Toen Tony Blair het wervelende en fris ogende ‘New’ Labour lanceerde, dacht hij dat hij de zogenaamde ‘Old Labour Party’ diep onder de grond begraven had. Maar tijdens het afgelopen congres van de Labour Party werd het duidelijk dat de oude tradities helemaal niet dood zijn. Blair heeft niet meer het zelfvertrouwen van enkele maanden geleden. Het is pas de tweede keer sinds hij aan de macht kwam dat hij een nederlaag lijdt in zijn eigen partij over een fundamentele kwestie: de deelname van het privé-kapitaal in de publieke sector. Bovendien werd hij bijna verslagen in de discussie over zijn plannen om een oorlog tegen Irak te beginnen! Net zoals in het Trade Union Congress (TUC), een paar weken geleden, zijn we in het congres van de Labour Party getuige van de eerste stappen naar een grote ommekeer in de partij. Reeds voor het begin van de conferentie was het duidelijk dat Blair op de proef zou worden gesteld.

Op de eerste dag van het jaarlijkse congres van de Britse Labour Party werden twee controversiële moties bediscussieerd: één over het Private Finance Initiative (PFI) van de regering en een ander over de oorlog met Irak. Drie van de grootste vakbonden in de publieke sector, UNISON, TGWU en GMB, dienden een motie in die een onderzoek eiste van het rendement van het PFI. Het PFI is eigenlijk een voortzetting van het beleid van de Tories. Het is een licentie voor banken, aannemers en dienstverleners om op een gemakkelijke manier geld te verdienen op de rug van de werknemers in de publieke sector. Het PFI leidt niet alleen tot inefficiëntie en een vermindering van de kwaliteit van de diensten omdat de kapitalisten die de ‘diensten’ leveren er zoveel mogelijk winst willen uit knijpen, maar het is bovendien erg duur.

Voor het nieuwe door het PFI bekostigde ziekenhuis van de stad Edinburgh bijvoorbeeld zou de gemeenschap zo’n 900 miljoen pond, gespreid over een periode van 30 jaar, moeten betalen aan een privé-consortium. Als de regering het echter direct zelf zou bekostigen zou het slechts £180 miljoen kosten! Bovendien zou het ziekenhuis en de grond waarop het gebouwd is via de PFI-formule op het einde van de termijn van 30 jaar toegevoegd worden aan de eigendom van de privé-bezitters waarna ze dit met een mooie winst kunnen verkopen.

Vooral over de overdracht van ‘geprivatiseerd’ personeel van de publieke naar de private sector maken de vakbonden zich zorgen. Dit systeem heeft immers gezorgd voor een splitsing van het personeelsbestand in twee delen en het is onduidelijk of dezelfde rechten en loonsverhogingen van toepassing zijn op deze arbeiders. De motie die een onafhankelijk onderzoek eiste van het rendement van het PFI haalde het met 67 procent van de stemmen. De afgevaardigden verwierpen bovendien een haastig opgesteld document van de Labour Party National Executive dat het PFI steunde. De regering was gedwongen troost te zoeken bij de kiesdistricten, de territoriale afdelingen van Labour waarvan een meerderheid van de afgevaardigden tegen het onderzoek gestemd had. Het zijn dus de vakbondsstemmen die de motie erdoor hebben gekregen.

Kenmerkend voor de gemoedstoestand was het onthaal die de vakbondsafgevaardigden Paul Boateng, de hoofdpenningmeester, gaven toen hij het PFI probeerde te verdedigen. Hij werd uitgejouwd en gehekeld toen hij het debat afrondde. Niet alleen onder activisten, maar onder de hele bevolking is er een sterke en toenemende afwijzing van de betrokkenheid van het privé-kapitaal in de publieke sector. Vele mensen zijn getuige geweest van de rampen en financiële crisissen in het spoorwezen en inmiddels ook in de nucleaire industrie. Ze vrezen bovendien dat de coördinatie van het luchtverkeer de volgende in de rij zal zijn van rampen veroorzaakt door de bemoeienissen van het privé-kapitaal.

