De val van het stalinisme was niet het einde van de geschiedenis, maar enkel het eerste bedrijf in een drama dat moet eindigen in een algemene crisis van het wereldkapitalisme. Het duurde niet lang eer de ballon van euforie die groter werd na de val van de Berlijnse Muur, doorprikt werd. Tien jaar later ontdekt de burgerij dat ze op wereldschaal in een impasse zit. Haar plannen vallen in alle opzichten uit elkaar. In plaats van de vroegere euforie is er een algemeen voorgevoel van onzekerheid. Achteraf gezien zal de val van het stalinisme enkel gezien worden als de prelude van een veel groter drama: de algemene crisis van het kapitalisme.

De lange periode van relatieve stabiliteit die de wereldsituatie sinds 1945 karakteriseerde, is definitief tot een einde gekomen. Achteraf gezien zal het beschouwd worden als een historische uitzondering die naar alle waarschijnlijkheid nooit herhaald zal worden. Een nieuwe en tumultueuze periode breekt aan, die veel meer zal lijken op die van de jaren ’20 en ’30, te weten een periode van recessies en oorlogen, van revoluties en contrarevoluties op internationale schaal.

De hoogconjunctuur duurde langer dan we verwacht hadden, maar stortte uiteindelijk in elkaar, zoals we voorspeld hadden. Nu zal men de gevolgen op wereldschaal onder ogen moeten zien. Alle factoren die de aanzet waren voor de opleving zullen nu de neerzwaai stimuleren. Alles zal in zijn tegendeel omslaan. De ene dreun zal de andere volgen. Bush bemerkte op 12 september 2001 terecht dat de wereld nooit meer dezelfde zal zijn.

Het voornaamste kenmerk van de situatie is een groeiende wispelturigheid op alle vlakken. De algemene instabiliteit komt tot uiting in het feit dat de publieke opinie steeds meer aan verandering onderhevig is, zoals bleek uit de resultaten van de laatste presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten. De Democratische kandidaat had makkelijk moeten winnen na een lange periode van hoogconjunctuur, maar werd verslagen (hoewel de verkiezingen vervalst waren, zoals latere cijfers aantoonden). Dit wees al op het bestaan van een sterke onderstroom van ongenoegen, zelfs in het rijkste land van de wereld.

Het proces staat weliswaar nog maar in haar kinderschoenen. In vele van de geïndustrialiseerde kapitalistische landen zijn de zware bataljons van de arbeidersklasse nog niet in beweging gekomen. Dit heeft een uitwerking gehad binnen de arbeidersbeweging en binnen de maatschappij. Er zijn echter aanwijzingen dat dit al aan het veranderen is. Na de algemene stakingen in Griekenland zagen we de prachtige algemene stakingen en massabetogingen in Italië en Spanje. Dit luidt het begin in van een kentering in Europa. In Frankrijk is er onrust in de werkende klasse: leraars, treinbestuurders, douanebeambten, cipiers en zelfs gendarmes dreigen allen te gaan staken. Veelzeggend is dat de stakingsbeweging in Frankrijk, Griekenland, Groot-Brittannië en Duitsland onder ‘socialistische’ regeringen tot ontwikkeling kwam. De arbeiders dulden het niet langer dat hun regeringen die ze aan de macht brachten om maatregelen te treffen in hun belang, daar niet in slagen en beginnen van onderen uit in beweging te komen.

In Groot-Brittannië zijn er in de publieke sector grote stakingen geweest, alsook een scherpe zwenking naar links in de vakbonden, die tot uiting kwam in de nederlaag van de rechtse algemeen secretarissen en de verkiezing van linkse kandidaten in alle voornaamste vakbonden. In Duitsland was er het conflict tussen de regering-Schröder en de machtige metaalvakbond IG-Metal. Het is duidelijk dat de druk van onderen uit zich aan het opbouwen is. Na jaren van hoogconjunctuur, volle bestellingenboeken en vette winsten zullen de arbeiders hun deel van de koek opeisen. Dergelijke stakingsuitbarstingen komen normaal gezien voor net vóór een recessie. Dit duidt op het achteropblijven van het bewustzijn. Slechts traag passen de arbeiders zich aan nieuwe omstandigheden aan. Nu zal elke poging hen te doen betalen voor de crisis, sterke weerstand oproepen.

Het uitstel in de beweging van het proletariaat is de doorslaggevende factor geweest. Na een lange periode waarin er niets dan nederlagen geleden werden, is de actieve laag van de arbeidersklasse in slaap gewiegd. Maar dat zal veranderen. Uiteraard staat dit proces nog maar in zijn kinderschoenen. Eens de frisse wind van de klassenstrijd echter begint te waaien, zal er een verandering optreden in de psyche van de werkende klasse. Nieuwe lagen worden betrokken in de strijd, zoals de arbeiders in de call-centers, die een bijzonder onderdrukt deel van voornamelijk jonge werkers zijn. Deze frisse jonge lagen zullen militant zijn en openstaan voor revolutionaire ideeën. Marxisten moeten aansluiting bij hen trachten te vinden en de beste van hen winnen voor de revolutionaire tendens.

Op vele vlakken lijkt de situatie op die aan de vooravond van mei 1968. De werkende klasse in Frankrijk leek voor velen volledig vastgeroest te zitten, of in de woorden van Ernest Mandel, “verburgerlijkt en geamerikaniseerd”. Onder het oppervlak was er evenwel een ziedend misnoegen. De bazen oefenden grote druk uit op de arbeiders met allerlei soorten opdrijvingen, productiviteitsovereenkomsten enzovoort. De beweging, die aanvankelijk begon met studentenbetogingen, explodeerde zonder waarschuwing in de grootste revolutionaire algemene staking in de geschiedenis. Dit gebeurde op een moment dat dit het minst verwacht werd, namelijk na een lange periode van economische opgang.

Ook nu zijn plotse en scherpe veranderingen zoals 11 september geworteld in de situatie. De economische, politieke en militaire situatie worden alle gekarakteriseerd door een extreme instabiliteit. Dit kan niet anders dan zich op een bepaald moment te weerspiegelen in plotse veranderingen in het bewustzijn. Eens ze beginnen te bewegen zal de nieuwe generatie van jonge arbeiders militanter zijn dan de oudere generatie. Het is een prioriteit voor marxisten om deze laag te bereiken. We moeten hierop voorbereid zijn, zowel politiek als organisatorisch. Er is geen plaats voor zelfgenoegzaamheid of routine. Het grootste gevaar bestaat erin achterwaarts te kijken en in het verleden te blijven stilstaan wanneer de omstandigheden volledig veranderd zijn. In alle landen zal een afgrond tussen de klassen ontstaan. En precies op dit moment zijn de arbeiders- en vakbondsleiders sterk naar rechts opgeschoven.

De tegenstrijdige aard van de situatie is een uitdrukking van het feit dat dit een overgangsstadium is tussen de ene en de andere periode. Het voornaamste probleem is de zwakheid van de subjectieve factor en de afgrijselijke degeneratie van de arbeidersleiders overal. Trotski wees erop dat de crisis van de mensheid gereduceerd kon worden tot de crisis van de leiding van het proletariaat. Deze woorden zijn meer dan ooit correct.

