Sinds de verkiezingen in Hongarije van 8 april, is hoofdstad Boedapest al meerdere malen het toneel geweest van massale protesten. De Fidesz partij van minister-president Viktor Orbán gaat dankzij haar overwinning in april voor de derde achtereenvolgende keer regeren. Niet alleen onder de lokale bevolking leidt dit tot onrust en onvrede; ook vanuit de Europese Unie is kritiek geuit op de Fidesz partij. De kritiek is gestoeld op de manier waarop Orbán campagne heeft gevoerd en hoe het Hongaarse kiesstelsel zijn partij bevoorrecht. Tevens zorgt de opkomst van Fidesz voor kopzorgen in Brussel vanwege zijn provocatieve anti-EU retoriek. Kort na zijn overwinning kwamen er felicitaties binnen van o.a. Geert Wilders, Marine Le Pen en Poolse premier Morawiecki.

Om te begrijpen wat er in Hongarije aan de hand is; is het belangrijk om te kijken naar de politieke ontwikkelingen van de laatste dertig jaar.

Reformistisch falen

Relatief kort na de val van het Stalinisme, koos Hongarije al in 1994 weer voor een 'socialistische' regering. Helaas bleken de socialisten (de opvolgers van de oude stalinisten) net als veel van hun wapenbroeders in de jaren ‘90 afgezakt naar een reformistisch en neoliberaal karakter. Als een reactie hierop, kon Fidesz in 1998 al voor het eerst een poging wagen als regeringspartij. Ze kregen echter geen voet aan de grond en de socialistische MSZP mocht het in 2002 weer proberen. Maar opnieuw stelden ze het eigen volk teleur door bezuinigingen, privatiseringen en andere concessies aan de nieuwe rijke elite. Hier toonde zich een patroon wat we ook in veel andere landen hebben gezien: links kan geen levensvatbaar alternatief bieden omdat het binnen de kaders van het kapitalisme blijft. Hierdoor kan rechts zich profileren als realistisch alternatief dat schoon schip komt maken.

Deze retoriek vindt vooral soelaas bij de conservatieve kernen op het platteland en de lagere inkomensgroepen die zich (terecht) verraden voelen door de linkse partijen. Hiermee heeft Fidesz zich in de afgelopen jaren een sterke positie kunnen verwerven onder het Hongaarse volk. Aan de ene kant kopen ze zich via corruptie in bij rijke oligarchen en beheersen daardoor de media en belangrijke delen van de industrie en het bedrijfsleven. Tegelijkertijd maken ze zich populair met populistische standpunten ten opzichte van de EU, immigranten en corruptie. Viktor Orbán en zijn kornuiten creëren een publiek beeld van zichzelf als redders van de hardwerkende Hongaar die bestolen wordt door de EU, moet inleveren om buitenlandse vluchtelingen op te kunnen vangen en jarenlang is genegeerd en beledigd door de socialisten.

Hiermee nemen ze tevens argumenten over van de extreemrechtse Jobbik partij. Dit is een tactiek die we ook zien in andere landen: kijk naar de VVD die steeds meer op de PVV gaat lijken, of de Britse Conservatieven die de racistische standpunten van de UKIP salonfähig maken.

Wurggreep

Het is niet toevallig dat de protesten tegen de Fidesz-regering zich concentreren in de hoofdstad. Zoals gezegd is Orbán erg populair op het platteland en kleinere steden. Veel politieke tegenstand vindt hij in de grote stadskernen; en daar voelt de bevolking zijn harde hand dan ook het hardst. Wetswijzigingen met betrekking tot openbare media, hervormingen van het kiesstelsel die kleine, nieuwe partijen benadelen en agressieve campagnes tegen buitenlanders, Roma en Sinti gemeenschappen. Bij gebrek aan een echte socialistische partij, zien we daarom nu twee tendensen bij de tegenstanders van Orbán en Fidesz. Het deel van de linkse bevolking dat het zich kan veroorloven, kiest steeds vaker voor emigratie naar het buitenland, een ander groot deel gaat de straat op om zijn onvrede kenbaar te maken. Dit hebben we de laatste weken gezien en dit zal niet ophouden zolang Fidesz het Hongaarse volk in haar wurggreep blijft houden. Het verspreiden van angst en andere groepen tot zondebok maken werkt nooit lang, uiteindelijk merkt iedereen dat progressie en resultaat uitblijven. Maar wat moet er dan gebeuren?

De Oplossing

De Europese Unie blaast hoog van de toren, maar net als met haar stoere praat richting Polen, zijn de dreigementen uiteindelijk zinloos. De EU heeft liever een lidstaat waar corruptie en rechtsextremisme regeert, dan helemaal geen lidstaat. Polen en Hongarije weten dat ook en zullen dit blijven gebruiken om hun eigen machtspositie ten opzichte van het volk te consolideren.

Ook de linkse partijen met hun huidige programma kunnen geen vuist maken. Zelfs als een meerderheid van de Hongaren het vertrouwen in Orbán verliest, dan zullen de reformistische socialisten hen weer teleurstellen om zo nieuw leven te blazen in conservatief-rechts.

De verdeeldheid en gematigdheid van het linkse alternatief moet stoppen. Met een écht socialistische agenda kunnen ze een alternatief bieden aan de werkende klasse, dat zich zowel tegen de rijke elite van Europa keert en de binnenlandse corruptie en economische ongelijkheid aanpakt.

Dit geen gemakkelijke opgave. Hongarije kent een geschiedenis van Stalinistische bureaucratie en autocratische onderdrukking. Daarnaast is er de slechte ervaring met gematigd links, waarbij partijen de arbeidersklasse verraden door middel van bezuinigingen, privatiseringen en het verkwanselen van hun geloofwaardigheid en politieke betrokkenheid aan multinationals en de bureaucratie van de EU.

Zoals altijd moeten we als Marxisten geduldig zijn en onze theorie blijven uitleggen; een theorie die gaat over arbeiderscontrole, directe democratie en een verplaatsing van de macht van de staat naar de arbeidersklasse als geheel. Hongarije kent revolutionaire tradities, het is aan de jeugd om deze opnieuw op te pakken. Tegen Viktor Orbán en Fidesz! Tegen de reformistische linkse partijen! Voor een socialistisch, democratisch Hongarije!