Marxisme for Dummies

Inhoudsopgave

6. Het marxisme na de Tweede Wereldoorlog

De Vierde Internationale

Zoals Trotski voorspelde kwam er inderdaad een Tweede Wereldoorlog. Op deze oorlog volgde ook een revolutionaire golf (Italië, Griekenland, Joegoslavië enzovoort), maar deze werd in het Westen algauw gesmoord door een contrarevolutie in democratische vorm: socialistische en zelfs communistische partijen (ook in België!) namen deel aan regeringen en kregen speelruimte om hervormingen binnen het systeem door te voeren. De welvaartsstaat was de prijs die de verzwakte burgerij moest betalen om een revolutie af te wenden. De economische 'boom' in de jaren ’50 en ’60 schiep de financiële ruimte voor deze hervormingen. De sociaaldemocratie was dus niet zwakker, zoals Trotski dacht, maar juist sterker in de naoorlogse periode. Ook de communistische partijen kwamen versterkt uit de oorlog, aangezien de Sovjet-Unie veel prestige had gewonnen doorheen haar strijd tegen het nazisme.

Trotski was reeds in 1940 door een stalinistische agent vermoord en kon zijn perspectief niet bijschaven. De leiding van de Vierde Internationale kwam in handen van minder bekwame leiders zoals Cannon en Pablo (Michel Raptis), die een sterk gebrek aan strategisch inzicht en democratische zin vertoonden. Ondanks de kritiek van andere leiders, zoals Albert Goldman en Felix Morrow, corrigeerden ze de positie van Trotski niet, maar bleven het foute perspectief op een wereldrevolutie tot in het absurde behouden. Verder hanteerden ze een opportunistische politiek tegenover stalinistische regimes die in onmin met de Sovjet-Unie leefden, zoals het Joegoslavië van Tito, die zelfs als een “onbewuste” trotskist werd omschreven. Aangezien Pablo dacht dat een oorlog tussen de VS en de Sovjet-Unie imminent was en de USSR in deze oorlog de meest progressieve factie zou zijn, pleitte hij voor een strategie van “diep entrisme”; de trotskisten moesten zich in de stalinistische partijen begraven en daar in het grootste geheim hun politieke activiteiten voortzetten. Dit leidde tot nieuwe afsplitsingen en een verdere isolatie van het revolutionair marxisme, wat op zijn beurt een grotere wereldvreemdheid van de trotskistische groepjes tot gevolg had.

Maoïsme en eurocommunisme

De studenten- en arbeidersopstanden rond 1968 botsten op de onverschilligheid van de stalinistische partijen. De interesse voor andere revolutionaire ideeën en organisaties laaide hoog op. De Culturele Revolutie in China vormde een inspiratie voor vele Westerse linkse jongeren die beseften dat het stalinisme een doodlopend pad was. Het maoïsme, maar ook vormen van titoïsme, castroïsme, anarchisme en trotskisme wonnen aan populariteit en nieuwe gauchistische (extreemlinkse) bewegingen schoten als paddenstoelen uit de grond.

Het maoïsme bood echter geen alternatief voor het stalinisme, aangezien het enkel de  ideologische uitdrukking vormde van een de belangen van een laag binnen de Chinese bureaucratie. Het stalinisme is in de eerste plaats een nationalistische ideologie. Toen de stalinistische methode de doctrine van de Chinese communistische partij werd, was het niet meer dan logisch dat deze nationalistische doctrine na de Chinese Revolutie van 1949 een eigen, Chinese uitdrukking kreeg. De Culturele Revolutie van 1966 was een poging van Mao om het stijgende ongenoegen van de massa's tegenover de autoritaire bureaucratie te kanaliseren in zijn voordeel. Hij richtte hun woede tegen de prokapitalistische oppositie binnen het partijapparaat en de bureaucratie, waardoor zijn persoonlijke politieke tegenstanders geliquideerd werden. In België is de PVDA (Partij van de Arbeid) de historische erfgenaam van het maoïsme, hoewel de partij sinds de jaren '90 en vooral na de eeuwwisseling, steeds meer een links reformistische koers vaart.

Andere linkse groepjes beweerden dat de arbeidersklasse geen voortrekkersrol meer speelde en dat zogenaamde 'nieuwe sociale bewegingen' van jongeren, etnische minderheden, vrouwen, homoseksuelen of intellectuelen die rol op zich zouden nemen. In België is de Revolutionaire Arbeidersliga (RAL), later de Socialistische Arbeiderspartij, door deze tendensen sterk beïnvloed. Ook meer anarchistische “grassroots” bewegingen zoals de Provo's kenden een groot succes. Ten slotte trachtten ultragauchistische cellen, zoals de Rote Armee Fraktion in Duitsland en de Brigare Rosse via individueel terrorisme het kapitalisme te ondermijnen en de arbeidersklasse in beweging te zetten. De marxistische methode is echter absoluut tegen individueel terrorisme gekant, aangezien deze strategie de arbeidersklasse eerder naar rechts dan naar links duwt, het kapitalisme niet rechtstreeks ondermijnt en burgerlijke regimes net een excuus geeft om hun repressieapparaat (politie en staatsveiligheid) uit te bouwen. Dergelijke extreemlinkse tactieken hebben dan ook meer gemeen met het anarchoterrorisme dan met het marxisme.