De voorbije periode kende een milde reactie in de geavanceerde kapitalistische landen. Dit bereikt nu echter zijn grenzen. Alle plannen van de burgerij en de reformisten zullen tot as herleid worden. Zelfs in deze periode zagen we uitbarstingen van de klassenstrijd, zoals de massale stakingen van november en december 1995 in Frankrijk, die in het niets zullen verbleken in vergelijking met wat in de toekomst op til staat. Het belangrijkste is de volledige patstelling van het kapitalisme op wereldschaal te zien. Bovenal is het noodzakelijk de onontkoombaarheid te vatten van scherpe kenteringen en plotse veranderingen. Gebeurtenissen als 11 september zijn gevestigd in de omstandigheden. Gebeurtenissen, gebeurtenissen, gebeurtenissen, zijn nodig om de kijk van de werkende klasse te transformeren.

Degeneratie van de sociaal-democratie en het stalinisme

De laatste twintig, en vooral de laatste tien jaar, hebben de uiteindelijke degeneratie van alle socialistische en communistische partijen bezegeld. Ze hebben elke aanspraak om voor socialisme en revolutie te staan, overboord gegooid. Zoals Trotski voorspelde, zijn de vakbondsleiders steeds meer verstrikt geraakt in de burgerlijke staat. Nu zijn al deze dromen vervlogen. De kapitalisten moeten het hoofd bieden aan de grootste crisis op wereldschaal sinds 1945. Het geheim ligt in de wereldeconomie en de wereldhandel zelf. De integratie van de wereldeconomie (globalisering) heeft de productiemiddelen in ongeziene mate ontwikkeld. Zoals we echter voorspeld hadden is dit in botsing gekomen met de fundamentele contradicties van het kapitalisme. Globalisering manifesteert zich als een globale crisis van het kapitalisme.

Een wereldwijde recessie zal de zaken ongetwijfeld door elkaar schudden. Voor marxisten is een economische inzinking echter geen wondermiddel. We hebben herhaaldelijk uitgelegd dat de voortzetting van de hoogconjunctuur, verre van negatief te zijn, de fundamenten zal leggen voor een explosie van strijdbaarheid op het industriële front. De hele toestand is gekarakteriseerd door extreme wispelturigheid.

Het is een dialectische contradictie dat de sociaal-democraten en de stalinisten net in deze periode het dieptepunt van hun degeneratie bereikt hebben. Zolang de hoogconjunctuur standhield, konden elementen als Blair zich handhaven. In crisisomstandigheden zullen ze echter bedreigd worden. Het reformisme is enkel aantrekkelijk voor de massa’s wanneer het hervormingen doorvoert. Maar reformisme zonder hervormingen, of reformisme met tegenhervormingen, slaat voor niemand ergens op.

Het kapitalisme kan het zich niet langer veroorloven om zoals in het verleden toegevingen te doen. De burgerij zal druk uitoefenen op de sociaal-democratische leiders om diep te snijden in de levensstandaard en publieke voorzieningen. De arbeidersklasse zal evenwel meer hervormingen proberen afdwingen. Deze contradictie moet zich op een bepaald moment weerspiegelen in crisissen en afsplitsingen binnen de massaorganisaties. De crisis van het kapitalisme houdt daarom de crisis van het reformisme in.

In de voorbije periode was er een zekere buigzaamheid in de werkende klasse van de geavanceerde kapitalistische landen. Men was de lessen uit het verleden vergeten. Nu keert het kapitalisme echter terug naar haar meer klassieke model, namelijk dat van rauwe klassenonderdrukking. Het terugdringen van de staat, privatiseringen en de aanhoudende aanvallen op publieke uitgaven, zijn alle uitdrukkingen hiervan. Een golf van bitterheid zal uitbarsten tussen de klassen. De stemming van de werkende klasse zal verharden. Dit is de objectieve basis voor een groei van de linkerzijde in de massaorganisaties en voor een heropleving van het marxisme.

Links-reformisme

De arbeidersklasse kwam gedurende een hele periode niet uitgesproken in beweging. Dat is de centrale kwestie. Dit verklaart de schijnbare overwinning van de rechterzijde en de burgerlijke elementen in de arbeidersleiding. Maar het is niet de enige verklaring. De links-reformisten hebben getoond dat ze zelf totaal niet in staat zijn een alternatief op de rechterzijde aan te bieden. Ze hebben totaal geen ruggengraat. Dit duidt op hun absolute gebrek aan perspectieven. Ze hebben geen visie en geen vertrouwen in de arbeidersklasse, waardoor ze onophoudelijk capituleren voor de rechterzijde.

In het verleden werden ze meegesleurd achter de stalinisten. Na de val van het stalinisme zijn ze volledig de kluts kwijt. Velen hebben de politiek de rug toegekeerd, terwijl anderen zich neergelegd hebben bij de rechterzijde om hun carrière veilig te stellen. Zodoende heeft de arbeidersklasse geen referentiepunt in de arbeidersbeweging. Dit is voor een groot deel de reden waarom er weinig of geen tegenstand was tegen de rechterzijde en waarom deze laatste zo ver naar rechts kon opschuiven.

Dit wil echter niet zeggen dat het links-reformisme verdwenen is. Wel integendeel. Het zal in de komende periode onvermijdelijk zijn vroegere kracht herwinnen, naarmate de tegenstand groeit. In de komende periode zullen er massale links-reformistische of zelfs centristische stromingen binnen de massaorganisaties opduiken. Onze houding tegenover dit verschijnsel zal van doorslaggevend belang zij als we gehoord willen worden door zich naar links bewegende arbeiders en jongeren. We moeten een vriendelijke houding tegenover de linksen combineren met een onverbiddelijke kritiek op hun politieke en organisatorische tekortkomingen.

De reformisten – zowel de rechtse als voornamelijk de linkse – hebben geen inzicht in de situatie. Zij leven in het verleden. Ze zien niet in dat deze crisis verschilt van de betrekkelijk kleinere crisissen die we sinds de Tweede Wereldoorlog gezien hebben. De burgerij wordt geconfronteerd met oorlog en recessie op hetzelfde moment. De regeringen zullen diep trachten te snijden in publieke uitgaven om de begroting in evenwicht te brengen. Desondanks verbeelden de reformisten zich dat het mogelijk is de problemen van de arbeidersklasse op basis van het kapitalisme op te lossen. De crisis van het kapitalisme maait het gras echter van onder hun voeten weg. De omstandigheden zullen leiden tot een uitbarsting van de klassenstrijd.

De links-reformisten zijn bang van de marxisten omdat ze terecht het gevaar inzien van onze ideeën voor hun positie. Ze zien ons als rivalen, en dat is precies wat we zijn. In laatste instantie staan ze dichter bij de rechts-reformisten dan dat ze ooit bij ons zullen staan. Daar komt nog bovenop dat een warhoofd steeds de pest heeft aan een persoon met duidelijke ideeën. Uiteindelijk zullen de zaken uitgeklaard worden door een strijd tussen het marxisme en het links-reformisme voor de controle over de arbeidersorganisaties.

Onrust bij de jongeren

In de huidige periode is het belang van tactieken nog groter dan normaal. Precies door hun aard dienen tactieken flexibel te zijn. De tactische oriëntatie van de tendens op een gegeven moment kan niet bepaald worden door algemene beschouwingen, maar enkel door concrete omstandigheden en mogelijkheden. In de Derde Wereld is de situatie rijp om grote aantallen jongeren direct voor het marxisme te winnen. Er is een revolutionair of prerevolutionair gistingsproces in het ene land na het andere. Nergens is er stabiliteit. Nu is de situatie van de jeugd in de geavanceerde kapitalistische landen echter ook aan het veranderen. De onderliggende wispelturigheid wordt weerspiegeld in de golf van ‘antikapitalistische’ betogingen die elke bijeenkomst van het IMF en andere instituties vergezellen.

In de laatste twee jaar hebben ten minste 1 miljoen mensen deelgenomen aan de antiglobaliseringsbetogingen. Dit duidt op het bestaan van beroering onder de jongeren, zelfs vóór een economische achteruitgang. In dit stadium is het vooral de kleinburgerlijke jeugd die aangegrepen wordt. Maar dat is telkens het geval aan het begin van de beweging. De studenten en gelijkaardige lagen zijn een gevoelige barometer voor sluimerende contradicties binnen de samenleving. De huidige betogingen zijn de bliksems die de voorbode zijn van een storm. De heersende stemming is er een van extreme wispelturigheid. Dit werd zelfs duidelijk voor het begin van de recessie en 11 september, met de opkomst van de zogenaamde antiglobaliseringsbeweging. Ondanks haar verwarde ideeën en heterogene samenstelling was dit in essentie een antikapitalistische beweging.

Het is waar dat de meerderheid van deze mensen studenten waren, hoewel er een aanzienlijke aanwezigheid van arbeiders en vakbondsmilitanten was in Seattle, Nice, Genua en Brussel. Het spreekt voor zich dat de studenten en de intelligentsia over het algemeen geen onafhankelijke rol kunnen spelen in de klassenstrijd, zoals kleinburgerlijke sekten als de Mandelieten in het verleden veronderstelden. Ze zijn echter een uiterst gevoelige barometer van de stemming in de samenleving en kunnen zeer vroeg de ondraaglijke tegenstellingen en spanningen uitdrukken die zich opbouwen onder het oppervlak van de maatschappij.

De universiteitsstudenten van vandaag staan meer in contact met de sociale realiteit dan bijvoorbeeld hun tegenhangers in 1968. Dit is gedeeltelijk het gevolg van een lichtjes hoger percentage aan studenten dat afkomstig is uit arbeidersgezinnen, maar het weerspiegelt tevens de algemene verarming van de lagere delen van de middenklassen en de proletarisering van intellectuele arbeid, wat de kantoormensen dichter brengt bij de industriële arbeidersklasse. In Frankrijk bijvoorbeeld moeten 800.000 studenten een baan zoeken – hoofdzakelijk in de meest flexibele en onzekere sectoren als fastfoodrestaurants, winkels en call-centers – om hun studies te kunnen betalen.

Honderd jaar geleden werd de Russische revolutie voorafgegaan en ingeluid door grote betogingen van studenten (die toentertijd voor het overgrote deel uit de bovenste lagen van de samenleving kwamen). Toen kwamen de arbeiders op het toneel in de revolutie van 1905. Een gelijkaardig proces was in 1930 te zien bij de Spaanse studenten. Trotski becommentarieerde: “Tijdens het verloop van de eerste Russische revolutie [1905], bemerkten we dit fenomeen meer dan eens, en we hebben zijn symptomatisch belang steeds gewaardeerd. Zo’n revolutionaire of semi-revolutionaire studentenactiviteit betekent dat de burgerlijke maatschappij in een diepe crisis zit. De kleinburgerlijke jeugd, die voelt dat er zich onder de massa’s een explosieve kracht aan het opbouwen is, probeert op haar manier een weg uit de impasse te vinden en tracht de politieke ontwikkelingen voorwaarts te duwen.”

Trotski benadrukte dat de arbeiders de studenten moeten ondersteunen, maar dat ze geen toegevingen mochten doen aan hun kleinburgerlijke vooroordelen. Ze moeten een onafhankelijke klassenpositie voor ogen houden en de communisten moeten strijden voor een correcte politiek: “Door de studentenbeweging te ondersteunen, hebben de Spaanse arbeiders een volkomen onberispelijk revolutionair instinct getoond. Uiteraard moeten ze onder hun eigen vlag handelen en onder leiding van hun eigen proletarische organisatie. Het is het Spaanse communisme dat voor deze gang van zaken moet instaan. Daarvoor is een correcte leidraad van levensbelang.”

Evenzo is de mobilisatie van de studenten in de antiglobaliseringsprotesten een symptoom van de groeiende maatschappelijke crisis, die zich in een bepaald stadium moet manifesteren in een revolutionaire beweging van de werkende klasse. We moeten het symptomatische belang en het revolutionaire potentieel vatten. We moeten het ondersteunen en trachten te verbinden met de arbeidersbeweging. Hoewel we ons een vriendelijke benadering moeten aanmeten, mogen we geen toegevingen doen aan kleinburgerlijke, reformistische en anarchistische ideeën, maar dienen we ze te onderwerpen aan een onverbiddelijke kritiek. Daarbij is het noodzakelijk het revolutionaire marxistische alternatief te stellen om zo de beste elementen te overhalen.

De ervaring van de massamobilisaties biedt een goede les voor vele jongeren die geen kennis hebben van het marxisme, meerbepaald dan de analyse van de ware aard van de burgerlijke staat. De pogingen om het repressieapparaat te versterken in de voornaamste Europese landen en in de VS (recentelijk ook in naam van de strijd tegen het internationale terrorisme) tegen de antiglobaliseringsbeweging (Genua in juli 2001) en tegen de meest radicale acties, is een teken dat de burgerij zich voorbereidt op serieuze klassenstrijd. Ze vreest dat ze niet in staat zal zijn alles onder controle te houden of te neutraliseren met de conventionele methodes. Deze methodes bestaan er voornamelijk in te rekenenen op de hulp van de vakbondsleiding en de hoofden van de socialistische en communistische partijen om het systeem te redden van een opwelling van de werkende klasse en de jongerenbeweging.

De verwarde ideeën van de antiglobaliseringsbeweging zijn het resultaat van de neergang van de morele en politieke autoriteit van het marxisme, wat het gevolg is van de misdaden van het stalinisme. Afgestoten door het opportunisme van de arbeidersleiders en door gebrek aan een marxistisch perspectief en inzicht, heeft een deel van de jeugd zich gewend tot de gedateerde ideeën van het anarchisme en zelfs terrorisme. Marxisten moeten die lagen van de jeugd die zich bewegen in revolutionaire richting proberen bereiken waar ze ook te vinden zijn en moeten hen voor de marxistische beweging winnen. Op dit moment is het proces van radicalisering binnen de massaorganisaties nog maar aan haar prille begin.

