Plots stonden belangrijke elementen van een echt socialistisch programma in de schijnwerpers van de media! Dit is te danken aan de gooi van Erik De Bruyn naar het voorzitterschap van de SP.a. Intussen staat hij via zijn mediaoptreden bekend als de ‘rode voorzitterskandidaat’.

Zijn opgemerkte prestatie tijdens het duidingsprogramma Terzake heeft dit effect versterkt. Centraal in dit zeven minuten durende vraaggesprek stond – naast de redenen van het electorale verlies aan rechts, het Generatiepact en Marx – de kwestie van nationalisatie ‘onder werknemerscontrole’ en meer in het bijzonder de nationalisatie van Electrabel, het energiebedrijf dat net voor de zomer een forse prijsstijging van 30 procent aankondigde. Zo haalde de campagne van SP.a Rood een ‘oude’ maatregel van onder het stof.

Hoe pertinent blijven nationalisaties aan het begin van de 21ste eeuw? Hier volgen enkele vragen en antwoorden.

Wat is het opzet van nationalisaties?

Het in gemeenschapshanden brengen van bedrijven of nationalisatie is geen doel op zich. Het is slechts een middel om ervoor te zorgen dat bedrijven en hele economische sectoren onttrokken worden aan het winstbejag. Zo kunnen we zorgen dat die bedrijven en sectoren hun activiteit ontwikkelen in functie van het algemene belang en niet voor de privé-belangen van enkelen. In een kapitalistische economie worden producten uitsluitend gemaakt om winst te maken en niet om te beantwoorden aan een maatschappelijke behoefte. Vorig jaar maakte Electrabel samen met Suez 2,3 miljard euro winst. Dat komt neer op 200 euro winst voor elke Belg, kinderen inbegrepen. Een openbaar Electrabel zou kunnen zorgen voor een belangrijke vermindering van de energieprijs en een maximumfactuur. De nationalisatie van de telefoonmaatschappij CANTV in Venezuela begin dit jaar heeft zo bijvoorbeeld geleid tot de onmiddellijke vermindering van de beltarieven met twintig procent. Dat zijn de concrete voordelen van een nationalisatie.

Is een nationalisatie vandaag nog mogelijk in een sterk geïnternationaliseerde economie?

Natuurlijk. Elk land beschikt over de wettelijke middelen om dit te doen. En als het dit niet heeft dan moeten de wetten veranderd worden. Ongetwijfeld zullen de richtlijnen van de Europese Unie ingeroepen worden om dit tegen te houden in naam van de liberalisering van de economie. Maar deze richtlijnen zijn zeer ondemocratisch. De bevolking heeft hier nooit over gestemd. En als er een referendum werd georganiseerd zoals in Frankrijk en Nederland dan wordt dit liberale Europa verworpen. Die richtlijnen beantwoorden aan de belangen van de machtige Europese kapitalistische lobbygroepen. Overal in Europa is de misnoegdheid groot over de liberalisering en de privatiseringen. Er bestaat dus een groot sociaal draagvlak voor nationalisaties en bijvoorbeeld de oprichting van Europese overheidsbedrijven. Een nationalisatie in één land zal ongetwijfeld een gelijkaardige beweging losmaken in andere landen. De internationale uitbreiding is dan ook een belangrijke voorwaarde voor de consolidatie van nationalisaties.

Maar bedrijven in staatshanden brengen zal toch leiden tot inefficiëntie en bureaucratie?

Vooreerst is een bureaucratische werking niet het monopolie van de openbare sector. Veel privé-bedrijven worstelen met ondoorzichtige besluitvorming, zware en logge structuren en gebrekkige motivatie van het personeel. De nationalisatie die wij voorstellen kan je niet gelijk stellen met een bureaucratische overname. Integendeel. De bedrijven en economische sectoren die in overheidshanden terechtkomen, moeten op een democratische manier worden beheerd. Daarom willen wij dat deze ondernemingen onder effectieve controle komen te staan van het personeel zelf, van de consumenten en van democratisch verkozen vertegenwoordigers van de overheid.

