Georges Spriet, vertaalde het boek ‘Octobre 1917 et le mouvement ouvrier belge’ (Claude Renard, 1967). Hij is onze gastspreker op de Marxisme 2017 dag over de Russische Revolutie deze zaterdag 6 mei in Brussel. Georges licht hier kort toe wat je kan verwachten van de discussie. Kom zeker af.

 

Je vertaalde een boek over de gevolgen van de Russische revolutie van 1917 in België. Waarom is zoiets interessant voor hedendaagse activisten? 

 

De weerslag van de Russische revolutie op militanten in België toont, tegen de achtergrond van meer dan drie jaren wereldoorlog, de moeilijkheid van, de twijfel rond en tegelijkertijd de nood aan een consequente politieke houding van de linkerzijde gebaseerd op een duidelijke analyse. Die werd toen specifiek geformuleerd door de resoluties van de Socialistische Internationale. Als we het naar vandaag transponeren dan zou het kunnen betekenen dat grondige anti-kapitalistische analyse en acties nodig zijn om verder te geraken dan het bijschaven van het systeem.

 

Voor mij toont de situatieschets van die tijd ook aan dat wie niet in de eerste plaats een grondige klassenanalyse maakt en in die zin handelt, zijn oriëntatie en richting verliest in de meanders van de gebeurtenissen. Met name heb ik het hier over de steun van de socialisten in 1914 aan de oorlogsbudgetten van elk land, en daarna hun fervente pleidooien voor het verder zetten van die oorlog. Dat lijkt me vertaald naar de huidige toestand van belang om de noodzaak te begrijpen te blijven zoeken naar een kader dat erin slaagt om de actuele roep naar 'identiteit' te combineren met de fundamentele tegenstelling in elke kapitalistische samenleving: arbeid-kapitaal.

 

Het functioneren van de Werkliedenpartij rond WOI geeft ook een klaar beeld van de gevaren van een puur parlementarisme.

 

Wat kunnen we verwachten bij je voorstelling tijdens de Marxisme 2017 activiteit?

 

Een historische schets die niet louter om feiten of gebeurtenissen draait maar ook over de politiek-ideologische discussies binnen de arbeidersbeweging. De rol van de Belgische werkliedenpartij in de propaganda rond het blijven verder zetten van de oorlog, en de (holle) uitleg van de leiders die hun samenwerking met de Belgische burgerij willen verantwoorden naar de basis toe.

 

Vanwaar je persoonlijke motivatie bij dit onderwerp? 

 

Ik was in volle koude-oorlogsjaren jarenlang een actief strijdsyndicalist, mede-organisator in België van de internationale solidariteit met het Nicaragua van de jaren 1980, en vredesmilitant nog lang na de implosie van de Sovjet-Unie. Strijd tegen het imperialisme is voor mij van groot belang. Zelf heb ik de laatste jaren ook meegewerkt aan een project rond 'desertie en WOI': niet uitsluitend de afkeer van de oorlogsgruwel op zich, maar zeker ook politieke redenen om niet aan de oorlog deel te nemen. Dat kom je automatisch bij figuren als Rosa Luxemburg en Lenin.

 

Sedert enige tijd ben ik betrokken bij de vzw die de archieven van de KPB-PCB beheert, die naast het ordenen, oplijsten, ontsluiten van archieven ook op een of andere wijze wat aandacht tracht op te wekken voor studiewerk rond het communisme.

 

Geef je ons een voorproefje, een anekdote? 

 

(uittreksel uit het boek)

 

Vanaf de wapenstilstand hebben Jacquemotte en de zijnen zich verzet tegen de regeringsdeelname van de socialisten. Ze toonden aan dat hierdoor de bourgeoisie in het zadel werd gehouden en dat de Werkliedenpartij zou degraderen tot de “linkervleugel van de liberale partij” en dat wel voor de volgende halve eeuw.1 De leiding van de partij had niet zoveel moeite om qua buitenlandse politiek een grote meerderheid achter zich te krijgen, maar ze botste wel op heel serieuze moeilijkheden wanneer ze de kritiek van links moest weerleggen over de binnenlandse politiek. Ze had het enkel iets makkelijker in de periode direct na de wapenstilstand en ook enkele weken na de verkiezingsoverwinning van december 1919. Een motie van Jacquemotte die de regerinsdeelname verwierp kreeg 126 stemmen voor en 305 tegen op het congres van Pasen 1919. Op het volgende congres van Pasen 1920 moest Vandervelde toegeven dat de binnenlandse situatie “steeds maar slechter werd” en het enige argument ter verdediging was dat een vertrek van de socialistische ministers niets aan de situatie zou veranderen.2 Rechts kon maar de meerderheid behouden voor de samenwerking op regeringsvlak door bepaalde voorwaarden te aanvaarden. Het was de Antwerpse federatie die een motie in die zin had neergelegd, en die eigenlijk handelde zoals alle centristische tendensen binnen organisaties doen. Deze motie zei namelijk het volgende: “Indien tijdens de huidige parlementaire sessie de regering niet de maatregelen neemt die door de arbeidersklasse als noodzakelijk worden beschouwd om de stijgende kosten van het levensonderhoud te stoppen(...) en niet tegelijkertijd de syndicale vrijheid garandeert en geen taks op het kapitaal zou leggen, dan is er geen enkele reden meer voor onze partij om langer aan de huidige regering deel te nemen”.3 Links sloot zich niet aan bij deze motie. Op het spreekgestoelte onderstreepte Jacquemotte dat de hervormingen niet afhingen van de regeringsdeelname van de B.W.P. , maar van de syndicale kracht en de strijdvaardigheid van de arbeidersklasse.4 Uiteindelijk kreeg de Antwerpse motie 1340 stemmen tegenover 330 voor een motie van links die de klassencollaboratie en de regeringsdeelname veroordeelde.5 Dit werd door Jacquemotte als een bepaalde vooruitgang ingeschat. 6 Het congres had hem trouwens in het Bureau van de Algemene Raad verkozen met zowat 1000 stemmen op een totaal van 1650.

 

1 “Le Peuple”, 26 décembre 1918.

2 “Compte rendu du XXXI congrès”, p. 24.

3 Ibid, pp. 58-59.

4 Ibid., p. 60.

5 Ibid., p.60.

6 “L'Exploité”, 11 avril 1920.