De vakbonden

Op dit moment ligt het belangrijkste werkgebied voor ons bij de jongeren. Vakbondswerk is echter ook uiterst belangrijk.

De zwakheid van de heersende klasse blijkt hierin dat zij overal verplicht is te regeren via de arbeiders- en vakbondsleiders. Zonder de steun van de arbeidersleiders zou de heerschappij van de kapitalisten geen dag langer standhouden. In omstandigheden van diepe crisis zal de burgerij echter geen politiek van klassenvrede kunnen behouden. We zien in Duitsland hoe het oude beleid van ‘Mittbestimmung’ uiteenvalt. Overal zullen de bazen gedwongen worden om in het offensief te gaan. Dit zal verregaande gevolgen hebben voor de vakbonden en de arbeidersbeweging.

In zijn artikel ‘Vakbonden in het tijdperk van imperialistisch verval’ legt Trotski uit dat de vakbondstop een organische neiging vertoont op te gaan in de burgerlijke staat. Deze tendens bestaat nog steeds, maar nu zal het voor de bureaucratie moeilijk zijn om deze weg verder te bewandelen.

De objectieve omstandigheden zijn helemaal niet gunstig voor klassencollaboratie, wat veronderstelt dat de bazen in staat zijn de arbeiders met toegevingen om te kopen. Integendeel, in tijden van crisis zullen de werkgevers zelfs elke toegeving terugnemen die ze in het verleden gedaan hebben.

In het verleden was het gemakkelijk om in staking te gaan en toegevingen af te dwingen. Nu zal dat heel moeilijk zijn. Stakingen zullen harder, bitterder en langduriger zijn. De verhoudingen tussen de klassen zullen ook steeds vijandiger worden en de tegenstellingen zullen veel scherper tot uiting komen dan in de periode na 1945. Dit zal leiden tot grote onrust, ongenoegen en oppositie binnen de vakbonden, zelfs in de meest rechtse en gebureaucratiseerde waar verandering onmogelijk lijkt.

Vroeg of laat zal dit proces zijn weerslag hebben binnen de massaorganisaties van de werkende klasse. De leiding zal onder steeds grotere druk komen te staan van de arbeiders. Ze zullen ofwel deze druk beginnen weerspiegelen en leiding geven, ofwel aan de kant geschoven worden en vervangen worden door jongere, meer vastberaden elementen. De zwaai naar links in de vakbondsverkiezingen in Groot-Brittannië is een vroege indicatie van een proces dat in de komende periode op alle niveaus van de beweging zal plaatsvinden.

In de periode van de lange economische opgang die volgde na de Tweede Wereldoorlog was in de geavanceerde kapitalistische landen de dreiging alleen al om te gaan staken vaak voldoende om een staking te vermijden. Toen was het makkelijk een vakbondsafgevaardigde te zijn. Nu is dat echter allemaal veranderd. Dit was geworteld in de objectieve omstandigheden. In tijden van hoogconjunctuur willen de kapitalisten geen onderbreking van de productie en daarom kunnen ze toegevingen doen aan de arbeiders en een deel van de meerwaarde opofferen om stakingen te vermijden. Dit is de economische basis van klassencollaboratie en ‘sociaal partnership’. De laatste economische opgang – zoals we uitgelegd hebben – is echter voor een groot deel gegrondvest op de overuitbuiting van de werkende klasse. De gevolgen zijn volkomen anders. Zelfs aan het hoogtepunt van de hoogconjunctuur zijn er tegenhervormingen en aanvallen geweest. Dat zal nog erger zijn met het komende economische debacle.

In de komende periode zal het moeilijk zijn een vakbondsafgevaardigde te zijn. Enkel de meest militante en moedige elementen zullen bereid zijn op te komen voor verkiezingen. Stakingen zullen bitsig zijn en het zal niet gemakkelijk zijn toegevingen te verkrijgen. Met deze veranderde objectieve omstandigheden kunnen we de basis vinden voor een transformatie van de vakbonden. In het tumult van de gebeurtenissen zullen de arbeidersorganisaties van onder tot boven getransformeerd worden. Voor echte marxisten zijn de vakbonden in deze periode een cruciaal werkgebied.

De vakbonden zijn het embryo van de nieuwe samenleving binnen de oude. Lenin omschreef ze als ‘de school van het communisme’. Dit is de school waar honderdduizenden, zelfs miljoenen proletariërs de nodige opleiding en ervaring zullen krijgen die hen in staat zal stellen in de toekomst het beheer van de samenleving in hun handen te nemen.

De bedoeling van de marxisten is nieuwe leden te winnen, onze ideeën te verspreiden, het blad te verkopen en onze invloed uit te breiden en te versterken. Onder de veranderde omstandigheden zal dit een zeer vruchtbaar werkgebied zijn. De crisis zal eerst tot uitdrukking komen in de vakbonden. Er staan grenzen op het beleid van klassencollaboratie zoals uitgevoerd door de leiding van de vakbonden. In deze fase is vakbondswerk moeilijk: er kruipt veel werk in en slechts bescheiden resultaten worden behaald. Het is echter een noodzakelijke investering en een voorbereiding op de toekomst.

In een zeker stadium zullen de vakbonden in semi-oppositie of zelfs volledige oppositie tegen het staatsbestel geduwd worden. Er is niets verderfelijker dan het idee dat naar voren geschoven wordt door extreem-linksen, namelijk dat we niet moeten werken in de vakbonden. Zelfs wanneer het bureaucratische apparaat de beweging tegenhoudt en een reactionaire rol speelt, en de arbeiders hun toevlucht zoeken tot niet-officiële acties, zullen ze steeds terugkeren naar de vakbonden. Ad-hocorganisatietjes kunnen een rol spelen maar kunnen zich nooit in de plaats stellen van de permanente vakbondsorganisaties.

De stalinisten zijn overal in elkaar gezakt en zijn nog maar een schaduw van vroeger. Ze hebben elke connectie die ze gehad mogen hebben met de ideeën van het marxisme-leninisme, verloren en zijn ordinaire reformistische politici geworden. Dit treft ook hun organisatorische vaardigheden. Ze hebben niet langer dezelfde greep op de vakbonden als in het verleden. Tegelijkertijd hebben de sekten er geen idee van hoe echt aan vakbondswerk te doen. De weg ligt voor onze tendens daarom open om een serieuze basis te vestigen in de vakbonden, op voorwaarde dat we het werk doen.

De vooruitstrevende arbeiders zijn op zoek naar ernstige verklaringen en analyses, niet enkel naar slogans en agitatie. Onze boeken hebben behoorlijk succes gekend bij deze laag, vooral Reason in Revolt. Dit wijst erop dat er niet enkel bij de jongeren een groeiende dorst naar theorie bestaat, maar ook bij de arbeiders. Het is een serieuze misvatting dit te onderschatten of ons publiek geschreven materiaal te reduceren tot de kleinste gemene deler. Ons doel is het niveau van de arbeiders te verhogen, te beginnen met de vooruitstrevende laag.

