Na een decennium van verwaarlozing lijkt Afrika plotseling weer in de mode bij de grootmachten: interventies in Ivoorkust, Congo en Liberia en nu het bezoek van Bush. In de verkiezingsstrijd van 2000 verklaarde Bush jr. nochtans dat het zwarte continent niet belangrijk was voor de “nationale strategische belangen” van de VS en dat de VS daar dus weinig tijd en geld aan moesten besteden. Het Pentagon had tien jaar geleden in Somalië ook een zware kater opgelopen toen achttien Amerikaanse soldaten de dood vonden bij gevechten met milities, zodat Washington sindsdien het continent links liet liggen wegens te irrelevant om grote risico’s te nemen. De wereldsituatie is evenwel gewijzigd en de Amerikaanse imperialisten achten het tijd om opnieuw sterker te interveniëren in Afrika.

Bush bracht vorige week een blitzbezoek aan vijf Afrikaanse landen met bijhorende officiële redenen: Senegal (een stabiele democratie, volgens het Witte Huis), Zuid-Afrika (de belangrijkste handelspartner in Sub-Saharaans Afrika), Botswana (de snelst groeiende economie), Oeganda (strijd tegen aids) en Nigeria (het dichtstbevolkte land).

Onderliggende belangen

Achter de officiële redenen liggen natuurlijk altijd werkelijke redenen. Nigeria is met zijn geschatte reserves van 22,5 miljard vaten de belangrijkste Afrikaanse en vijfde grootste olieleverancier van de VS. Dictator Obasanjo krijgt daarom al langer steun van Washington. Ook Oeganda blijft, ondanks zijn opspraak in de bloedige oorlog in Congo, een belangrijke bondgenoot van de VS vanwege de grondstoffen in de regio en de strategische ligging voor tussenkomsten in de conflicten van Centraal- en Oost-Afrika (bv. de ‘schurkenstaat’ Soedan). Bovendien zou het land een toonbeeld zijn van vrijhandel vanwege zijn goede economische cijfers, waarbij voor het gemak wordt vergeten dat veel van die goede cijfers gerealiseerd zijn door een structurele roof uit Oost-Congo. Botswana lijkt op het eerste gezicht een vreemde keuze, een klein land met weinig regionale relevantie. Door zijn sterke economische cijfers én door het hoge percentage HIV-besmetting (38,5 procent van de volwassenen) heeft het land echter een grote symbolische waarde in de promotietocht van Bush. Daarenboven heeft de regering van Botswana aan Washington voorgesteld om een luchtmachtbasis in gebruik te nemen en dat opent natuurlijk perspectieven. Botswana ligt immers vlak naast de ‘schurkenstaat’ Zimbabwe, waar Mugabe het aandurfde om de zwarte landarbeiders op te zetten tegen de blanke grootgrondbezitters en zich daardoor de woede van de imperialisten op de hals haalde. Bij zijn bezoek aan Zuid-Afrika drong de Amerikaanse president er dan ook op aan om Mugabe verder onder druk te zetten. Zuid-Afrika is de regionale grootmacht, maar stelt zich regelmatig kritisch op tegenover de VS, terwijl die laatsten Pretoria juist graag zouden willen gebruiken als hun lokale politieman. Senegal ten slotte is niet alleen een belangrijk Afrikaans moslimland – “zie je wel dat Bush niet tegen moslims is?” – maar tevens een oude bondgenoot van Frankrijk in West-Afrika, en vanuit het standpunt van het Amerikaanse imperialisme kan het natuurlijk geen kwaad om de invloed van de Fransen in Afrika nog verder terug te dringen.

Door ‘het verloren continent’ te bezoeken wil Bush de indruk wekken dat de VS wel degelijk bekommerd zijn om de armoede in de wereld. De 15 miljard die ze uittrekken voor aids-bestrijding in Afrika en de Caraïben moet aan dat beeld tegemoetkomen, een geste die des te belangrijker is om hun blazoen in de Derde Wereld op te poetsen na de imperialistische oorlog tegen Irak. Tegelijk zal dit geld dienen voor de financiering van conservatieve NGO’s die seksuele onthouding prediken als remedie tegen aids. Net zoals in Latijns-Amerika promoot Washington rechtse religieuzen om directe invloed over de Afrikaanse geesten te krijgen. De toer van Bush door Afrika is echter niet alleen voor buitenlandse consumptie, we mogen ook niet vergeten dat de Amerikaanse presidentsverkiezingen naderen en Bush zou graag wat zwarte stemmen mobiliseren voor een tweede ambtstermijn.

Als belangrijkste reden voor Bush zijn visite staat evenwel met stip op één: bodemrijkdom en olie in het bijzonder. En de ‘oorlog tegen het terrorisme’ moet dat maskeren, in Afrika evenzogoed als in het Midden-Oosten.

