. Dan zouden ze een alternatieve macht zijn ten opzichte van de burgerlijke democratie. Voor de invoering van een arbeiders- en boerendemocratie!

De revolutionaire bewegingen in de rest van het continent openen de weg voor een internationale alliantie van de verdrukte klassen met als doel de opheffing van het kapitalisme en de nationale staten. Voor een socialistische federatie van Zuid-Amerika!

Meer analyse vind je in de twee Spaanse artikels op www.marxist.com van Demian Marcos, lid van onze Argentijnse zusterorganisatie El Militante.

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 322 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken