De zaken veranderen snel in Duitsland. In september 1998 scoorde de SPD een massale overwinning in de verkiezingen voor de Bundestag, waar ze de burgerlijke coalitie die onder leiding van Helmuit Kohl gedurende zestien jaar aan de macht was geweest, naar de oppositiebanken verwees. De nieuwe rood-groene coalitie van kanselier Schröder wekte grote verwachtingen op bij miljoenen arbeiders, werklozen, gepensioneerden en jongeren. In de afgelopen periode strompelen zowel de SPD als de Groenen van de ene electorale catastrofe naar de andere. Na een vier maand durende verkiezingsmarathon die begon met de Europese verkiezingen in juni 1999, bleek het verlies van de SPD in de laatste tussentijdse verkiezingen op 10 oktober in Berlijn kleiner dan verwacht. De Schröder-gezinden en het partijapparaat van de SPD zagen hierin een positief teken van stabilisering. Toch is 22,4% van de stemmen maar een zeer mager beestje in de stad van Willy Brandt waar de SPD in de jaren '50 en '60 absolute meerderheden behaalde. Het was daarenboven het slechtste verkiezingsresultaat sedert de Tweede Wereldoorlog.

Oppervlakkige waarnemers zouden kunnen concluderen dat het electoraat zich terug naar de christen-democraten van Kohl wendt. De christen-democraten scoorden in vrijwel alle deeltijdse verkiezingen bijzonder goed en wisten sociaal democratische machtsbasissen zoals Hessen en Saarland te veroveren, evenals de gemeentehuizen van belangrijke steden zoals Keulen, Düsseldorf en Essen. Indien deze trend zich verder zet en de SPD ook haar machtsbasis verspeelt in Noordrein-Westfalen en Schlesweig Holstein in de komende lente, dan zit de regering Schröder in bijzonder lastige papieren.

De christen-democraten lijken de meest stabiele en sterke burgerlijke partij van Europa en hebben zich snel weten te herstellen van hun historische nederlaag van 1998. Toch zijn de verkiezingsresultaten van de laatste maanden geen weerspiegeling van een enthousiasme voor het CDU, maar veeleer een uitdrukking van de teleurstelling en frustratie die de regering Schröder opgewekt heeft.

De recente deeltijdse verkiezingen waren allen gekenmerkt door een lage opkomst. In sommige belangrijke stedelijke gebieden waren die vergelijkbaar met Britse of Amerikaanse toestanden: een opkomst die lager was dan 50%. Van een belangrijke miljoenenzwaai naar de christen-democraten was zeker geen sprake. In Brandenburg en Saarland is het aantal mensen die niet kwam opdagen verdubbeld in vergelijking met de parlementsverkiezingen van 1998. De christen-democraten slaagden er veel beter in dan de sociaal-democraten om hun electoraat te mobiliseren. In vergelijking met het aantal kiezers in de verkiezingen van 1998 verloor de SPD:

26% in Hessen in februari

38% in Bremen in juni

59% in de Europese verkiezingen

31% in Saarland in september

61% in Thuringen in september

71% in Saksen in september

53% in Berlijn in oktober

Daarbij komt dat in de Oostkantons van Thuringen, Saksen, Brandenburg en Oost Berlijn de PDS (de voormalige communisten die met de vorige twee verkiezingen 5% konden bereiken en zich hiermee konden stabiliseren)stemmen won van de SPD. In Thuringen benaderde de PDS voor het eerst de score van de SPD en in Saksen scoorde de SPD minder dan de helft van de PDS. Dit toont aan dat wanneer er een sterke en gevestigde partij bestaat links van de SPD (en geen kleine sektarische groep), die daarenboven brandende vraagstukken naar voor brengt die leven bij arbeiders, werklozen, eenoudergezinnen e.d., met slogans over "sociale gelijkheid", ze grote winst kan boeken.

De PDS blijft evenwel hoofdzakelijk een partij van het Oosten en heeft nog maar 3000 leden in het Westen gewonnen (tegenover 85.000 in het Oosten). Hoe dan ook, zowel in de verkiezingen in West Berlijn als in de gemeenteraads-verkiezingen in het industriële hart van het Westen, Noordrein Westfalen, boekte de SPD vooruitgang en won ze tientallen gemeenteraadsleden(meer dan 4% in Duisburg). Elders in West Duitsland (zoals in Saarland)blijft de PDS steken op 1% van de stemmen.

