Erik Demeester is net terug van een twee maanden lange reis door Venezuela. Hij kon daar rechtsreeks de Bolivariaanse revolutie aan het werk zien. Niet alleen de belangrijke sociale verwezenlijkingen van de regering van Chavez. Want op basis van gesprekken met boerenleiders verwikkeld in een leven of doodstrijd met de landeigenaars, arbeiders die nieuwe vakbonden oprichten en arbeiderscontrole proberen op te leggen en jonge studenten die de oude ondemocratische onderwijsstructuren uitdagen kwam hij tot het volgende besluit: ja er is een echte sociale revolutie aan de gang in Venezuela. Een revolutionair proces vol tegenstellingen maar dat zwanger is van belangrijke nieuwe perspectieven voor Latijns Amerika en ook voor de wereld.

Er is zoiets als een ‘voor’ en een ‘na’ 15 augustus 2004 in het politieke proces aan de gang in Venezuela. Op deze datum vond het herroepingreferendum plaats waarbij de bevolking zich kon uitspreken over het al dan niet verder zetten van het mandaat van de President Hugo Chavez Frias. Het herroepingreferendum was het resultaat van een wanhopig politiek manoeuvre van de rechtse oppositie. Hierbij maakte zij gebruik van een nieuw democratisch recht ingeschreven in de grondwet die stelt dat politieke mandatarissen van het laagste tot het hoogste niveau halverwege hun termijn kunnen afgezet worden in een referendum als hiervoor voldoende handtekeningen worden ingezameld. Tijdens dat referendum in augustus werd de rechtse oppositie voor de zoveelste keer in 7 jaar verslagen. Bijna 60 procent van de bevolking verwierp de vraag voor de herroeping van Chavez na een immense mobilisatie.

Sindsdien zit de rechtse oppositie, gesteund door de plaatselijke oligarchie en Washington in zak en as. De brede revolutionaire volksbeweging daarentegen vierde haar achtste verkiezingsoverwinning op de rechterzijde sinds dat Chavez voor de eerste keer in 1998 president werd. Bij de twee andere pogingen om Chavez uit het zadel te lichten – de militaire staatsgreep van 11 april 2002 en de patronale lock-out van december 2002 tot januari 2003 – moest de rechterzijde ook in het zand bijten.

Alhoewel de rechterzijde hard werd verslagen mag men zeker niet denken dat ze de handdoek in de ring heeft geworpen. Ze wacht betere tijden af om opnieuw toe te slaan. Want de krachtsverhoudingen tillen nu enorm in het voordeel van de Bolivariaanse regering. Twee peilingen in opdracht van een opiniebureau verbonden met de rechtse oppositie in mei en opnieuw in juli dit jaar duiden op een populariteitsgraad van Chavez van 70,5 procent! De gemeenteraadsverkiezingen van begin augustus verzekerden de partijen die de regering steunen 72 procent van de zetels.

De beweging van onderuit

Dat drukt zich ook uit in het organisatieniveau en de mobilisatiecapaciteit van beide kampen. Op 1 mei bracht de nieuwe en jonge revolutionaire vakbond, de Union Nacional de Trabajadores meer dan 1 miljoen mensen op de been in de hoofdstad Caracas. De oude, corrupte vakbond, de CTV die een paar jaar geleden nog de syndicale lakens uitdeelde onder de arbeiders van het land verzamelde diezelfde dag een schamele vierhonderd betogers. Duidelijker kan het niet.

Nadat de ‘inwendige vijand’ verslagen werd op 15 augustus is de massabeweging op zoek gegaan naar nieuwe wegen om de revolutie vooruit te brengen. Een radicalisatie is aan de gang zowel bij Chavez als bij de massabeweging. In tegenstelling tot wat te dikwijls voorgesteld wordt in linkse kringen in het Westen gaat het in Venezuela niet om een onkritische massa mensen die een ‘populistische’ leider Chavez ‘volgt’. Chavez speelt ongetwijfeld een zeer belangrijke rol in het hele proces. Maar van onderuit, diep in de ingewanden van de maatschappij, in de volkswijken op de flanken van het bergketen dat Caracas omsluit, onder de landloze boeren van de binnenlandse ‘llanos’ (de wijde vlaktes) of onder de arbeiders in de zware industrie van Guyana is er een belangrijker beweging van zelforganisatie en bewustmaking aan de gang. Natuurlijk heeft die een band met wat Chavez doet en zegt. De twee delen van het proces, Chavez en de brede massa’s zijn met elkaar verbonden.