De nieuwe ‘scramble for Africa’

Volgens de US National Intelligence Council moet de import van olie uit Afrika in de komende tien jaar stijgen van 16 procent van de Amerikaanse invoer naar 25 procent. Verschillende vroegere bondgenoten zoals Saoedi-Arabië, Venezuela en Indonesië zijn immers niet meer zo stabiel als voorheen. Afrika biedt duidelijke perspectieven met olielanden als Nigeria, Angola, Gabon, Kameroen, Equatoriaal Guinee, Tsjaad, Soedan en de Republiek Congo (niet te verwarren met de Democratische Republiek Congo, het vroegere Zaïre). Volgens de berekeningen zou de olieproductie in Angola tussen nu en 2020 moeten stijgen van 930.000 vaten per dag naar 3 miljoen, in Nigeria naar 4,4 miljoen. In de komende drie jaar zou het kleine Equatoriaal Guinee de productie doen toenemen tot 350.000 vaten per dag en de pijplijn van Tsjaad naar Kameroen zou 223.000 vaten per dag moeten opleveren. In de Golf van Guinee zijn eveneens reserves van naar schatting 20 à 30 miljard vaten, de grootste bronnen in Afrika ten zuiden van de Sahara. Vooral West-Afrika is een focuspunt voor nieuwe oliewinning.

Het zwarte goud lijkt een nieuwe ‘scramble for Africa’ in te luiden. De grootmachten verdringen elkaar om de olie in te palmen. Rusland heeft de banden aangehaald met onder meer Gabon, dat ook al verblijf biedt aan Franse mariniers, door in juli 2002 een legerdelegatie te sturen voor besprekingen over sterkere militaire samenwerking en wapenverkoop. Zo wil het Kremlin zijn positie in de regio versterken en landen aan zich binden. Ook China bouwt zijn invloed in de regio systematisch op. Sinds 1995 lopen er al contracten met Soedan voor oliewinning en wapens. Verder hoopt China aan invloed te winnen in Nigeria en Angola, niet door rechtstreeks de begerige blik op de bronnen te werpen, maar via een omweg door miljoenen euro’s te investeren in noodzakelijke industriële infrastructuur (havens, sporen, energiecentrales, telecommunicatie, wapenfabrieken enzovoort) en aldus bondgenootschappen uit te bouwen. Dergelijke bondgenootschappen worden des te urgenter door de schrik van andere grootmachten dat de VS totale controle krijgen over ’s werelds oliereserves.

Frankrijk tracht oude imperium te vrijwaren

Vooral Parijs zit knap verveeld met de nieuwe interesse van Washington voor Afrika, traditioneel immers de achtertuin van Frankrijk. Vanwege zijn vroegere koloniale aanwezigheid heeft Frankrijk nog steeds invloed op het continent, wat voordelig is voor de toegang tot markten, de controle van zeestraten en de plundering van grondstoffen. Sinds de ineenstorting van het Franse koloniale imperium en de verpletterende macht van de VS verliest Frankrijk steeds meer de controle over zijn oude kolonies. Deze tweederangs imperialistische macht kan op de lange termijn immers niet optornen tegen de middelen van een reus als de VS. Beide grootmachten voeren al decennia een verwoede strijd om de Afrikaanse bodemrijkdommen, hoewel de VS totnogtoe relatief weinig middelen in deze strijd hebben gepompt. Daarbij steunen ze tegengestelde kampen. De VS steunen Oeganda, Frankrijk steunt Congo (Kinshasa). In het conflict over het Bakassi-schiereiland staan Nigeria en Kameroen met getrokken messen tegenover elkaar, de eerste een vazal van de VS, de tweede van Frankrijk. In de burgeroorlog in de Republiek Congo (Brazzaville) sponsorden Occidental Petroleum (VS) en Total (Fr.) de met elkaar strijdende partijen. Parijs geeft hulp aan het fundamentalistische regime in Soedan, volgens de VS een schurkenstaat. De ‘Europese’ interventie in Bunia onder leiding van Frankrijk komt niet zomaar net na de Amerikaanse invasie van Irak, het gaat hier overduidelijk om een testcase voor een Europees leger in het belang van voornamelijk het Franse imperialisme. Het is een echte koehandel waarbij Frankrijk zich koest houdt inzake Irak en de VS in ruil hun fiat gaven voor operatie Artemis in Bunia, mits de nodige spot vanaf de zijlijn (lees het artikel ‘De jakhals, de tijger en de enkelband’ op UitpersUitpers).