Marxisten hoeven zich uiteraard niet te verbazen over het feit dat een regering onder leiding van Blair-adept Schröder, die het kapitalisme en liberalisme fervent verdedigt, in zware moeilijkheden geraakt en de arbeidersklasse en linkse aanhangers de gordijnen injaagt. De grote verrassing is de snelheid waarmee dit gebeurde. Onder druk van de partijbasis en de vakbonden bevatte het verkiezingsmanifest van de SPD enkele duidelijke verklaringen betreffende een ommekeer in de politiek van bezuinigingen en aanvallen op de werkende bevolking die de regering Kohl kenmerkten. Juist deze punten werden steeds met veel gejuich en applaus onthaald op de verkiezingsmeetings en wekten een gevoel op van "het is tijd voor een verandering". Maar het partijmanifest vermeldde ook dat hervormingen onderworpen waren aan de strikte vereisten van de overheidsbegroting. Hierin kon men al lezen dat na een wittebroodsperiode de politiek van bezuinigingen al snel terug op de dagorde zou verschijnen.

De verkiezingen in Hessen in februari vormden het einde van de wittebroodsperiode van de Schröder regering. De christen-democraten slaagden erin op basis van een racistische campagne een kleine, onverwachte overwinning te boeken en de regering van de deelstaat over te nemen. Hun ambitieuze en reactionaire leider Koch had campagne gevoerd met slogans over gezag en orde en sprak zich vooral uit tegen de dubbele nationaliteit voor migranten. Dit laatste was een relatief progressief wetsvoorstel van de regering Schröder dat al lang in orde had moeten zijn, waarbij migranten de Duitse nationaliteit konden aannemen zonder hierbij hun eigen nationaliteit te verliezen. De christen-democraten startten petitielijsten tegen deze maatregel doorheen het land en na de overwinning van Koch krabbelde de regering terug en kwam samen met de liberale Vrije Democraten op de proppen met een sterk verwaterd voorstel.

Slechts enkele weken later bereikte het conflict tussen de zakenwereld en de aanhangers van Schröder langs de ene kant en de toenmalig Minister van Financiën Oscar Lafontaine aan de andere kant een nieuw hoogtepunt. Tweeëntwintig topmanagers waarschuwden de regering om de door Lafontaine voorgestelde belastingshervormingen niet door te voeren. De grootste verzekeringsmaatschappij Allianz dreigde ermee haar hoofdkwartier te verhuizen naar het buitenland. Het Handelsblatt citeerde een topmanager die stelde dat "de revolutie van de big business was begonnen". In tegenstelling tot Schröder en Müller, de minister van economische zaken (een niet partijlid en voormalig industrieel manager) maakte Lafontaine openbare statements waarin hij stelde dat de grote bedrijven en banken over genoeg geld beschikten om een grotere financiële contributie aan de staatsinkomsten te leveren. Zijn ideeën waren geïnspireerd door Keynes. Hij wou bvb. ook een effectieve politieke controle over de financiële sector bewerkstelligen. Dit bracht Lafontaine in conflict met de bedrijfswereld en haar directe vertegenwoordigers in het kabinet. Tegelijkertijd moedigde zijn woorden de vakbonden aan om in februari en maart te vechten voor hogere lonen. Lafontaine nam midden maart ontslag uit al zijn politieke posities (kabinetminister, partijvoorzitter en parlementslid). Maar hij had wel hoop opgewekt en was een referentiepunt geworden voor veel linksen en vakbondsmensen, die in hem een alternatief zagen op de 'Blairisten' van de SPD. Zijn ontslag kwam dan ook hard aan bij veel partijactivisten. Lafontaine liet alles in de steek en effende het pad voor Schröder die een maand later werd verkozen tot partijleider. Het is duidelijk dat Lafontaine op heel wat steun had kunnen rekenen indien hij beslist had een politieke strijd te voeren tegen de rechtse koers van de regering. Maar hij ging naar huis in alle stilte. Het duurde tot mei vooraleer hij opnieuw publieke verklaringen aflegde die kritisch waren tegenover de politiek van de regering.