Ja, maar als alle personeelsleden ‘ambtenaren’ worden, zullen deze bedrijven niet creatief kunnen zijn. Alle innovatie komt dan droog te staan bij gebrek aan winstmotivatie

Ten eerste trekken we zeer sterk in twijfel dat winstbejag de enige of zelfs de belangrijkste bron van innovatie hoeft te zijn. Dikwijls is de hevige concurrentiestrijd tussen ondernemingen een zware rem op de creativiteit en het initiatief van het eigen personeel. Het creatieve talent van gewone mensen op de werkvloer kan nauwelijks aangeboord worden in een kapitalistische onderneming. Volgens een Britse peiling (1) gedaan door Vodafone, voelde meer dan de helft van alle ondervraagde personeelsleden zich helemaal niet aangemoedigd door de bedrijfsleiding om creatief te zijn of eigen ideeën voor te stellen. 70 procent van de personeelsleden vond dat hun ‘breinwerk’ niet werd beloond. 24 procent vertelt zelfs aan niemand zijn ideeën!

Een van de redenen hiervoor is dat ideeën of suggesties om bijvoorbeeld de efficiëntie te verhogen en dus ook de productiviteit, in een kapitalistische onderneming kan leiden tot afslanking van het personeel. Vandaar het ‘stilzwijgen’ of de ‘gebrekkige creativiteit’. In een democratische beheerd overheidsbedrijf kunnen deze remmingen op innovatie verdwijnen aangezien het de betrokken arbeiders en bedienden onmiddellijk ten goede komt, bijvoorbeeld door de productiviteitsstijging te gebruiken voor arbeidsduurvermindering.

Als ik het goed begrijp zijn jullie geen voorstander van de vrije concurrentie of van de vrije markt? Nochtans vaart de consument er beter bij als er keuze is tussen verschillende producten. Lagere prijzen worden dan in de hand gewerkt. Minder koopkrachtige gezinnen halen hier toch voordeel uit?

Het dogma dat stelt dat de liberalisering van de economie ten dienste staat van de consument werd onlangs doorprikt door niemand minder dan een van de goeroes van het kapitalisme. Dit is wat Suez-bestuurder Etienne Davignon onlangs aan De Tijd (2) vertelde: “De perceptie is dat de energieprijzen zullen zakken als er meer concurrentie komt in België. Ik ben overtuigd van het tegendeel.” Hij heeft spijtig genoeg gelijk. Na de aangekondigde prijsstijging van Electrabel heeft Luminus nu ook een hogere factuur aangekondigd.

Veel mensen denken inderdaad dat de vrije markt garant staat voor een vrije keuze tussen een brede waaier van producten. Een echte vrije keuze is volgens ons echter niet mogelijk in een economie die steeds grotere ongelijkheid in inkomen veroorzaakt. De armoede is in ons land de laatste10 jaar verdubbeld. 15 procent van de bevolking moet het stellen met minder dan 770 euro per maand. Over welke vrije aanschaf van producten beschikken deze mensen in een zogenaamde vrije markt? Echte vrije keuze betekent dat de mensen over een grotere koopkracht beschikken en dat we een permanente democratische controle kunnen uitoefenen over wat en hoe er wordt geproduceerd. De nodige technologie is reeds beschikbaar via computers, internet enzovoort. Vandaag krijgen bijvoorbeeld banken dagelijks duizenden verschillende soorten informaties binnen – in reële tijd – waarmee ze beslissingen nemen op de wereldbeurzen. Vandaag staat die technologie ten dienste van winstbejag. Morgen kan ze ten dienste staan van de meerderheid van de bevolking.

Over welke vrije markt hebben we het eigenlijk? We kunnen onze economie al lang geen vrije markt meer noemen. Monopolievorming en concentratie hebben de vrije concurrentie gefnuikt. De vrije concurrentie, die misschien nog bestond in de 19de eeuw, is in grote mate onbestaande vandaag. In werkelijkheid leidt ‘vrije concurrentie’ naar zijn tegendeel, namelijk monopolievorming, een proces dat Marx zeer goed heeft voorspeld en beschreven in ‘Het Kapitaal’. Teneinde hun winsten te garanderen betrouwen de grote bedrijfsleiders blijkbaar niet veel op de zogenaamde vrije markt.