De om zich heen slaande crisis heeft alles door elkaar geschud en heeft mensen gedwongen dieper na te denken over bepaalde zaken. Er bestaat een neiging de bestaande orde in de samenleving in vraag te stellen en op zoek te gaan naar de oorzaken van de huidige wereldsituatie. De tendens die de antwoorden op deze vragen kan aanbrengen, zal gehoor vinden bij de arbeiders en de jeugd. Hier hebben we een onmeetbaar voordeel op al onze rivalen!

Een deel van de vooruitstrevende garde is in deze periode beïnvloed door de lange stilte in de klassenstrijd en door de ongeziene degeneratie van de vakbondsleiding, en hebben hieruit volledig verkeerde conclusies getrokken. Zij zien de dialectiek van het proces niet en zijn daarom pessimistisch geworden, wat het heersende scepticisme weerspiegelt van een laag vakbondsactivisten die het vertrouwen in de klasse verloren hebben.

We moeten onszelf niet baseren op voorbijgaande stemmingen onder de activisten, maar op de diepe crisis van het kapitalisme, die de diepste crisis is in vijftig jaar. We moeten de fundamentele processen in de samenleving zien en de onontkoombaarheid van een confrontatie tussen de klassen goed begrijpen. Overal eist de heersende klasse drastische maatregelen en ‘opofferingen’, althans van de arbeiders. Dit maakt de weg vrij voor de klassenstrijd. De vakbondsleiders zijn hier blind voor. Zij leven in het verleden. Door toegevingen te doen denken ze dat ze kunnen terugkeren naar de vroegere knusse verhoudingen met de bazen en de regering. Ze begrijpen niet dat zwakheid agressie uitlokt. Na elke stap achterwaarts zullen de bazen er twee meer eisen.

Dit proces heeft zijn grenzen. Vroeg of laat zullen de arbeiders zeggen: “genoeg!” Dit was duidelijk het geval bij de prachtige algemene stakingen en betogingen in Italië en Spanje, en daarvoor nog in Griekenland. In een bepaald stadium zal de slogan van actiecomités aangewezen zijn om als middel om de strijd te veralgemenen, zoals in mei ’68 in Frankrijk. Deze slogan wordt niet naar voren gebracht tegen de massaorganisaties van de klasse, zoals de sektairen denken. In bepaalde omstandigheden kunnen de vakbonden zélf fungeren als sovjets, zoals bij de algemene staking van 1926 in Groot-Brittannië. Op een bepaald moment bracht Trotski in Duitsland de slogan van alle macht aan de vakbondscomités naar voren.

Fascisme en bonapartisme

Vanzelfsprekend zal deze beweging zich niet rechtlijnig voordoen. Er zullen onvermijdelijk ups en downs zijn. Perioden van stormachtige vooruitgang zullen gevolgd worden door perioden van moeheid, stilte, nederlagen en zelfs perioden van reactie. Er zullen hevige schommelingen naar links en rechts plaatsvinden. Maar elke zet richting reactie zal enkel een grotere ommekeer naar links voorbereiden. Momenteel bestaat in geen van de ontwikkelde kapitalistische landen het gevaar voor fascisme of zelfs voor bonapartistische reactie. Dit kan echter veranderen in de komende periode.

Er bestaan ontluikende bonapartistische tendensen in elk van de rechtse burgerlijke partijen: bij de Britse Conservatieven, in Forza Italia en zelfs bij de Amerikaanse Republikeinen. Op dit moment blijven ze echter een onbeduidende minderheid. De Europese burgerij verbrandde in het verleden haar handen te erg aan het fascisme en zal waarschijnlijk niet opnieuw de macht overdragen aan fascistische gekken als Hitler en Mussolini. Bovendien zijn de krachtsverhoudingen tussen de klassen op geen enkele manier vergelijkbaar met de situatie voor de Tweede Wereldoorlog, toen er in Duitsland en Italië nog een heel grote boerenstand was. Nu is de arbeidersklasse overal in de overgrote meerderheid.

De verspreiding van racisme wijst op de ziekte van het kapitalisme in de huidige periode. In Europa en in andere ontwikkelde kapitalistische landen brengt de stijging van de werkloosheid een sfeer van onzekerheid en angst voort waar rechtse reactionaire demagogen op kunnen inspelen. De reformistische leiders van de sociaal-democratie hebben geen antwoord op dit fenomeen. Het rechtse beleid, nagestreefd door ‘socialistische’ regeringen die het kapitalisme hebben aanvaard, de markt, privatiseringen enzovoort, zorgen alleen maar voor ontgoocheling en wanhoop bij de massa’s en leiden onvermijdelijk tot een reactionaire terugslag, zoals we in Frankrijk zagen met de groei in aanhang voor Le Pen.

In afwezigheid van de subjectieve factor is het onvermijdelijk dat sommige achtergestelde lagen van de arbeidersklasse geïnfecteerd kunnen worden door reactionaire stemmingen en tendensen. Dit was zo in Rusland, zelfs tijdens het verloop van de revolutie. Dit is het gevolg van de tegenstellingen binnen het kapitalisme en de algemene sfeer van onzekerheid en angst, gecreëerd door het tekort aan jobs, huizen, scholen enzovoort.

Hoewel het noodzakelijk is racisme en fascisme te bestrijden, is het noodzakelijk een gevoel voor proportie te bewaren en eveneens te begrijpen hoe dit gevecht gevoerd moet worden. De hysterische reacties van de sekten en kleinburgerlijke ‘linksen’, altijd schreeuwend over het vermeende gevaar van het fascisme, dienen enkel ter verwarring en desoriëntatie van eenieder die met hen in contact komt.

Ook is het nodig om de schuld voor de recente draai naar rechts in Frankrijk, Nederland en Denemarken duidelijk te plaatsen waar ze hoort: bij het valse beleid van de sociaal-democratie, die de beweging richting nederlaag leidde. Deze leiders, die zich volledig overgegeven hebben aan het kapitalisme, proberen nu hun verantwoordelijkheid te verbergen door mee te doen in het luide refrein over ‘de fascisten’. In feite is het het kapitalistische systeem zelf dat de voorwaarden heeft geschapen voor de groei van racistische en reactionaire gevoelens bij een laag van de bevolking. Dit kan enkel worden beëindigd door het aannemen van een echte socialistische koers en een algehele strijd tegen het kapitalisme. Al de rest is holle demagogie, gericht op het strooien van zand in de ogen van de massa.

Racisme kan niet worden uitgeroeid op grond van vrome oproepen tot moraliteit, broederliefde en meer van dat. Het kan enkel op klassenbasis worden bevochten en door de strijd om socialistische bestuursthema’s, die garant moeten staan voor jobs, behuizing, waardige lonen en leefomstandigheden voor iedereen. Het is nodig agitatiecampagnes en propaganda te voeren in de massaorganisaties van de arbeiders, meerbepaald in de vakbonden, en zo de noodzaak te verklaren om het racisme en fascisme te bevechten. Dit echter volgens de methodes van de arbeidende klasse en niet die van de stompzinnige kleinburger.