De tweede controversiële motie ging over Irak. Het was duidelijk dat de leiding van Labour begon te panikeren over de gang van zaken. Ze trokken hun eigen motie in vooraleer deze zou bediscussieerd en gestemd worden omdat ze vreesden dat ze het niet zouden halen. In plaats daarvan schoven ze een afgezwakt alternatief naar voor, dat inhield dat er voor elke militaire actie de goedkeuring van de VN vereist is. Deze motie werd uiteindelijk aanvaard met 60 procent van de stemmen. De media stelden dat dit een tactische terugtrekking was. Het toont in feite de zwakte aan van de kliek rond Blair als ze zelfs geen steun kan vinden voor haar eigen motie over de oorlog.

Er werd ook een motie bediscussieerd die de oorlog onvoorwaardelijk verwierp. Deze stelde dat militaire actie het lijden van de Irakese bevolking zou vermeerderen en de instabiliteit in het Midden-Oosten zou verergeren. Alice Mahon, MP (member of parliament) van de linkse 'Campaign Group', argumenteerde dat “deze oorlog geen oorlog zou worden om massavernietigingswapens. Het zal de eerste oorlog om olie zijn, gevoerd door de grootste olieconsument van de wereld.” De conferentieafgevaardigde Eileen Sinclair zei dat de VS alles zouden bombarderen en nog meer ellende zouden veroorzaken. Ze stelde dat “het Irakese volk zelf, met de druk van de wereld achter hen, Saddam Hoessein moet afzetten en niet wij, met bommen.” Deze motie werd jammer genoeg verslagen met 40,2 procent van destemmen tegen 59,8 procent . Desondanks kunnen de aanhangers van Blair weinig troost putten uit zo’n nipte overwinning. De 40 procent die voor de motie stemde, toont aan dat er in de Britse arbeidersbeweging een verregaande oppositie is tegen de oorlog. Van de vakbondsafgevaardigden stemde 48 procent tegen de oorlog, tegenover 32 procent van de partijafgevaardigden. Dit is geen toeval.

In het verleden kon de rechtervleugel van Labour rekenen op steun van hun vriendjes aan de top van de belangrijkste vakbonden. Een voorbeeld hiervan is Sir Ken Jackson, de onlangs afgezette algemene secretaris van de AEEU (nu Amicus genoemd). Een voor een werden deze oude leden van de rechtervleugel afgezet. Een nieuwe en meer militante laag komt op de voorgrond en dit vindt een uitdrukking op elk niveau van de vakbondsbeweging. Dit heeft op zijn beurt een impact op de Labour Party. Het is in de werkplaatsen zelf dat de arbeiders de druk voelen. Het proces van radicalisering begint onvermijdelijk in de vakbonden en even onvermijdelijk stroomt dit over naar de Labour Party zelf. Er is een organische relatie tussen de vakbonden en de Labour Party. De partij kan niet immuun blijven voor dit proces. Nu al ontstaat er verzet in bepaalde partijafdelingen. Wanneer de vakbondsactivisten uit hun strijd besluiten dat ze zich ook politiek moeten organiseren, zullen ze de partijafdelingen beginnen te vervoegen en dit zal het verzet binnen de kiesdistricten vergroten.

De voorbije twintig jaar was het stil in de beweging. In deze periode slaagde de rechtervleugel erin om haar greep op de vakbonden te versterken. Dit zorgde op zijn beurt voor een versterking van de rechterzijde binnen de Labour Party en liet Blair toe om zich een weg te banen naar de top van de partij om daar een kapitalistisch beleid te voeren onder de noemer van het zogenaamde 'nieuwe realisme'. In het verleden stonden de kiesdistricten links van de vakbonden en hun moties en resoluties werden geblokkeerd door de vakbondsstemmen. Het voorbije jaar bereikte dit zijn grenzen. Nu verandert het in het tegengestelde.