Als men een revolutionair proces kan beschrijven als een ‘intrede van massa’s op het politieke toneel’ dan beantwoordt wat ik in Venezuela gezien en gehoord heb hier zeer goed aan. Het meest opvallende hierin is de ‘bevrijding van het woord’ van eeuwenlange onderdrukking. De meest nederige, de politiek meest zwijgzame groepen nemen het woord zoals ze nooit tevoren hebben gedaan of zelfs maar hebben durven dromen. Dat drukt zich uit in een waaier van ad hoc organisaties, initiatieven en acties voor land (zowel in de steden als op het platteland), voor betere infrastructuur, voor huisvesting, voor werk en nu recentelijk ook voor arbeiderscontrole over hun bedrijven.

Het verhoogde engagement is hier ook een graadmeter van. De talrijke ‘misiones’ of sociale programma’s vooral in het onderwijs kunnen rekenen op de vrijwillige steun van letterlijk honderdduizenden mensen, jong en oud. ‘Voluntarios sociales’ heten ze of ‘maatschappelijke vrijwilligers’.

Die sociale hervormingen, het netwerk van ‘misiones’ vormen het meest tastbare en zichtbare verbetering in het leven van de gewone Venezolanen. Deze ‘misiones’ slaan vooral op gezondheidszorg en onderwijs, maar ook op de vorming van coöperatieven en goedkope voedingswaren. Het meest gekende, als het ware het vlagschip, is de mision Barrio Adentro, het project waarbij 20.000 Cubaanse dokters ingezet worden in eerste lijnszorg en integrale geneeskunde in de volkswijken van het land. In ruil hiervoor krijgt Cuba goedkope olie. De olie of beter gezegd de oliewinsten zorgen voor de financiering van de sociale hervormingen. Voor het eerst in de geschiedenis worden de opbrengsten van deze grondstof gebruikt voor het verbeteren van het lot van de 80 procent armen die het land telt. Het komt dus als geen verrassing wanneer men leest dat het laatste jaar dankzij de misiones en de verhoging van het minimumloon het inkomen van de 84 procent armsten met één derde is gestegen (Datos Information Resources-juni 2005). De armoede blijft echter het grootste gedeelte van de bevolking plagen. Teneinde hier fundamentele en permanente verandering te brengen moet er op een grondige manier getornd worden aan de eigendomstructuren die de economische macht in de handen laat van slechts een kleine oligarchie.

Radicalisering

Na 15 augustus merken we dus een radicalisatie van het proces. Deze heeft volgens mij twee keerpunten gekend. Ten eerste heeft Chavez de onmogelijkheid vastgesteld van een derde weg ergens tussen socialisme en kapitalisme. Er is geen uitweg uit de sociale ellende binnen het kapitalisme. Een kapitalisme met een menselijk gelaat bestaat niet. Dat vertelde hij tijdens een internationale vergadering van intellectuelen in Caracas in december 2004 en hij herhaalde dit met meer duidelijkheid tijdens het Wereld Sociaal Forum in Porto Alegre. Sindsdien is dit een thema die hij dag in dag uit herhaalt. Het debat over het socialisme is daarmee begonnen in Venezuela. Dit is geen debat dat beperkt blijft tot de kleine cirkels van intellectuelen of doorwinterde militanten. Het is een ‘straatdebat’ geworden, een thema dat alle discussies en strijdtonelen irrigeert. Op donderdag 13 juli maakte de president de resultaten van een opiniepeiling bekend waaruit blijkt dat de meerderheid van de Venezolanen het socialisme verkiest. Het onderzoek werd door een privaat bedrijf uitgevoerd eind mei - begin juni. De resultaten: 47,9 procent van de Venezolanen verkiest een socialistische regering, terwijl slechts 25,7 procent het kapitalisme steunt. Chavez is zelf nog niet duidelijk over hoe het socialisme moet ingevuld worden, het blijft nog abstract, maar het debat is gelanceerd. Het is de eerste keer sinds zeer lang dat dit debat opnieuw op gang komt.

