Rudi Kennes, voorman van ABVV - Opel Antwerpen, is al bijna dertig jaar een persoonlijke vriend van mij. Ik ken ook de fantastische ploeg van vakbondsmilitanten die hij in de loop der jaren rond zich heeft verzameld. Daarom weet ik dat de strijd voor het open houden van Opel Antwerpen nog niet gestreden is. Integendeel, die strijd moet nog beginnen. Rudi Kennes en zijn team zullen daarbij tot het uiterste gaan.

Alléén kunnen ze die strijd echter nooit winnen. Opel Antwerpen heeft onze steun nodig. Maar wat ik momenteel vooral zie en hoor is defaitisme, zowel in de politiek als in de media. Volgens de media is de zaak hopeloos, terwijl onze politici zich wentelen in een Calimero-rol: Duitsland is groot en wij zijn klein...

Door dat defaitisme worden de arbeiders van Opel niet geholpen. Is het misschien de bedoeling om hen ertoe aan te zetten hun hoofd zonder tegenstribbelen op het kapblok te leggen? Het defaitisme wordt trouwens beleden met bijzonder gevaarlijke argumenten. Bijvoorbeeld dat de eventuele sluiting van Opel Antwerpen geen economische, maar een politieke beslissing zou zijn. Verkiezen wij socialisten dan 'economische' beslissingen boven politieke? Vinden we dan dat de mens er moet zijn voor de economie in plaats van omgekeerd? Ik dacht van niet.

Een 'economische' beslissing laten primeren in het dossier van Opel betekent dat één of meerdere Europese Opelfabrieken gesloten zullen worden. Dat is louter economisch geredeneerd de meest efficiënte manier om productiecapaciteit weg te snijden. Waarschijnlijk sluit in een dergelijk scenario niet Antwerpen, maar bijvoorbeeld wel Bochum. En laat het nu juist dat scenario zijn waartegen de Europese vakbonden van Opel, en met hen zelfs de volledige Europese ondernemingsraad, zich met hand en tand verzetten. Volgens hen moet de arbeid verdeeld worden over alle huidige Europese vestigingen. En terecht, want het is juist door die internationale syndicale solidariteit dat de werknemers en hun vakbonden kunnen wegen op dit dossier.

De strijd om Opel Antwerpen gaat over meer dan het redden van jobs alleen. De strijd gaat ook over de vraag welke economie we willen, en over het op een maatschappelijk verantwoorde manier aanwenden van technologische innovatie. Hij heeft ook de industriële toekomst van België en Vlaanderen als inzet. Het is daarom niet enkel een strijd van de arbeiders van Opel alleen, maar van ons allemaal, en verdient daarom een breed sociaal en politiek front.

De auto-industrie is in de afgelopen honderd jaar een belangrijke motor geweest van zowel tewerkstelling als van technologische innovatie. Dat zal de komende decennia zo blijven. Het tijdperk van de fossiele brandstoffen loopt ten einde. We staan voor een industrieel-technologische revolutie. Het kan niet de bedoeling zijn dat België zich in die context een belangrijke troef, namelijk een uitstekend gelegen ultraproductief en flexibel assemblageplatform, uit handen laat slaan. Opel Antwerpen is geen steenkoolmijn maar een wissel op de industriële toekomst van België. Alleen daarom al is het sluiten van de fabriek geen optie.

Daarnaast is er de kwestie van de finaliteit van onze economie in haar geheel. Dient die om een kleine groep aandeelhouders te verrijken of om maatschappelijk noodzakelijke producten voort te brengen op een sociaal en ecologisch verantwoorde manier? De productiviteit in de auto-industrie is in de afgelopen decennia enorm toegenomen. Zeker, goedkopere en betere auto's waren het resultaat. Maar het waren wel de arbeiders die deze toegenomen productiviteit moesten betalen met jobs. Opel Antwerpen telde in het begin van de jaren '80 nog 12.000 werknemers, nu nog 2.700. De innovatie heeft vooral werkloosheid geproduceerd. Moeten we ze daarom tegenhouden? Nee, we moeten ze investeren in kortere werktijden en arbeidsdeling, in een kwaliteitsvolle en rechtvaardige samenleving en jobs voor iedereen.

Wat de innovatie nog niet heeft geproduceerd, is de auto van de toekomst. Die rijdt niet meer op fossiele brandstoffen. Het technologisch startschot daarvoor dateert ondertussen al van de jaren '70 van de vorige eeuw. De technologie om vandaag op kleine schaal en morgen op grote schaal hybride en zelfs volledig elektrische auto's te maken, is er. De projecten verdwenen echter steeds weer onder het stof telkens de olieprijs daalde.

De imperatieven waren economisch en financieel van aard, niet maatschappelijk.

Overheidsinmenging is er in de Verenigde Staten en Duitsland op massale schaal. General Motors in de VS en Opel in Duitsland werden de facto genationaliseerd. Anders was er van GM nu al geen sprake meer geweest. De vraag is dus niet of overheidsinmenging in de auto-industrie te verantwoorden is. Ze is een feit, en ze is noodzakelijk. De vraag is welke doelen ze moet dienen: het redden van private aandeelhoudersbelangen of een sociale en ecologische auto-industrie? De private sector heeft sedert de lancering van de T-Ford in 1908 honderd jaar de kans gekregen om die uit te bouwen en is daar niet in geslaagd.

Het zijn niet de socialisten die Opel Antwerpen in gevaar brengen met ideologische dogma's. De rechterzijde doet dat wel: door vast te houden aan het dogma dat alleen maar de private sector auto's kan, mag en zal bouwen, en dat overheidsgeld - ons belastinggeld - alleen maar een rol kan spelen in het lokken van private investeerders. Het lot van Opel Antwerpen wordt daardoor beslecht in de hoofdkwartieren van buitenlandse multinationals.

En waarom zou overheidsinbreng per definitie 'log' of 'bureaucratisch' moeten zijn? Laat de werknemers van Opel zelf doen waar ze goed in zijn: auto's bouwen. Ze hebben daarvoor echt geen buitenlands hoofdkwartier nodig. Werknemerscontrole zal het beter doen dan de logge bureaucratie van een multinational, op voorwaarde dat de overheid voluit investeert in research en ontwikkeling.

In plaats van zich te beklagen over een krachteloze Europese Commissie of over de politieke beslissingen in andere landen is het nu hoog tijd om in België zelf een politieke beslissing te nemen. Die beslissing moet kort en krachtig zijn: wij houden Opel Antwerpen open. Wij zorgen ervoor dat hetzelfde aantal arbeidsplaatsen op dezelfde plaatsen (Opel en onderaannemers) en onder minstens dezelfde arbeidsvoorwaarden gegarandeerd blijft. Hoe dan ook. Samen met de private sector als het kan, en alleen als het moet.