De radicalisering van de beweging vond eerst plaats in de vakbonden. De oorzaak hiervan is dat de arbeiders strijd dienden te leveren. Eerst tegen de aanvallen van de Tories en dan van Labour. Arbeiders zien de problemen opduiken in de loop van hun dagdagelijkse bezigheden. Gedurende een hele tijd zagen ze geen uitweg. Niemand bood hen een oplossing aan. Nu barst de opeengestapelde frustratie echter uit. Dit heeft geleid tot de verkiezing van een nieuwe generatie jonge, linkse leiders, vol zelfvertrouwen, tot een vermeerdering van stakingen en een groeiend besef van de noodzaak om terug te vechten. De werkende klasse is de aanvallen op haar lonen en werkomstandigheden en de aantasting van de publieke sector zoals de spoorwegen, de scholen en ziekenhuizen grondig beu. John Edmonds, algemeen secretaris van de GMB (niet echt behorend tot de linkerzijde) zei in een recent interview: “de prijs voor het falen van het PFI wordt opnieuw en opnieuw betaald door te snoeien in het personeelsbestand, verslechtering van de kwaliteit en een vermindering van de patiëntenzorg.” Nu Sir Ken Jackson en anderen van zijn soort die als een molensteen op de arbeiders wogen, verwijderd zijn, gaan de vakbonden vooruit. Ze gaan vooruit in de kiesdistricten van de Labour Party. Dit werd aangetoond door de stemming op het Congres. Dit is echter nog maar het begin van een proces dat een hele tijd kan duren. Op dit moment zijn vele afdelingen van de Labour Party nagenoeg leeg. De voorbije jaren keerden vele activisten de partij de rug toe.

Het is ironisch dat een eis die bepaalde linkse sectarische groepjes aan de randen van de beweging naar voor brengen, nu overgenomen wordt door de burgerlijke pers. Deze eis is de verbreking van de band tussen de vakbonden en de Labour Party. Als marxisten zijn we hier altijd ten sterkste tegen geweest. Nu ook de strategen van het kapitaal deze eis naar voor schuiven kunnen we eenvoudig aantonen waarom we dit denkbeeld bestrijden. Waarom wil het patronaat de band verbreken? Omdat ze beseffen dat via de vakbonden een golf van verzet binnen Labour zal ontstaan die de partij van de top tot de basis zal overspoelen. Er was geen probleem zolang de vakbonden een bastion waren van de rechterzijde. Maar nu worden de vakbonden opnieuw als vijanden aanzien. De secten spelen dus in de kaart van het patronaat en de rechterzijde van de arbeidersbeweging door deze eis te steunen. Nu is het niet het ogenblik om de band te verbreken, nu is het tijd om meer en meer vakbondsleden in de Labour Party te zenden. De stemming op het congres bevestigdeNu wordt de dit. De vakbonden kunnen een middel worden om de Labour Party te veranderen!

De commentatoren van de burgerlijke pers stellen ook de kwestie van staatssubsidies aan politieke partijen. Nu wordt de Labour Party grotendeels gefinancierd met geld van de vakbonden. Het invoeren van staatssubsidies zou een manier zijn om de invloed van de vakbonden binnen Labour te verminderen.

Daarom moeten we ons met hand en tand verzetten tegen dergelijke maatregelen die enkel in Blairs kaarten spelen. Tot nu toe moesten we tegen de stroom in gaan met dit standpunt. De stroom begint zich echter langzaam maar zeker tegen Blair te keren. Binnen de vakbonden groeit het verzet. Op het vorige TUC zagen we al een oppositie ontstaan. De leiding won nipt een stemming over de oorlog. Volgend jaar zal de rechterzijde echter het merendeel van haar steun verloren hebben. De slingerbeweging naar links zal leiden tot een radicale verandering van de twee reuzen van de arbeidersbeweging: TGWU en Amicus. Het volgende TUC congres en het congres van de Labour Party zal met een nog grotere oppositie geconfronteerd worden.

De regering Blair komt in een crisisperiode. De effecten van de privatiseringen zullen mettertijd duidelijker worden. De economie gaat een recessie tegemoet. Blair zal niets meer te bieden hebben. Hij en zijn kliek zullen meer en meer in conflict komen met de vakbonden en hun eigen partij. Wat Blair ook zal doen, hij zal niet aan zijn lot kunnen ontsnappen. Hij is een gevecht begonnen met de brandweerlui, de arbeiders van de Londense metro en het gemeentepersoneel, en hij bereidt nog confrontaties met vele anderen voor. Hij predikt loonbeperkingen voor het personeel van de publieke sector, maar gooit met de PFI plannen op hetzelfde moment miljarden ponden in de muil van het privé-kapitaal en de oorlogsvoorbereidingen tegen Irak. Alles wat hij probeert, zal het ongenoegen van arbeiders en jongeren aanwakkeren. In Groot-Brittannië wordt een nieuwe klassenstrijd voorbereid die ervoor zal zorgen dat de Labour Party veranderd en hersteld zal worden als de politieke strijdorganisatie van de werkende klasse.