Het tweede keerpunt is de strijd geweest voor de onteigening, de nationalisatie en het herstarten van de productie onder arbeiderscontrole van de grootste papierfabriek in het land: Venepal. Het bedrijf werd gedurende de patronale lock-out van 2002-2003 gesloten en produceerde sindsdien - op een korte heropening na - nooit meer papier. In januari 2005 werd Venepal bij presidentieel besluit onteigend en onder beheer geplaatst van de arbeiders. Dat werkte aanstekelijk, want kort daarna hervatten de arbeiders van een kleine fabriek (Compania Nacional de Valvulas) die hoogdrukkleppen leverde aan de olie-industrie hun bezetting voor de heropening van hun bedrijf door middel van de nationalisatie onder arbeiderscontrole. Dat behaalden ze eind april.

Op de reusachtige 1 mei betoging dit jaar was het meest opvallende thema die arbeiders meedroegen dat van ‘cogestion’ of ‘medebeheer’. Dit begrip wordt in Venezuela vandaag met verschillende inhouden gevuld worden. Sommigen zien het als een vorm van medebeheer, zoals in Duitsland. Anderen verwijzen meer naar arbeiderscontrole of zelfbeheer van bedrijven na hun onteigening en nationalisatie. Maar in de dynamiek van de Bolivariaanse revolutie is dit geen abstract debat maar een zeer concrete invulling van de opgang van de arbeidersstrijd.

Medebeheer en arbeiderscontrole

In het gigantische aluminiumstaatsbedrijf ALCASA, waar de meest gevorderde ervaring van ‘medebeheer’ plaatsvindt, is het duidelijk dat het ‘medebeheer’ van de arbeiders meer exact betekent: arbeiderscontrole en arbeidersbeheer. In feite heeft een poster die door ALCASA geprint werd als hoofdslogan ‘arbeiderscontrole’ (zie foto). Dit werd duidelijk gemaakt door Edgar Caldera, een vakbondsleider van de arbeiders van ALCASA, in een artikel op 29 mei. “De arbeiders moeten duidelijk verstaan dat ons medebeheer geen wapen mag worden om de uitbuitende kapitalistische productiewijze te verdiepen. We mogen het trieste verhaal van Europa niet herhalen; daar werd het systeem van medebeheer gebruikt om af te geraken van arbeidsrechten en verkregen condities.” (in Alcasa: Cogestión, Control Obrero y Producción, 29 mei 2005)

In ALCASA kiezen de arbeiders zelf de managers. Deze managers behouden hetzelfde loon als voordat ze verkozen werden en ze kunnen steeds herroepen worden. In hetzelfde artikel geeft Edgar Caldera een voorbeeld van hoe arbeiderscontrole bovendien voor een efficiëntere productie zorgt en hoe het komaf maakt met bureaucratie, slecht management en corruptie. Hij legt uit hoe in de Reductie Lijn III (een afdeling van ALCASA) een bedrijf van buitenaf verantwoordelijk was voor onderhoud en herstellingen. In werkelijkheid was dit een bron van corruptie. In de praktijk lag zeven jaar lang 10 procent van de reductiecellen in de lijn stil. In een massabijeenkomst besloten de arbeiders om dit contract ongedaan te maken en het nodige aantal arbeiders aan te werven om de job over te nemen binnen de eigen fabriek. De reparaties werden onmiddellijk uitgevoerd en de productielijn draait nu op volle capaciteit.

Deze ervaring heeft het politieke niveau van de betrokken arbeiders op een veel hoger niveau gebracht. Van 16 tot 18 juni was er een nationale bijeenkomst van arbeiders die ervaring hadden opgedaan met arbeiderscontrole. De bijeenkomst kwam tot erg scherpe conclusies, die in de juiste richting gaan. Dat wat de arbeiders in Venezuela onder ‘medebeheer’ verstaan, is in feite een stap in de opbouw van een socialistische maatschappij. Een van de overeengekomen punten maakt dit meteen duidelijk: “Om toe te voegen aan de voorstellen voor een revolutionair medebeheer: de bedrijven moeten staatsbezit zijn, de aandelen mogen niet onder de arbeiders verdeeld worden. Alle winst moet gebruikt worden om aan de noden van de samenleving tegemoet te komen, dit geregeld via de raden van socialistische planning. Deze raden van socialistische planning moeten gezien worden als organen die de beslissingen uitvoeren van het volk georganiseerd in raden.”

