Op 12 september vond in Amsterdam een mars tegen de wooncrisis die zich uit in torenhoge huur-en koopprijzen, racisme op de huurmarkt en jarenlange wachtlijsten voor sociale woningen. Op 17 oktober wordt de beweging in Rotterdam verdergezet met de Woonopstand.

De demonstratie in het Amsterdamse Westerpark was misschien niet de grootste demo ooit. Er waren rond de 15.000 tot 20.000 demonstranten. Echter, zoals de aanwezige activisten van Revolutie duidelijk konden merken, was er een strijdbare, radicale sfeer. Het was geen bijeenkomst van de gebruikelijke linkse activisten, maar een vurig protest waar vooral veel jongeren bij waren. Er was een grote honger naar ideeën. Marxistische eisen als onteigeningen van pandjesbazen werden goed ontvangen en bediscussieerd.

Dit is geen toeval. Het is het gevolg van de absurde situatie op de Nederlandse woningmarkt, waar een betaalbare woning een schaars goed is. Het Nederlandse kapitalisme, ondanks zijn enorme rijkdom, faalt erin om het ‘grondwettelijk recht’ van huisvesting te realiseren voor een groeiend deel van vooral de jonge generatie.

De gemiddelde koopsom voor een bestaande koopwoning was in het tweede kwartaal van 2021 zo’n €410.000, en een nieuwbouwwoning €450.000. De huizenprijzen zijn in het laatste jaar gemiddeld 16% gestegen. De lage ECB-rentes en de economische steunpakketten hebben de zeepbel enkel nog verder opgeblazen. Investeerders kopen hele blokken woningen op voordat jonge stellen überhaupt een kans hebben om te bieden, om deze vervolgens via het ‘buy to let’-systeem te op te delen en te verhuren als vrijesectorappartementen. Kopen is voor veel starters dan ook geen optie. Tegelijk is er een schrijnend tekort aan sociale huurwoningen. Tussen 2013 en 2018 is de sociale woningvoorraad gekrompen met 100.000, omdat corporaties panden zijn blijven verkopen om ‘rendabel’ te blijven. De vrije sector is daarentegen weer onbetaalbaar, met inkomenseisen zoals dat men twee of drie keer de huur (vaak minstens €1000) moet verdienen om te kunnen wonen.

Hiernaast zijn er nog specifieke problemen, zoals de woningschaarste voor buitenlandse studenten. Deze worden via een pervers systeem (universiteiten die per buitenlandse student een flink bedrag krijgen) naar Nederland gelokt, zonder geïnformeerd te worden over de situatie, om er hier achter te komen dat er praktisch geen woonruimte beschikbaar is. Deze kunnen natuurlijk ook niet terug naar hun ouders. Deze studenten vertoeven in overvolle noodopvangen, met het risico om dakloos te worden in een ander land.

Het aantal daklozen is sinds 2009 meer dan verdubbeld. Dit zijn niet meer alleen de ‘traditionele’ daklozen met mentale problemen, schulden en/of verslaving, maar ook een groeiende groep ‘economisch daklozen’ die na een scheiding geen betaalbare woning kunnen vinden maar bijvoorbeeld wel een baan hebben. Dit alles toont de uiterst schrijnende situatie.

Er zijn in feite altijd problemen van woningnood geweest sinds de Tweede Wereldoorlog. Het Nederlands kapitalisme heeft dit probleem nooit kunnen oplossen, enkel kunnen afzwakken met allerlei maatregelen die nu in hun tegengestelde zijn veranderd. Alle stimulusmaatregelen van de laatste jaren, zoals belastingvrije schenkingen van ouder naar kind, of extra startersleningen, hebben de marktprijzen enkel verder opgedreven. De verhuurdersheffing, die wordt geheven op de niet-‘marktconforme’ woningcorporaties, zou voor de verkoop van betaalbare starterswoningen zorgen, maar heeft in feite enkel geleid tot de afbraak van de voorraad sociale huurwoningen.

De kredietcrisis van 2008 legde de bouw van nieuwe huizen stil, omdat dit wegens de vermindering van het aantal hypotheken minder voordelig werd. De woonbehoefte werd echter niet kleiner. Het kostte jaren voordat de bouw weer op gang was, onder meer omdat veel bouwvakkers inmiddels omgeschoold waren. Dit toont aan hoe de kapitalistische markteconomie de winsten boven de sociale noden plaatst en totaal inefficiënt is.

We hebben daarom een democratisch nationaal bouwplan nodig, waarbij de sociale behoefte (betaalbare huur en koop) vooropstaat. Dat vergt de nationalisatie van de grond, van de hypotheekverstrekkers en van de grote bouwbedrijven. Zonder controle over deze productiemiddelen kan er geen plan gemaakt worden.

Het is echter geen kwestie van alleen bijbouwen. Er is ook enorm veel bestaande lege woonruimte en lege kantoorruimte die efficiënt gebruikt kan worden, door deze om te vormen tot betaalbare woningen. Hierop inzetten is minstens zo belangrijk als bijbouwen. Alle ruimtes die langer dan 12 maanden leegstaan moeten door de gemeentes geconfisqueerd worden.

Echter, ook de benutte ruimtes in de vrije sector zijn een probleem. Astronomisch hoge huren betekenen dat men wellicht een dak boven het hoofd heb, maar tegen de prijs van zware economische onzekerheid, armoede en schulden. De enige manier om dit op te lossen is door woningbezitsrechten te reduceren tot woningen die voor eigen woongebruik dienen. Dat betekent dat de panden van Prins Bernhard en de andere investeerders en pandjesbazen onteigend en gesocialiseerd moeten worden. Dat is de enige logische revolutionaire gevolgtrekking van de leus ‘huizen voor mensen, niet voor winst’.

De beweging bouwt nu verder op, met verdere protesten in Rotterdam en Den Haag. Dit is een positieve ontwikkeling. Het is duidelijk dat er iets moet gebeuren. Zelfs de kapitalistische partijen worden ertoe gedwongen om dit te erkennen. Het is niet uitgesloten dat zij met maatregelen komen die enkele jaren geleden door de linkse partijen als te extreem werden gezien, omdat de problematiek zo groot is. Het is immers niet alleen het materiële tekort aan huizen, dat ook de mobiliteit in de economie stillegt, maar ook het wantrouwen tegen het Nederlandse kapitalisme zelf, wat een gevaar vormt voor het Nederlands kapitalisme. Jarenlang werd Nederland gepresenteerd als het land waar de hardwerkende jonge arbeider op een gegeven moment een hypotheek kon afsluiten en een leuk huisje kon krijgen, om zo tot de ‘middenklasse’ te behoren. Momenteel is het geloof in dit ideaal onder jongeren zeer laag…

Revolutie neemt deel aan de beweging. We pleiten voor het opbouwen van de druk door verdere demonstraties, maar pleiten ook voor verregaande revolutionaire maatregelen zoals onteigeningen. Met een verdere koppeling aan de studenten- en arbeidersbewegingen, en het opzetten van lokale wooncomités, kan deze beweging een betekenisvolle factor worden in de Nederlandse klassenstrijd.