Het debat over de stijgende levensverwachting en de ‘onbetaalbaarheid’ van het pensioensysteem blijft actueel. De Morgen interviewde Patrick Deboosere, professor aan de VUB, die zijn licht liet schijnen over dit thema. In het interview zijn enkele interessante denkpistes terug te vinden. Hieraan koppel ik mijn eigen analyse.

Levensverwachting versus levensduur 

Wie langer leeft, moet langer werken. Hier valt blijkbaar niet aan te ontsnappen. Rechtse politici, en sommige ‘linkse’, verstoppen zich achter deze ogenschijnlijke logische redenering. Patrick Deboosere legt het verschil tussen de levensverwachting en de levensduur uit en maakt op deze manier duidelijk dat alles niet zo ‘logisch’ is als het in eerste instantie lijkt. De levensverwachting gaat over de gemiddelde sterfte (of de gemiddelde resterende levensduur van een individu). Steeds minder mensen sterven op een jonge leeftijd; de kans om oud te worden is dus groter dan vroeger. De levensduur is de maximale duur van een mensenleven; en hier zijn fysische grenzen aan.

De levensverwachting vertoont echter sociaaleconomische verschillen. De Belgische overheid geeft volgende informatie weer[1]: “Mannen met het laagste opleidingsniveau hebben 1,9 keer meer kans om te overlijden vóór de leeftijd van 75 jaar dan mannen met het hoogste opleidingsniveau (na correctie voor leeftijd). Vrouwen met het laagste opleidingsniveau hebben 1,6 keer meer kans om vroegtijdig te overlijden dan vrouwen met het hoogste opleidingsniveau.”

Wie de levensverwachting van een persoon in goede gezondheid analyseert, merkt ook een groot klassenverschil. “Meet men de 'levensverwachting in goede gezondheid' als de 'levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen', dan zien we dat hoogopgeleide mannen op de leeftijd van 50 jaar 21,6 jaar gezonde levensjaren voor zich hebben in vergelijking met 13,3 jaar bij mannen met een opleiding lager onderwijs of minder, wat een verschil is van 8,3 jaar. Het aantal verwachte jaren met beperkingen is ongeveer gelijkaardig voor de verschillende opleidingscategorieën, maar is iets hoger bij hoogopgeleide mannen (12,7 jaar) in vergelijking met de laagst opgeleide mannen (11,4 jaar).”[2] De levensverwachting in goede gezondheid is dus een belangrijke aanwijzer over de groeiende moeilijkheid om langer te werken of zelfs om tot 65 jaar te werken. Eveneens is het een bewijs van de fysieke en psychologische schade die de intensivering van de arbeid aanbrengt.

De levensverwachting in het Westen is de voorbije decennia spectaculair gestegen.[3] Dat is een gevolg van verbeterde hygiëne, beschikbaarheid van goed voedsel, betere levensomstandigheden en een verbeterde geneeskunde. De volgende vraag dringt zich op: wat ligt aan de basis van deze verbeteringen?

De stijgende levensverwachting als resultaat van de klassenstrijd

De geschiedenis leert ons dat de arbeids- en leefomstandigheden van de Belgische (en Europese) arbeidersklasse in de 19de eeuw schrijnend waren. De actualiteit toont aan dat dit voor velen vandaag nog steeds het geval is.[4] Een reeks documentaires op Arte, een Frans-Duitse staatszender, toont aan de hand van enkele getuigenissen hoe ingewikkeld de situatie in Frankrijk en Duitsland is. Ook in België is dat het geval. Toch zou het fout zijn om te ontkennen dat er significante verbeteringen zijn. Steeds meer Belgen hebben, voornamelijk na de Tweede Wereldoorlog, toegang gekregen tot kwaliteitsvol onderwijs, goede gezondheidszorgen, betere arbeidsomstandigheden en andere factoren die aan de basis liggen van de stijgende levensverwachting.

Deze verbeteringen zijn echter niet uit de lucht gevallen, maar zijn onder andere een (in)direct resultaat van de georganiseerde strijd van de arbeidersklasse. De sociale (klassen)strijd is een belangrijke component in heel de kwestie rond de stijgende levensverwachting, en speelt bijgevolg een essentiële rol. Strijd zal noodzakelijk zijn om te vermijden dat de rechterzijde alle factoren die aan de basis liggen van de stijgende levensverwachting, verder ondermijnt. Volgens Deboosere zijn de mensen nog altijd niet gemaakt om hard te blijven doorwerken na hun vijftigste aangezien er nog geen toverformule bestaat om de veroudering te stoppen. Wat dus zeker lijkt is dat met een verlenging van de pensioenleeftijd naar 67 of ouder, er meer zieken en ongevallen zullen voorkomen waardoor de levensverwachting op termijn onvermijdelijk zal dalen. Maar waarom de pensioenleeftijd dan verhogen? Ook Deboosere stelt zich deze vraag: “De vergrijzing is een succes. Een lang en gelukkig leven, ziekte en dood onder controle houden, dat is wat de mens altijd heeft nagestreefd. Waarom dat, nu we het eindelijk verwezenlijken, als negatief bestempelen?”