Ook in INVEVAL (voormalige CNV), dat op 1 mei door de regering onteigend werd, rezen moeilijkheden op. De moeilijkheden werden niet door de arbeiders zelf veroorzaakt, maar eerder door de staatsbureaucratie. Tijdens het ondertekenen van de onteigeningsovereenkomst stelde Chavez duidelijk dat de arbeiders een meerderheid moesten hebben aan vertegenwoordigers in het directiebestuur. Nog volgens Chavez moet de ‘Algemene Arbeidersraad’ het hoogste beslissingsorgaan zijn. Toen de vertegenwoordigers van het ministerie voor Volkseconomie echter de voorgestelde statuten van het bedrijf aan de arbeiders voorlazen op 27 juni, werd de deelname van de arbeiders niet vermeld. Een massabijeenkomst van de arbeiders verwierp het voorstel en begon aan een reeks mobilisaties om arbeiderscontrole af te dwingen. Ze werken nu samen met arbeiders uit andere bedrijven die ervaring hebben met arbeiderscontrole. Zo willen de arbeiders hun strijd over de fabrieksgrenzen van INVEVAL heen brengen.

Tenslotte het overheidsbedrijf CADAFE dat elektriciteit genereert en verspreidt. Daar zijn er al van in het begin van de invoering van ‘medebeheer’ spanningen met de managers (de arbeiders gingen over tot arbeiderscontrole om sabotage te voorkomen tijdens de lock-out van de bazen in december 2002). Eerst wilden de managers de arbeiderscontrole beperken door de arbeiders te laten beslissen over allerlei bijkomstige zaken. Ze werden bijvoorbeeld betrokken bij een discussie over de kerstversieringen in een afdeling van het bedrijf in Valencia! De arbeiders en hun vakbonden hebben moeten vechten voor elk beetje arbeiderscontrole waarover ze nu beschikken. Vandaag komen de managers echter met een ander argument: “Er kan geen arbeiderscontrole zijn in strategische industrieën.” Dit argument gaat in tegen de realiteit. Het was net tijdens de lock-out van de bazen dat de oliearbeiders de productie in de oliemaatschappij PDVSA herstelden. Op datzelfde moment vochten de aluminium- en staalarbeiders van de grote fabrieken in Guayana zich fysiek een weg naar de gasinstallaties om de gastoevoer naar hun fabrieken weer op gang te brengen. In diezelfde tijd hielden de Caracas metrowerkers de metro zelf open en de elektriciteitsarbeiders van CADAFE verzorgden de toevoer van elektriciteit en hielden de sabotage van de industrie tegen. Het is in deze context dat Chavez begin juli ook de mogelijke onteigening aangekondigd van 1149 gesloten of slecht werkende bedrijven.

Die beweging naar arbeiderscontrole beperkt zich niet tot de privé bedrijven. In het grote ziekenhuis van de volkswijk El Algodonal in Caracas, waar 2000 mensen zijn tewerkgesteld hebben linkse Bolivariaanse vakbondsmensen het initiatief genomen om er ‘sociale controle’ toe te passen zoals de grondwet het voorschrijft. Concreet was tot dit jaar het personeelsbeleid (hoofdzakelijk het aanwerven van nieuw personeel) in de handen van de bureaucratische vakbond die samenspande met de directie. Om tewerkgesteld te worden in het ziekenhuis moest je betalen! Nu is dit dankzij een intense campagne niet langer zo. De linkse Bolivariaanse vakbond is er in geslaagd een comité te laten verkiezen dat nu het wervingsbeleid bepaald. Het comité, waarvan de leden permanent afzetbaar ziin, is samengesteld uit personeelsleden en mensen uit de omliggende gemeenschap.

Dit experiment wordt nu overgedragen naar andere openbare ziekenhuizen. Bovendien is er nu een nationale beweging op gang in de openbare ziekenhuizen voor de verkiezing door het personeel van de directeurs. De aanleiding hiervoor is dat veel ziekenhuisdirecteurs zich voordoen als grote revolutionairen, maar eigenlijk nog steeds een zeer personeelsonvriendelijk beleid voeren.

Velen van hen behoren tot de rechterzijde. Dat is een fenomeen dat zich in het hele staatsapparaat voordoet. Zeer veel elementen die de Bolivariaanse revolutie vijandig gezind zijn zwaaien er nog steeds de plak en proberen initiatieven van onderuit te breken of de regeringsmaatregelen saboteren.

Wat in Venezuela gebeurt is dus een zeer levendig proces, een revolutionair proces vol tegenstellingen. Maar het is een hoopvolle beweging die - als ze er in slaagt Venezuela te onttrekken aan de greep van Uncle Sam en van het kapitalisme - de toestand in heel Latijns Amerika en de rest van wereld zou kunnen doen veranderen. Het Bolivariaanse Venezuela heeft dus onze solidariteit nodig.