Het is nu al meer dan een maand na de parlementsverkiezingen van 18 mei ll. en ondertussen zijn de grote lijnen van de onderhandelingen over een nieuwe regering bekend. Bovenaan de agenda staat de werkgelegenheid. Eind mei 2003 waren er in ons land immers 500.857 niet-werkende werkzoekenden. Dit is 10,1 procent meer dan een jaar geleden. Voor wie de berichtgeving over herstructureringen, faillissementen en bedrijfssluitingen in de kranten opvolgt, is dit geen verrassing. Het gaat slecht met onze economie. Tegen een achtergrond van een economische recessie waarbij productiecapaciteit wordt afgebouwd, leiden automatisering, informatietechnologieën, nieuwe arbeidsorganisatorische methoden op hun beurt tot productiviteitsstijgingen waarmee de bedrijven meer winst willen realiseren met steeds minder personeel. Het lijkt wel alsof er steeds minder mensen mogen delen in de welvaart. Laten we dus eens kijken wat de verschillende partijen die deel zullen uitmaken van de volgende regering voor ons in petto hebben.

De werkgelegenheid creatief aanpakken?

Formateur Guy Verhofstadt stelt twee kernwoorden voor de toekomst van België: creativiteit en solidariteit. Vooral twee selectieve lastenverlagingen (750 miljoen euro in 2004 en opnieuw 750 miljoen euro in 2005) moeten helpen om 200.000 jobs te creëren. Tegen het einde van de regeerperiode moeten er 4,4 miljoen banen zijn. De lastenverlaging zou worden toegekend aan vijf doelgroepen: laaggeschoolden (onder wie jongeren), deeltijdse banen, kenniswerkers, ouderen en werknemers in de zorgsector. Hierbij wil men de zogenaamde patronale bijdragen aan de sociale zekerheid afschaffen. De patronale bijdrage is echter het onrechtstreekse of sociale loon van elke arbeider of bediende dat naar de sociale zekerheid gaat! De benaming patronale lasten is daarom totaal ongerechtvaardigd.

Veel creativiteit vinden we hier alvast niet terug. Het is allemaal lastenverlagingen wat de klok slaat. Alle actoren op het politieke veld, ook de socialisten, delen de analyse dat het probleem van de werkloosheid een probleem van een productiviteitskloof is. Veel arbeid zou in verhouding tot haar toegevoegde economische waarde structureel te duur zijn in continentaal Europa. Dit zou vooral te wijten zijn aan de hoge minimumlonen. Verder kennen de Europese landen sterk uitgebouwde welvaartsstaten die gefinancierd worden door sociale bijdragen op de lonen. Deze twee factoren, de hoge feitelijke minimumlonen en de hoge parafiscale druk, zouden aan de basis liggen van de relatief zwakke effectieve vraag naar lagergeschoolde arbeid. Om de vraag naar laaggeschoolde arbeid te stimuleren, wordt heil verwacht van maatregelen zoals structurele lastenverlagingen, tijdelijke aanwervingssubsidies en afdrachtskortingen enzovoort.

Enkel de mate waarin zo’n lastenverlaging wordt doorgevoerd en de manier waarop zorgt nog voor discussies tussen de partijen. Ze zijn het er verder wel allemaal over eens dat onze lonen te hoog zijn en dat wij te veel sociaal beschermd zijn. Het is maar dat we het weten!

Lastenverlagingen: een kwestie van solidariteit?

Aangezien alle partijen ons vertellen dat de bedrijven niet meer willen investeren in onze regio omdat wij te veel verdienen en wij te veel sociaal beschermd zijn, roept men de mensen op om solidair te zijn. Vooral de werkende mensen moeten hun eisen matigen om de tewerkstelling en de welvaart overeind te houden. Hierbij vertelt men ons dus niet alleen dat wij te veel verdienen en te veel sociaal beschermd zijn maar ook dat de bedrijven voor meer tewerkstelling en voor meer welvaart zullen zorgen als wij minder verdienen en minder sociaal beschermd zijn. Dat is een op zijn minst gezegd krasse redenering die nader onderzoek verdient.

Zo lijkt het ons interessant om eens te kijken wat de sociale wetenschap over deze problematiek te vertellen heeft. Onze regering voert immers reeds geruime tijd een beleid van loonlastenverlaging en het is net die sociale wetenschap die het beleid evalueert en een wetenschappelijke fundering geeft.