De partij- en vakbondsactivisten waren nog niet goed bekomen van de schok die het ontslag van Lafontaine had veroorzaakt, of Duitsland was voor het eerst in 54 jaar betrokken in een oorlog. De nieuwe coalitie en vooral de groene minister Fisher had steeds nadruk gelegd op "continuïteit" in het buitenlands beleid. Voor hen was het vanzelfsprekend dat Duitsland zijn NAVO verplichtingen zou naleven en mee interveniëren in de oorlog tegen Joegoslavië. In tegenstelling tot landen als Groot-Brittannië en Frankrijk hebben het pacifisme en het idee van niet-inmenging bij internationale miltaire conflicten steeds een sterke basis gehad in de Duitse arbeidersbeweging. Het feit dat uitgerekend een rood-groene coalitie de derde agressieve oorlog van Duitsland in deze eeuw lanceerde tegen Servië veroorzaakte een ware schok en enorme weerzin onder de partijactivisten. Hoewel onder druk van de media en de regeringspropaganda er een stille meerderheid in het land (vooral in het Westen) en loyale partijleden de oorlog tolereerden, zonder hierover enthousiast te doen, braken een aantal partijactivisten met de SPD.

Niet lang daarna kwam een nieuwe slag. Slechts enkele dagen voor de Europese verkiezingen werd het Blair-Schröder document gelanceerd dat pleit voor "de derde weg". De bedoeling was om zogezegd centrum kiezers voor zich te winnen. Het resultaat was dat de SPD va Schröder en de Labour Party van Blair de grootste verliezers waren in de Europese verkiezingen. Van de twintig miljoen kiezers die de SPD in 1998 nog had, verloor ze er bijna 2 miljoen! Hoewel gewone werkende mensen zich niet veel aantrekken van manifesten en lange documenten was de boodschap wel zeer duidelijk voor partij- en vakbondsactivisten die de locale organisaties grotendeels draaiende houden. Deze "moderne" aanpak van Blair en Schröder wou breken met 150 jaar traditie in de arbeidersbeweging en kwam neer op een recept voor privatisering, het verder ontmantelen van de welvaartsstaat en aanvallen op armen en werklozen. Het praktische gedeelte van dit document volgde snel.

Net voor de zomervakantie stemde het kabinet een bezuinigingsprogramma dat opliep tot 30 miljard DM per jaar. Vooral werklozen en gepensioneerden waren hiervan het slachtoffer. Bedrijven en de rijken trokken met die begroting aan het langste eind. Tijdens de verkiezingscampagne in 1998 had Schröder beloofd de werkloosheid als topprioriteit op de dagorde te plaatsen. Maar nu was het alleen maar 'evenwichtige begrotingen' die de klok sloeg. Werklozen waren hieraan ondergeschikt en de druk werd opgevoerd opdat ze eender welke job zouden accepteren, hoe slecht betaald ook. Schröder zou zich willen opstellen als een IJzeren Kanselieren na de nederlaag in de Europese verkiezingen kondigde hij aan dat "zijn binnenlandse politiek even goed zou worden als zijn buitenlandse"(wat als een echte dreiging overkwam). De regeringsaanhangers leven in een droomwereld. Ze denken dat de onpopulaire maatregelen uiteindelijk resultaten zullen opbrengen en zullen resulteren in een economische heropleving, die op zijn beurt de basis zal leggen voor een nieuwe verkiezingsoverwinning in 2002. Maar ze zullen wel eens veel eerder aan de rand van het ravijn komen te staan, zelfs zonder een algemene wereldcrisis.