Tijdens het laatste decennium kwam Parijs nochtans minder dan voordien direct tussen bij conflicten in Franstalig Afrika. Dat was niet enkel het resultaat van het dalende strategische belang van Afrika, maar tevens van de afnemende mogelijkheden van Frankrijk om overal ter wereld een systematische imperiale politiek te verdedigen. Niettemin bleven Franse troepen gestationeerd in onder andere Senegal, Ivoorkust, Gabon en Tsjaad. Met de ostentatieve tussenkomst van het Franse leger in het conflict in Ivoorkust gedurende 2002-2003 keerde het beleid van Parijs ten aanzien van Afrika opnieuw. Daarmee maakte Frankrijk duidelijk dat het geen opstanden in zijn vazalstaten meer duldt en dat het opnieuw militair een rol wil spelen – waarbij Ivoorkust als testcase diende. Het land is de grootste producent van cacao ter wereld, maar wat belangrijker is: het ligt aan de Golf van Guinee, zoals gezegd volgens de laatste schattingen een serieuze oliereserve. Frankrijk hoopt immers minder afhankelijk te worden van olie uit het Midden-Oosten, nu dit sterker in de Amerikaanse invloedssfeer is geïntegreerd. De haven van Abidjan, de hoofdstad van Ivoorkust, kan voor de controle van olie in de regio een belangrijke uitvalsbasis zijn door zijn relatief goede zeevaartfaciliteiten en de Franse staat overweegt dan ook om er een marinebasis te vestigen.

Amerikaanse superioriteit

Toch kan het Franse imperialisme de toenemende aantasting van haar belangen in Afrika niet tegenhouden. De recente crisis in Ivoorkust zal op lange termijn ook in deze oude Franse bondgenoot hun invloed terugdringen ten voordele van het Amerikaanse kapitaal. Amerikaanse multinationals bezitten de meeste concessies voor de exploitatie van oliebronnen in de Golf van Guinee. Overigens is meer dan 70 procent van hun investeringen in Afrika geconcentreerd in de oliesector.

Om die oliebelangen te verdedigen beschikken de Amerikaanse multinationals over een machtige militaire arm. En laat er geen twijfel over bestaan: de bedoeling is concurrenten weg te werken. Washington kwam ten eerste zelf eveneens tussen in Ivoorkust. Volgens The Wall Street Journal plannen de VS bovendien nieuwe legerbases in de buurlanden Ghana en Mali en in de Franse bondgenoten Senegal en Algerije. Ook voor Liberia, een ander buurland van Ivoorkust, heeft het Pentagon plannen. Groot-Brittannië, dat sowieso de Amerikaanse initiatieven volgt vanwege de verwevenheid van het Angelsaksisch kapitaal, is al aanwezig in Sierra Leone (met o.a. zijn lucratieve diamanthandel). En de kleine eilandengroep Sao Tomé e Principe, strategisch gesitueerd in de Golf van Guinee, heeft Washington aangeboden er een Amerikaanse marinebasis te vestigen. De Israëlische lobby Institute for Advanced Strategic and Political Studies ziet dit als een strategische optie voor de Amerikaanse overheid (lees hun rapport African Oil: A Priority for U.S. National Security and African DevelopmentAfrican Oil: A Priority for U.S. National Security and African Development). De Navo is een instrument dat ook hier de belangen van het Amerikaanse imperialisme moet dienen. Navo Supreme Commander, de Amerikaanse generaal James Jones, verklaarde eind april dat de Navo een ‘prototype quick-reaction force’ van 2.000 à 3.000 eenheden wil ontplooien in West-Afrika.

“Het kan goed zijn dat de toekomstige smaldelen van vliegdekschepen en de toekomstige direct inzetbare interventietroepen geen zes maanden in de Middellandse Zee verblijven, maar ik durf erom wedden dat ze de helft van hun tijd doorbrengen aan de westkust van Afrika.”

Bovendien hebben de Amerikanen al belangrijke bases gestationeerd in Djibouti (1.800 soldaten) en Kenia, waarmee ze Oost-Afrika en het Zuiden van het Arabische schiereiland controleren.

Mensenrechten zijn hier veraf. Buiten wat gratuite retoriek zijn de imperialisten, noch de Amerikaanse, noch de Franse, echt bekommerd om het lot van de Afrikanen. Het enige wat hen drijft zijn winsten, en een donatie aan een of andere NGO in het voorbijgaan is louter opsmuk. De meerderheid van de Afrikanen is immers niet gebaat bij de plundering van hun bodemrijkdommen en de uitbuiting van hun arbeidskracht. Slechts enkelen kunnen zich verrijken door uit de hand van de imperialisten te eten, die er niet voor terugschrikken om de dictaturen van die rijke minderheid te steunen. De bourgeoisie in de Derde Wereld kan dan ook geen onafhankelijke rol spelen en is niet in staat de strijd voor bevrijding te leiden.

De vorige ‘scramble for Africa’ eindigde met de Eerste Wereldoorlog. De nieuwe strijd om Afrika is het volgende teken dat de spanningen tussen de grootmachten stap voor stap opnieuw naar een kookpunt stijgen.