In de voorbije periode zat de sociaal-democratie in de regering van elf van de vijftien EU-landen. Toch zagen de massa’s geen fundamentele verandering in hun situatie. Dit is wat de huidige reactie veroorzaakte. Maar zelfs dan is het totaal fout de huidige situatie voor te stellen als een algehele maatschappelijke verrechtsing en zelfs nog minder als ‘fascistisch’ gevaar. Om te beginnen is Le Pen niet meer fascist dan Fine in Italië. Hij is een dolle reactionair en een racistische demagoog die de weg vrijmaakt voor een extremere vorm van reactie in de toekomst. Maar de werkelijke situatie werd getoond in de tweede verkiezingsronde, toen hij een ernstige nederlaag leed. Belangrijker was dat de Socialistische en Communistische Partij ook zwaar verslagen werden en dat de macht verschoof naar de rechtse burgerlijke coalitie. Dit was een motie van wantrouwen tegen de pro-bourgeois politiek van Jospin & Co en zijn ‘communistische’ bondgenoten.

Wat de Franse verkiezingen aantoonden was niet het gevaar van het fascisme, maar een polarisatie in de Franse maatschappij, naar rechts én naar links. De val van de regering-Jospin opende de poorten voor een nieuwe periode van sociale en politieke instabiliteit die gekenmerkt zal worden door hevige schommelingen naar links en rechts. Doordat ze op het parlementaire front geblokkeerd zijn, zullen de arbeiders de straat op trekken zoals ze deden ten tijde van de regering Juppé in ’92-95.

Deze extreem wispelturige gemoedstoestand bestaat niet enkel in Frankrijk, maar overal in Europa op dit moment. De overwinningen van rechtse regeringen in Spanje en Italië stonden de massieve algemene stakingen en demonstraties die de vakbondsleiders onder druk van de basis organiseerden, niet in de weg. Morgen zullen we dezelfde ontwikkelingen zien in Groot-Brittannië, Duitsland, België, Nederland en Denemarken. De slinger zal ver naar links zwaaien en de weg vrijmaken voor een proces van gisting en radicalisering in de massaorganisaties van de arbeidersklasse. Het vooruitzicht is er daarom niet een van reactie, maar van revolutionaire ontwikkelingen in het ene land na het andere.

De sekten en kleinburgerlijke linksen en radicalen begrijpen niets van dit alles. Ze roepen “fascisme” bij de minste aanleiding en beelden zich in dat dit grote revolutionairen van hen maakt. Ze begrijpen de elementaire waarheid niet dat de burgerij enkel zijn toevlucht zoekt tot een dictatuur wanneer alle andere mogelijkheden zijn uitgeput en ze met een omverwerping worden bedreigd. Gezien de huidige krachtsverhoudingen tussen de klassen in Europa betekent dat precies dat de arbeidersklasse vele gelegenheden zal hebben gehad om de macht in handen te nemen, lang voor de vraag van reactie rijst.

Enkel nadat het proletariaat een serie nederlagen heeft geleden zouden de omstandigheden verschijnen voor enige vorm van bonapartistische dictatuur in Frankrijk, Spanje, Italië of Groot-Brittannië. Maar op dit moment is dit niet het geval. De organisaties van de arbeidersklasse zijn intact. We bevinden ons niet in een periode van grote nederlagen voor de arbeidersklasse. Integendeel, de Europese arbeiders beginnen nu juist in actie te schieten na een lange periode van relatieve ‘klassenvrede’. Anderzijds, is het correct te stellen dat de burgerij van Frankrijk, Nederland en Denemarken zo angstig is voor revolutie dat ze in overweging neemt het parlementaire bewind te beëindigen en zich onder de bescherming te plaatsen van fascistische avonturiers? Het is voldoende deze vraag concreet te stellen om te zien hoe belachelijk ze is.

De heersende klasse van Frankrijk was helemaal niet tevreden met de electorale vooruitgang van Le Pen. Samen met de kapitalistische klasse van elk ander Europees land zijn ze volkomen gelukkig met het regime van formele burgerlijke democratie. Deze schept de illusie dat ‘de meerderheid beslist’, terwijl het alle werkelijke machtsinstrumenten in hun handen (de handen van de burgerij) laat. Vanuit kapitalistisch oogpunt is zo een regime bij uitstek het meest economisch, effectief en betrouwbaar voor allen. ‘De macht’ wisselt elke vijf jaar of zo tussen hun directe parlementaire vertegenwoordigers (Chirac, Aznar enzovoort) en die meest respectabele verdedigers van het privé-bezit en de bestaande orde, de rechtse sociaal-democraten (de ‘linkerzijde’). Wat is dan het probleem?

Het probleem is dat mensen als Le Pen voor beroering en voor onnodige problemen kunnen zorgen en zo arbeiders en jongeren provoceren. En dat is precies wat is gebeurd. Wat dit alles aantoonde was de enorme onderliggende gevoeligheid en onstabiliteit die momenteel heel Europa aangrijpt. In afwezigheid van een revolutionaire partij zal dit zich onvermijdelijk op allerlei eigenaardige wijzen uitdrukken, met inbegrip van reactionaire fenomenen als in Frankrijk en Nederland. Maar dit zijn onstabiele en kortstondige verschijnselen, waarvan het belang veeleer symptomatisch is dan wat anders.

Het is daarom helemaal onjuist om de betekenis van zulke ontwikkelingen in dit stadium te overdrijven. Hoe dan ook, in de toekomst zal de situatie anders zijn. Indien de arbeidersklasse faalt in het volbrengen van de socialistische verandering van de maatschappij, zullen de omstandigheden voor reactie zich gedurende een tijdspanne ontwikkelen. De heersende klasse in zelfs de meest ontwikkelde en ‘democratische’ landen zal dan beslissen dat het recht op staken, protesteren en stemmen allemaal een onnodige en gevaarlijke luxe zijn. Wanneer dat stadium is bereikt (en het staat nog steeds een eindje van ons af) zullen ze niet aarzelen fascistische bendes te gebruiken om mensen aan te vallen en te vermoorden, met als doel de intimidatie van de arbeidersklasse.

Omdat ze in het verleden haar handen echter verbrandde aan Hitler en Mussolini, is het hoogst onwaarschijnlijk dat de burgerij in enig Europees land de macht zal overdragen aan fascistische gekken. Meer waarschijnlijk zullen ze hun toevlucht zoeken bij generaals, aan wie ze verbonden zijn door familie- en andere banden en waarop ze kunnen hopen enige controle uit te oefenen. De fascistische bendes zouden opereren als handlangers van het regime, maar geen macht worden gegeven. Zo een regime, hoe dan ook, zou een meedogenloze dictatuur zijn, zoals het regime van Pinochet in Chili of de monsterlijke dictatuur van de Turkse generaals na 1980.

Gedurende de laatste vijftig jaar hebben de Amerikaanse en Europese arbeiders geleerd te geloven dat ‘democratie’ een normale en niet te vermijden bestaansvoorwaarde is. Eigenlijk is het een relatief nieuwe uitvinding die werd aangenomen in de rijke kapitalistische landen die in staat waren bepaalde toegevingen te doen aan de arbeidersklasse, om zodoende de klassenstrijd binnen zekere grenzen te houden. In de mate waarin dit regime van klassenvrede begint af te brokkelen zal de burgerij overstappen van democratie naar dictatuur, met hetzelfde gemak waarmee een man zich in een trein beweegt van de rokers- naar de niet-rokerscoupé.