De gebeurtenissen van mei '68 en de onderdrukking van de Praagse Lente in Tsjechoslowakije door het Sovjetrussische leger lieten de Westerse stalinistische partijen uiteindelijk niet onberoerd. Gedurende de jaren '70 en '80 voeren een aantal Europese communistische partijen een onafhankelijkere koers van Moskou. Via een eenzijdige interpretatie van Gramsci's concept van “stellingenoorlog”, stelden ze dat de communistische partijen in het Westen, om sociale hervormingen te bekomen, eerst de culturele en politieke hegemonie van het kapitalisme moesten doorbreken. Hiervoor dienden ze allianties aan te gaan met andere groepen in de samenleving, zoals de middenklasse en de nieuwe sociale bewegingen die in het kielzog van mei '68 het licht zagen. In de praktijk was het eurocommunisme een manier om definitief afscheid te nemen van de ideeën van het marxisme, de klassenstrijd en de strijd tegen het kapitalisme. Tijdens de jaren '80 en '90 ontpopten zelfs de meest rigide stalinistische partijen zich tot reformistische sociaaldemocratische of groene formaties. In België heeft de Kommunistische Partij van België (KPB) zichzelf in 1989 als partij opgeheven en is ondertussen verwaterd tot een opiniebeweging.

De Internationale Marxistische Stroming

Terwijl in de jaren '60 de meeste marxisten de arbeidersbeweging als revolutionaire kracht afschreven en zich volledig op de nieuwe sociale bewegingen richtten, behield een groep van Britse trotskisten haar klasseperspectief. Deze groep werkte binnen de Labour Party en de Young Socialists en werd onder de naam 'Militant' in de jaren '70 en '80 de belangrijkste marxistische organisatie in Groot-Brittannië. De geschriften en ideeën van Ted Grant, een van de stichters van de organisatie, over de naoorlogse periode (de aard van de Sovjet-Unie en van de revoluties in de Derde Wereld; de economische crisis in de jaren '70, enzovoort) vormden een actuele toepassing van de marxistische methode op nieuwe problemen. Op deze theoretische onderbouw kon zich een sterke organisatie verheffen. Militant veroverde de Young Socialists, de jongerenorganisatie van Labour, had zo'n 8000 leden, beschikte over 200 vrijgestelden en verscheidene parlementsleden, beheerste de gemeenteraad van Liverpool en wist eind jaren '80 met de campagne tegen de poll-tax zelfs Thatcher ten val te brengen. Militant begon onder de naam Committee for a Workers International ook contacten te leggen met revolutionaire socialisten elders in de wereld om zo het fundament te leggen van een nieuwe revolutionaire marxistische organisatie. In België leidden deze contacten in het midden van de jaren '70 tot de oprichting van de marxistische tendens Vonk, die vandaag nog steeds in de socialistische partij en arbeidersbeweging actief is.

De omwentelingen in de stalinistische landen eind jaren ’80 en de triomf van het neoliberalisme hadden echter ook hun impact op deze organisatie. Een deel van Militant argumenteerde dat de revoluties in het Oostblok nieuwe revolutionaire mogelijkheden boden. Dit betekende dat Militant de Labour Party diende te verlaten en een onafhankelijke partij moest oprichten die maximaal de radicale omstandigheden zou benutten. Een ander deel van de organisatie stelde echter dat het volgende decennium juist een moeilijkere periode voor het marxisme zou vormen en dat de bestaande posities niet op het spel mochten gezet worden zodat ze in meer gunstige omstandigheden verder uitgebouwd konden worden. Militant diende dus in de Labour Party te blijven.

Aangezien ook in deze organisatie bureaucratische en sektarische neigingen gekropen waren, slaagde men er niet in de politieke discussie op een democratische en serene wijze te voeren en in 1992 splitste Militant in twee facties. De eerste groep verliet de Labour Party en richtte achtereenvolgens Militant Labour, de Socialist Alliance en uiteindelijk de Socialist Party op. Van de grote groei die de leiding van deze strekking oorspronkelijk voorspelde, is weinig in huis gekomen – integendeel, de Socialist Party is slechts een schim van wat Militant ooit geweest is. Haar internationale werking was hetzelfde lot beschoren. In België scheurde de groep Militant-Links zich van Vonk af. Deze factie werd in 2001 tot de Linkse Socialistische Partij (LSP) herdoopt. Campagnes zoals Blokbuster en Internationaal Verzet en haar studentenwerking onder de noemer Actief Linkse Studenten (ALS) hebben de LSP een kern van militante leden bezorgd, maar wegens haar principiële breuk met de sociaaldemocratie en gauchistische koers blijft haar politieke impact op de samenleving gering.

De andere groep vormde oorspronkelijk een minderheid, maar door de juiste perspectieven naar voren te schuiven, wist ze zich na enkele jaren internationaal te herstellen van de splitsing. Niet alleen herstelde deze stroming zich, maar zij wist zich verder uit te bouwen tot bekende revolutionaire stromingen, bijvoorbeeld in Pakistan, Italië en Canada, en zeker ook in de regio waar revolutie nu op de agenda staat, Latijns-Amerika, waar het inmiddels een van de invloedrijkste marxistische strekkingen is. Het is immers in de revolutie zelf dat een revolutionaire organisatie pas echt getest wordt. Vandaag staat deze stroming bekend als de Internationale Marxistische Stroming (International Marxist Tendency: IMT), waarvan de Belgische afdeling gevormd wordt door Vonk. Deze stroming actief in de anti-oorlogsbeweging, de klimaatbeweging, in en rond de PVDA, de vakbeweging en de studentenbeweging. Onder studenten staan wij bekend als Vonk: Marxistische Jongeren.