Het wekt geen verwondering dat zowel partij- als vakbondsactivisten tijdens een recente conferentie sterke kritieken uitten op het regeringsbeleid. De SPD maakt haar zwaarste interne crisis mee sinds decennia en we moeten teruggaan tot de jaren '20 en '30 om even zware verkiezingsnederlagen te noteren. De kwestie is: hoe kan die oppositie een eengemaakte stem krijgen en georganiseerd worden? Je ziet hier meteen het probleem waarmee de linkse activisten zitten. Ze hopen dat iemand van de top hun ongenoegen zou verwoorden en met een links alternatief op de proppen zou komen. Lafontaine gaf echter op zijn eigen typische individualistische wijze al zijn posities op zonder hierbij ook maar iemand te consulteren. Hoewel hij in zijn recente boek belangrijke kritieken formuleert heeft hij gedurende de laatste zes maanden vooral gezwegen. Een goede vriend van Lafontaine en zijn opvolger als eerste minister van Saarland, Reinhard Klimmt wordt door veel arbeiders gezien als hun nieuwe kampioen en woordvoerder wanneer hij openlijk kritiek spuit over de bezuinigingspolitiek van de regering en meer sociale rechtvaardigheid eist. Door zijn halve oppositie tegen Schröder wist Klimmt partijactivisten te inspireren in de verkiezingscampagne en hun vechtlust bij te brengen. Het verlies van de SPD was daar veel kleiner dan elders en de christen-democraten konden slechts met een kleine marge de verkiezingen winnen. Maar slechts drie dagen na zijn nederlaag in Saarland werd deze nieuwe 'working class hero' die beloofd had dat hij nooit van koers zou veranderen omgekocht met en zitje in het kabinet van Schröder in Berlijn als Minister van Transport. Veel van degenen die men beschouwt als de linkervleugel van de partij en die gegroepeerd zijn rond de 'Frankfurter Kreis' stelden dat ze niet gelukkig waren met het gebrek aan sociale rechtvaardigheid in het recente bezuinigingsprogramma, maar dat ze er toch maar voor gingen stemmen. Een nieuwe oppositiestroming rond een veertigtal parlementsleden (geen leidinggevende figuren van de Frankfurter Kreis maar een aantal "backbenchers" die wortels hebben binnen de arbeidersklasse en een zekere linkse identiteit) kwam naar buiten met een open document met een fundamentele kritiek op zowel het Blair-Schröder manifest als het bezuinigingsprogramma. Maar de belangrijkste drijvende kracht achter deze losse oppositiegroep, de voormalige voorzitter van de jongsocialisten Uwe Hiksch, nam tot grote verrassing van zijn aanhangers ontslag uit de SPD en sloot zich twee dagen later aan bij de PDS. Ook dit was opnieuw een puur individualistische stap. Hiksch had een Beiers kiesdistrict van de CDU gewonnen in 1998, maar slaagde er totnogtoe niet in om ook maar een handvol partijactivisten achter zich te krijgen voor de overstap naar de PDS. Indien hij in de SPD was gebleven en tegen de bezuinigingen had gestemd, was hij kunnen uitgroeien tot een referentiepunt voor veel activisten. Zijn ontslag, nog voor een ernstig gevecht te beginnen tegen de aanhangers van Schröder, heeft voor verdere verwarring en teleurstelling gezorgd.

Niettemin is er een duidelijke gisting aan de gang binnen de partijafdelingen. Op een regionale partijconferentie in het Roergebied kreeg Schröder het hard te verduren van de afgevaardigden. In Frankfurt drongen plaatselijke partijactivisten aan op een bijzondere stedelijke conferentie, waar het bezuinigingsbeleid werd veroordeeld. Sommigen hebben oppositiegroepen gevormd die willen heraanknopen met de goede oude tijd onder Willy Brandt. Hoewel er veel politieke verwarring heerst en velen die de partij verlaten hebben de kans missen om kritische afgevaardigden te kiezen voor hogere partijorganen, zal de gisting en de crisis gaande blijven. Schröder bevindt zich niet in dezelfde positie als Blair. Partij- en vakbondsactivisten en miljoenen arbeiders staan harde lessen te wachten.

Zonder socialistische maatregelen als het nationaliseren van de financiële sector en de sleutelsectoren van de economie, bestaat er geen oplossing voor de problemen van werkloosheid e.d. De ideeën van het marxisme beschikken over diepgewortelde tradities in de SPD en zullen in er de toekomst terug een vruchtbare bodem vinden. Wat we nu nodig hebben is geen redder van de top, maar de organisatie van een alternatief aan de basis.