Het mag nooit vergeten worden dat de democratische rechten die vandaag bestaan alle werden veroverd door de arbeidersklasse en op hevige tegenstand van de kapitalisten kon rekenen. De wortels van de democratie liggen zeer ondiep en kunnen gemakkelijk losgerukt worden, eens de burgerij besluit dat het onmogelijk is de arbeidersklasse met de ‘gewone’ middelen te controleren. In elk geval, wat democratie wordt genoemd is in werkelijkheid enkel een vijgenblad dat de dictatuur van de big business verbergt. Wat nodig is, is het omverwerpen van de dictatuur van de banken en de grote monopolies en het invoeren van een regime van arbeidersdemocratie, als eerste stap in de beweging naar socialisme en de Socialistische Staten van Europa.

Op lange termijn zullen er zich scheuringen voordoen in alle burgerlijke partijen, die resulteren in de oprichting van openlijk bonapartistische partijen en een maatschappelijke polarisatie naar links en rechts. Zo zullen ze de baan ruimen voor allerhande rechtse intriges, zoals het Gladio-complot van de jaren ’70. Gezien echter de kracht van de arbeidersklasse en haar organisaties kan dit de aanloop zijn naar een uitbarsting van klassenstrijd en zelfs openlijke burgeroorlog.

De burgerij zal echter niet tot open reactie overgaan tot alle andere mogelijkheden uitgeput zijn. Lang voor we dit stadium bereiken, zullen de arbeiders vele mogelijkheden hebben gehad om in het ene land na het andere de macht te grijpen. Enkel na een serie ernstige nederlagen van de arbeidersklasse zou het gevaar van een bonapartistische dictatuur zich voordoen.

Vooruitzichten

De huidige situatie is gelijkaardig aan die van de periode 1912-14, die het einde inluidde van de lange periode van klassenvrede die voorafging aan de Eerste Wereldoorlog. Die gooide de poorten open voor een nieuwe periode van oorlogen en revoluties die tot 1923 duurde. Daarna was er een periode van relatieve stabiliteit, gebaseerd op de economische opgang van de jaren ’20, die er een is die erg lijkt op de voorbije tien jaar. Deze eindigde met de ineenstorting van 1929-33, die een nieuwe periode inluidde van instabiliteit, revolutie en contrarevolutie en pas eindigde met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog (1939-45).

Om specifieke redenen die we in vorige documenten hebben uitgelegd, werd de periode na ’45 gekenmerkt door een lange periode van kapitalistische groei, in grote mate steunend op de uitbreiding van de wereldhandel. Dit tijdperk kwam tot zijn einde in 1973-75, met de eerste wereldrecessie sinds de oorlog. Dit opende de deur voor een nieuwe periode die verschilde van die van de naoorlogse opleving. Dit was een periode gekenmerkt door een laag groeigemiddelde, hoge werkloosheid, inkrimping van overheidsuitgaven en tegenhervormingen.

Hoewel de duur van de opgang van de laatste periode langer duurde dan we hadden verwacht, was ze in geen geval vergelijkbaar met die van de naoorlogse opgang. In feite zijn geen van de fundamentele economische indicatoren van die periode sindsdien geëvenaard. Achteraf gezien zal de expansie van de jaren ’90 meer gemeen lijken te hebben met de wankele opgang van de jaren ’20, die de baan ruimde voor een periode van neergang. Uiteraard herhaalt de geschiedenis zich nooit op exact dezelfde wijze. Er zijn altijd tegenstromen en variaties. Het revolutionaire proces ontwikkelt zich niet rechtlijnig. Periodes van opgang zullen worden gevolgd door periodes van rust. Maar in elke periode is het noodzakelijk de organisatie uit te bouwen en te versterken.

In de periode van kapitalistische groei na 1945 was er een relatief evenwicht in de relaties tussen de klassen en ook tussen de naties. Nu is dit alles verdwenen. In plaats van stabiliteit is er algemene instabiliteit. Dit kan zelfs worden opgemerkt in de VS  juist, in het bijzonder in de VS. Met de gebeurtenissen van 11 september is de mythe van de Amerikaanse onkwetsbaarheid voor eeuwig gebroken. Amerika heeft zich bij de rest van de wereld gevoegd in de huidige chaotische, explosieve en bloederige rotzooi die het kapitalisme zo grondig heeft voorbereid.

Trotski legde in ‘De Geschiedenis van de Russische Revolutie’ uit dat de eerste indicator van een revolutie is dat de massa’s beginnen te participeren in de politiek. Dit is nu het geval in de VS en in alle andere landen. Mensen die vroeger geen aandacht besteedden aan politiek zijn plots geïnteresseerd geraakt. Mensen die nooit een krant lazen, behalve dan de sportpagina’s, verslinden nu gretig het laatste nieuws uit Afghanistan en proberen de complexiteit van de wereldpolitiek en het militaire beleid te begrijpen.

De onmiddellijke gevolgen van 11 september waren, zoals door ons voorspeld, van een reactionaire aard. President Bush kreeg in enquêtes een hoge mate van goedkeuring. Maar deze stemming is zeer oppervlakkig en kan gemakkelijk in zijn tegengestelde omslaan. Laten we niet vergeten dat de vader van president Bush ook een hoge graad van goedkeuring kreeg tijdens de Golfoorlog. Dit voorkwam echter niet dat hij het volgende jaar verslagen werd tijdens de presidentsverkiezingen. De stemming in Amerika is nu onevenwichtiger dan tien jaar geleden. George W. Bush zal eindigen als de meest gehate en verachte politicus in de geschiedenis van de VS. En zijn trouwe bondgenoot Tony Blair zal een gelijkaardige nederlaag lijden in Groot-Brittannië.

De hoofdzaak om te begrijpen is de impasse van het kapitalisme op wereldschaal. Tegenstelling wordt op tegenstelling gestapeld, en zodoende wordt een hoogst explosieve situatie gecreëerd. De stemming kan snel veranderen en op een gegeven moment scherp naar links schommelen wanneer de crisis zich ontvouwt. De tegenstrijdige gemoedstoestand van de Amerikaanse massa’s bleek uit de beweging van New Yorkse brandweermannen in de nasleep van 11 september. Toen de burgemeester hun het bevel gaf om het zoeken naar de lichamen van hun collega’s te staken, marcheerden ze naar het stadhuis en vochten er een geregelde veldslag uit tegen de politie in oproeruitrusting. En gedurende dit alles droegen ze de Amerikaanse vlag met zich mee. Dit is een dialectische tegenstelling! De daden van de Amerikaanse arbeiders zijn meer ontwikkeld dan hun begrip. Naar alle waarschijnlijkheid zullen ze nog altijd de vlag met zich meedragen wanneer ze de finale stormloop op de macht uitvoeren. Dat zal geen verschil uitmaken voor de uitkomst!