Wat heeft die sociale wetenschap ons dan wel te vertellen? Zowat alle beschikbare evaluatiestudies suggereren dat de netto-tewerkstellingseffecten van selectieve tewerkstellingssubsidies voor langdurig werklozen en andere zwakke groepen op de arbeidsmarkt klein zijn. Voor elke honderd werklozen die aan een job geraken via een lastenverlaging, zal minstens 50 tot 70 procent van de gesubsidieerden ook zijn aangenomen zonder de subsidie. Kijken we in België naar het jongerenbanenplan, dat in 1993 werd geïntroduceerd en een vermindering voorzag van patronale bijdragen voor elke aanwerving van een min-26-jarige die minstens zes maanden werkloos was, dan moeten we vaststellen dat kortdurig werkloze jongeren hun tewerkstellingskans na de introductie van het plan merkbaar zagen verminderen.

De netto tewerkstellingsimpact van selectieve loonkostsubsidies is dus gering – in de orde van 10 procent – maar daar tegenover staat een substantiële minopbrengst voor de schatkist of de sociale zekerheid. Een groot gedeelte van de gederfde inkomsten vloeit feitelijk naar ondernemers. Verder tonen studies ook aan dat gesubsidieerde tewerkstelling op zich niet volstaat om de tewerkstellingskansen van werklozen te verbeteren. Meer nog, een periode van gesubsidieerde tewerkstelling kan zelfs een negatief effect hebben op latere tewerkstellingskansen.

Loonlastenverlaging: de toekomst van de winsten?

Hiermee lijkt de vraag of de bedrijven voor meer tewerkstelling en meer welvaart zullen zorgen in ruil voor loonlastenverlagingen gewoonweg ridicuul. Waarom proberen alle partijen ons dat dan wijs te maken?

Uit de cijfers van Trends Top 30.000 blijkt dat ons land toch wel een fiscaal paradijs is voor coördinatiecentra van multinationals, holdings en intercommunales die amper belastingen op hun winst moeten betalen en dus amper geld in de schatkist storten. Het gevolg is dat 78 procent van de inkomsten die de staat binnenrijft via de vennootschapsbelastingen door 'gewone bedrijven' opgehoest wordt, en dat terwijl hun aandeel in de totale winst die de hele bedrijfswereld realiseert maar 39 procent bedraagt.

De 30.000 grootste bedrijven van het land realiseerden in 2001 een totale omzet van 475 miljard. Dat is een toename van 4,2 procent in vergelijking met 2000. De winsten van de bedrijven daalden echter in 2001, toen de economische conjunctuur begon tegen te vallen, met gemiddeld 9,6 procent tot 20,7 miljard euro. En daar is het natuurlijk om te doen. De grote holdings en multinationals zien hun winsten dalen door hun onderlinge concurrentie en proberen die te verhalen op de rug van hun werknemers.

Wil dat dan zeggen dat wij te veel verdienen en te veel sociaal beschermd zijn, zoals altijd beweerd wordt? Natuurlijk niet. De honger van het winstmonster stopt echter nooit. Dus moeten wij het maar blijven voeden door in te leveren. Als we hier solidariteit moeten inroepen, lijkt het ons dan ook eerder aangewezen dat de bedrijven worden aangesproken. Wij produceren immers met zijn allen een enorme rijkdom maar moeten vaststellen dat er steeds minder van die rijkdom voor de gemeenschap overblijft. Misschien omdat de bedrijven met een steeds groter deel van de koek gaan lopen? Wij zien de oplossing eerder in een drastische vermindering van de arbeidstijd (naar 35 en dan 32 uur per week). Ook moet de productiviteitswinst van nieuwe investeringen aangewend worden om de werktijd te verkorten en de werkdruk te verminderen, zodat deze arbeidstijdverkorting niet gepaard gaat met loonverlies.

Nu Stevaert het niet kan nalaten om ons er op te wijzen dat hij naar de mensen luistert, kunnen we hem hier misschien eens op wijzen. Want of de socialisten de feiten rond loonlastenverlagingen kennen of willen kennen, we zullen het debat met hen moeten aangaan. Van de liberalen moeten we niet veel heil verwachten, het debat zal binnen de socialistische beweging gevoerd worden.

Aan de Universiteit van Antwerpen is reeds in 2000 een schitterende studie verschenen die een bundeling maakt van het weinige evaluatiemateriaal dat beschikbaar is rond loonlastenverlagingen. Een vernietigend oordeel dat elke argumentatie pro overbodig maakt. Laten we Stevaert ermee rond de oren slaan, misschien luistert hij wel! En anders moeten we hem maar doen luisteren. (lees: Met een subsidie aan het werk. Wat leert het evaluatieonderzoek?Met een subsidie aan het werk. Wat leert het evaluatieonderzoek? of Het subsidiëren van laaggeschoolde arbeid, of: de actieve welvaartsstaat tussen droom en daadHet subsidiëren van laaggeschoolde arbeid, of: de actieve welvaartsstaat tussen droom en daad)