Arbeid onder het kapitalisme

Om deze vraag te beantwoorden is het noodzakelijk te kijken naar wat arbeid precies is, en welke rol het kapitalisme hierin speelt.  Arbeid is in de eerste plaats een proces tussen de mens en de natuur. Het is wat een mens doet wanneer hij werkt. Het arbeidsproces bestaat uit drie elementen, zegt Marx: de arbeider (actief); de gereedschappen (passief) en het materiaal (passief) waarmee gewerkt wordt. De arbeider, een actief wezen, blaast leven in passieve elementen met de bedoeling een gebruikswaarde te produceren. Met andere woorden: de mensen proberen in hun basisbehoeftes te voorzien om niet uit te sterven.

Kapitaal, zegt Marx, verscheen op het historisch toneel door controle te nemen over de productie en het arbeidsproces zoals het bestond. Het drukte er echter zijn eigen stempel op. De arbeider werkt nu onder de controle van de kapitalist en het product is eigendom van de kapitalist. Het kapitalistische arbeidsproces heeft een specifieke functie: de productie van meerwaarde. Heel het arbeidsproces wordt in functie gesteld van de realisatie van deze doelstelling. De schepping van meerwaarde is dus cruciaal. Het houdt in dat de arbeider meer waarde moet produceren dan de waarde van zijn arbeidskracht. Het is deze meerwaarde waar de kapitalist naar op zoek is. Onder het kapitalisme wordt er dus niet gewerkt om de sociale noden van de mensen te bevredigen, maar om de winsten van een minderheid te garanderen.

Het debat rond langer werken, en de vraag van Deboosere, moet dus vanuit dit perspectief begrepen worden. Langer werken onder het kapitalisme betekent meer meerwaarde onttrekken aan de werkende bevolking. Vergrijzing zal vanuit een puur kapitalistisch perspectief bijgevolg altijd als negatief bestempeld worden, aangezien de gepensioneerden geen meerwaarde produceren.  De strijd om minder lang te werken is dus een revolutionaire strijd. Het gaat in tegen de logica van het kapitalisme. De arbeider probeert zijn vrijheid te herwinnen en te genieten van zijn pensioen nadat hij heel zijn leven onder dwang van het kapitaal stond.

De kost van de stijgende levensverwachting

We moeten langer werken om ons pensioensysteem betaalbaar te houden. Het argument van de rechterzijde is algemeen gekend. Maar ook hier gaat Deboosere in tegen de heersende logica. Op de vraag of het te veel kost, zegt hij het volgende: “Zeker niet nu we rijker zijn dan ooit. Want niet alleen neemt het aantal ouderen toe, de economie evolueert ook. We hebben vandaag vier keer meer rijkdom dan in de jaren 60. We zijn zes keer productiever dan na de Tweede Wereldoorlog. In dit land is er altijd voor gekozen om een mooi deel van die vooruitgang in de sociale welvaart te stoppen.”

De werkende bevolking produceert vier keer meer rijkdom dan in de jaren 60, is zes keer productiever dan na de Tweede Wereldoorlog en toch beweert de Belgische rechterzijde dat het pensioensysteem onbetaalbaar is. Televisie, kranten, sociale media… Alle kanalen worden gebruikt om deze boodschap door de strot van de werkende bevolking te duwen. De ideologische aanvallen van de rechterzijde dienen gecounterd te worden en Deboosere geeft de nodige argumenten in het interview. Het is echter ook belangrijk voor de linkerzijde om niet te vervallen in ‘gemakkelijke’ oplossingen. Uiteraard zijn de pensioenen perfect betaalbaar, is het mogelijk de werkdag te verminderen enz., maar toch gebeurt het niet. Het kapitalisme verkeert in zware crisis en de bovenvermelde ‘argumenten’ van de rechterzijde zijn slechts een ideologische weerspiegeling van een sombere economische realiteit. Het kapitalisme in crisis vereist crisismaatregelen en deze worden betaald door de Belgische werkende bevolking; deze keer in de vorm van een stijging van de pensioenleeftijd. In het verleden dwong de arbeidersklasse door middel van klassenstrijd de verbetering van de levens- en werkomstandigheden af. Ook vandaag is de arbeidersklasse de enige kracht in de samenleving die in staat is het kapitalisme ten val te brengen, en zichzelf te bevrijden van de crisis en de asociale maatregelen die hiermee gepaard gaan.

Bronnen:

http://www.armoedebestrijding.be/wp-content/uploads/2019/01/cijfers_gezondheid.pdfhttp://www.armoedebestrijding.be/wp-content/uploads/2019/01/cijfers_gezondheid.pdf

https://www.gezondbelgie.be/nl/gezondheidstoestand/ongelijkheden-in-gezondheid

https://www.arte.tv/fr/videos/RC-018413/l-europe-face-au-defi-de-la-pauvrete/