Op korte termijn bestaat er geen twijfel over dat het gevolg van de oorlog de verlamming of toch minstens het uitstel is van de klassenstrijd in de meeste landen, niet enkel de VS. Maar dit zal slechts tijdelijk zijn. Alle tegenstellingen blijven aanwezig en groeien in intensiteit. Door het tij tegen te houden zullen de leiders het enkel onbeheersbaarder maken wanneer het uiteindelijk doorbreekt. En dat zal uiteindelijk gebeuren.

Zelfs tijdens de opgang van de laatste tien jaar waren er constante besparingen in de overheidsuitgaven. Tijdens een economische neergang zal dit zich voortzetten en nog meer ongemak veroorzaken. De val in productie en tewerkstelling zal een overeenkomstige daling betekenen van de inkomsten van de staat en ernstige hervormingen en toegevingen aan de arbeidersklasse en werklozen onmogelijk maken. We zullen de door de vakbondsleiders naar voren geschoven eis(en) voor verhoogde publieke uitgaven voor scholen en ziekenhuizen steunen, maar zullen er de aandacht op vestigen dat dit onmogelijk is op kapitalistische basis. Wat nodig is, is de nationalisatie van de topstructuren van de economie en een socialistisch productieplan, beide onder een democratische arbeiderscontrole en -beheer. Dit is de enige manier om aan de crisis te ontsnappen.

Een recent onderzoek door het International Labour Office te Genève onthulde hoe de druk op de arbeiders was vermeerderd tijdens de hoogconjunctuur. Het toont aan dat in landen zoals Groot-Brittannië, de VS, Finland, Duitsland en Polen, het aantal geestelijke gezondheidsproblemen stijgt. Tot zelfs één op de tien arbeiders heeft last van depressies, stress, gevoelens van onrust en burn-out, die in vele gevallen resulteren in werkloosheid en hospitalisatie. Het rapport schat dat in de EU een 3 à 4 procent van het BNP wordt besteed aan mentale gezondheidsproblemen, terwijl in de VS de nationale uitgaven die in verband worden gebracht met de behandeling van depressies variëren van 30 tot 44 miljoen dollar. In de VS is klinische depressie nu de meest voorkomende aandoening. Het treft jaarlijks één op tien volwassenen in de arbeidsleeftijd, met als resultaat een verlies van ongeveer 200 miljoen arbeidsdagen per jaar.

Deze cijfers, die waarschijnlijk de ernst van de situatie niet bepaald overdrijven, tonen aan hoe in zelfs de meest ontwikkelde landen het kapitalisme een ondraaglijk systeem is geworden voor de meerderheid van de bevolking. De onmenselijke druk, het autoritarisme op de werkvloer, de lange afstompende uren die al het plezier uit het werk hebben genomen, leidden voor miljoenen mensen tot een nachtmerrie. Dit vindt zijn uitdrukking in het uiteenvallen van de familie, de mishandeling van vrouwen en kinderen, zinloze misdaden en geweld, druggebruik en alcoholisme. Als dit de situatie is tijdens een hoogconjunctuur, wat zal de toestand dan zijn tijdens een recessie?

Op dit moment al is er een groeiende invraagstelling van de markteconomie, zelfs onder de middenklasse. De last van overwerk, prestatiequota’s, just-in-time-productie, de druk, de zenuwachtigheid, de onzekerheid, de ongelijkheid enzovoort, al deze zaken creëren een meer en meer kritische stemming, vooral, maar niet alleen, onder de jeugd.

De gebeurtenissen na 11 september hebben wat dit betreft de situatie niet fundamenteel veranderd. De stemming van patriottisme en vaandelzwaaierij was oppervlakkig en zal gauw wegslijten zodra de crisis begint. Er was nooit echt enthousiasme voor de oorlog, zelfs niet in de VS, waar de stemming van de meerderheid kan worden omschreven als een ongewilde berusting. Het idee van Bush en de rechterzijde dat ze zich op deze stemming konden vestigen, was een ernstige misrekening. Ze zullen dit gauw ontdekken wanneer ze betrokken geraken in een Irakees avontuur.

De polarisatie van de maatschappij naar links en rechts zal zich op een gegeven moment voortplanten in de arbeids- en vakbondsorganisaties. Op dit ogenblik lijkt hiervan weinig bewijs te zijn. De arbeidersorganisaties zijn in grote mate ontvolkt en de leiding is zwaar naar rechts gaan leunen, in die mate dat sommigen ze zelfs volledig hebben afgeschreven. Dit is een enorme dwaasheid. De reden dat de leiding zo ver naar rechts is opgeschoven is dat de klasse nog niet op doorslaggevende wijze in beweging is gekomen.

In de mate dat de leiding niet onder de directe druk staat van de arbeidersklasse, zal de druk van de heersende klasse verdubbelen. Maar eens de klasse zich begint te roeren, zullen ze dit onvermijdelijk doen langs de massaorganisaties, WANT ER BESTAAT GEEN ALTERNATIEF. Het is essentieel dit feit niet over het hoofd te zien.

Door de oorlogssituatie is op dit moment de druk van het kapitalisme op de arbeidersorganisaties bijzonder intens. Er is zware druk om in de pas te lopen, de ‘nationale eenheid’ met betrekking tot de oorlogskwestie te aanvaarden, ‘verdelende onderwerpen’ opzij te schuiven en zo verder. Hoe dan ook, na verloop van tijd zal er druk van onderen uit komen om zich op de brandende problemen van de massa’s te richten. De stemming van de massa’s kan een tijd worden verdrukt door het dode gewicht van het arbeiders- en vakbondsapparaat, maar dit heeft zo zijn grenzen. Hoe langer deze ontwikkeling wordt tegengehouden, des te gewelddadiger zal de uiteindelijke uitbarsting zijn. Er staan de heersende klasse, de reformisten en de vakbondsleiding serieuze verrassingen te wachten.

In de ontwikkelde kapitalistische landen breidt de invloed van het marxisme zich maar heel langzaam uit. Dit is een dialectische contradictie. Gedurende een hele historische periode stonden in de ontwikkelde landen de ware marxistische krachten geïsoleerd van de massa. We hebben tegen de stroom in gestreden. Onze ideeën kwamen niet overeen met de ervaringen van de arbeiders. Maar nu reeds begint dit te veranderen. De arbeidersklasse leert over het algemeen niet van boeken maar uit haar eigen ervaringen.

De ontluikende crisis van het mondiale kapitalisme, die zich in de loop van volgend decennium, of langer, met ups en downs zal ontvouwen, bereidt een serie gewelddadige schokken voor die de arbeidersklasse uit haar inertie en onverschilligheid zal schudden en de weg van de strijd opjagen. Onder deze omstandigheden zullen ideeën die voorheen enkel weerklank vonden in kleine kringen, een publiek voor zich winnen van duizenden en tienduizenden. We zullen niet langer tegen de stroom moeten vechten, maar ons samen met de stroom van de geschiedenis voortbewegen. Het revolutionaire marxisme zal zijn rechtmatige plaats innemen aan het hoofd van de arbeidersbeweging in de strijd voor de socialistische wederopbouw van de maatschappij.