Vandaag is de economie meer dan ooit in handen van een steeds kleiner wordende groep bedrijven. In de auto-industrie controleren vijf bedrijven 54 procent van de wereldwijde productie van wagens. Een handjevol bedrijven overheerst de oliemarkt. Ook de landbouw ontsnapt niet aan deze trend. Tien bedrijven hebben 30 procent van de commerciële zadenmarkt in hun greep, terwijl tien agrochemische bedrijven 84 procent van de agrochemische markt in handen hebben. 32 grote voedingswinkelketens staan in voor 34 procent van de internationale voedselmarkt. Vandaag staan 300 multinationale ondernemingen en grote banken in voor 70 procent van alle buitenlandse investeringen. De honderd grootste ondernemingen controleren 70 procent van de wereldhandel. De vijftig grootste banken en financiële instellingen controleren 60 procent van het wereldkapitaal.

Men kan deze opsomming verder zetten voor alle sectoren van de economie. Sommige monopolies zijn er zelfs in geslaagd hele sectoren verticaal te integreren. Hiermee controleren zij producten van bij de ‘bron’ (grondstoffen) gaande over de verwerking tot de commercialisering en zelfs de financiering van de aankoop van hun eigen producten. De wereldeconomie is dus geen vrije markt maar een economie overheerst door privé-monopolies.

Als jullie de vrije concurrentie niet zien zitten, wat is dan jullie alternatief?

Vrije kapitalistische concurrentie ruimt best plaats voor een democratisch geplande economie in functie van de sociale en ecologische noden van de meerderheid van de bevolking – de loontrekkenden en hun gezinnen, de kleine boeren, de lagere middenstand enzovoort.

De planning, die al zeer breed wordt toegepast binnen eenzelfde onderneming of monopolie, kan daarom op de hele maatschappij worden overgebracht. Die planning kan gebeuren via democratisch verkozen afgevaardigden op plaatselijk vlak die dan regionaal en nationaal bijeenkomen. Een geplande economie kan natuurlijk niet alles tot in het detail voorzien. De wetten van vraag en aanbod zullen echter in zo’n economie samen met de democratische controle zorgen voor de nodige regulatie van de economie.

Je kan natuurlijk niet plannen wat je niet controleert. Effectieve controle is pas mogelijk als de belangrijkste economische sectoren in overheidshanden komen. Dat is de invulling van een echte socialistische economie: nationalisatie onder democratische controle en bewuste rationele planning voor de behoeften van de meerderheid.

Ik zie het al aankomen, jullie willen het privé-bezit afschaffen!

Nee, dat willen we niet. 95 procent van de bevolking hoeft niet voor zijn privé-bezit te vrezen. Wel vinden we dat de andere vijf procent van de bevolking, die eigenaar is van de grote bedrijven, banken, financiële instellingen en gronden, deze moeten afstaan aan de overheid. Zij zorgen ervoor dat de hele economie en daarom de hele maatschappij onderworpen wordt aan het enge winstbejag met alle gevolgen van dien: groeiende ongelijkheid, ecologische catastrofes, werkloosheid, oorlogen, armoede, uitbuiting, onderdrukking en algemene vermarkting waarin zelfs het menselijk leven herleid wordt tot koopwaar.

Hun controle over de economie gaan ze echter niet vrijwillig afstaan. Nationalisatie van deze grote economische spelers is daarom de enige uitweg. We willen daarbij zorgen voor voldoende tegemoetkoming aan de kleine aandeelhouders. Aan het eigendom van kleine handelaars en ondernemers wordt niet geraakt. Niets wordt echter bekomen zonder strijd. De rijke klasse zal zich niet onbetuigd laten en alle mogelijke registers open trekken om nationalisaties tegen te gaan. Daarom moet de arbeidersbeweging hier goed op voorbereid zijn. De enige weg om een einde te maken aan de onderwerping van ons leven aan het gouden kalf, gaat via nationalisaties en de democratische planning van de economie.

1) Daily Mirror, 6 Juni 2005
2) Tijd, 5 September 2007