1. Politici zijn klimaatonbekwaam omdat ze systeemtrouw zijn.

In november zal te Glasgow de 26ste internationale klimaatconferentie doorgaan. Voor de 26ste keer is er geen enkele reden om te geloven dat er iets zal veranderen. Politici worden onbekwaamheid verweten, maar we moeten vooral kijken naar het systeem waarin deze klimaatonbekwame politici gewillig functioneren. Stuk voor stuk aanvaarden ze de ‘vrijheid van ondernemen’. Door het eigendom van de bankiers en bedrijfsleiders te respecteren, sluiten deze politici uit om ingrijpend tussen te komen in de ‘vrije markt’. Zo kunnen ze de productie van goederen en diensten niet fundamenteel veranderen, wat wél nodig is voor een ecologische transitie.

Het voorbeeld van de Belgische ‘groene’ partijen die in een regering stapten zonder enige schijn van ecologisch beleid, toont aan wat ook voor de andere regerings- en rechtse partijen geldt. Het probleem is niet dat ze nog niet voldoende ‘gesensibiliseerd’ zijn. Wel dat ze zich verantwoordelijk zien voor een kapitalistisch systeem dat geen rekening houdt met mens en natuur.

Om in te kunnen grijpen, moet de klimaatbeweging haar focus veranderen: niet vruchteloos veranderingen van de politici blijven vragen, maar zelf opkomen voor een alternatief maatschappijmodel.

 De Klimaatwet, een extreem nauwe horizon.

Sinds de klimaatprotesten van 2019 bracht een coalitie van een 70-tal ngo’s zoals Greenpeace het idee van een Klimaatwet naar voren. Het werd al snel het onmiddellijke doel van het klimaatprotest, hoewel dit nergens op algemene vergaderingen werd besproken. De Klimaatwet zou volgens voorstanders de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs, zoals een klimaatneutrale economie tegen 2050, juridisch afdwingbaar maken. De politieke partijen, Groen en Ecolo op kop, maar ook de PS en de sp.a en andere partijen die in de huidige regering zitten, ondertekenden allemaal het voorstel van de Klimaatwet. Desondanks is ze er nog niet gekomen.

Ondertussen is er wel een Europese Klimaatwet uitgewerkt, maar die doet aan schaduwboksen. Via welke maatregelen elke lidstaat tegen 2050 dan precies klimaatneutraal moet worden, werd er niet in opgenomen. De netelige vraag of de kapitalistische vrije markt wel in staat is tot een groene transformatie, werd op die manier handig ontweken zodat zulke wetgeving de multinationals per definitie buiten schot houdt. Wanneer de regeringen de doelstellingen niet halen, kunnen ze makkelijk onder enige vorm van sancties uitkomen door ‘uit te leggen waarom ze die niet konden behalen.’ Zo zouden de jarenlange rechtszaken gegarandeerd op niets uitdraaien, behalve dan verspilling van kostbare tijd.

Kortom, de Klimaatwet is een doodlopend straatje omdat de illusie wordt gewekt dat het een middel is om het benodigde klimaatbeleid af te dwingen en zo de klimaatstrijd en een revolutionaire alternatief kan vervangen.

2. ‘Groene’ initiatieven van bedrijven zijn misleidend.

Allerlei bedrijven pronken met ‘groene alternatieven’. Deze hebben nog niet voor een kentering gezorgd en zullen dat ook niet doen. Indien deze ‘alternatieven’ hun beloften al nakomen, worden ze aangeboden als een keuzemogelijkheid naast de traditionele massaproducten. Een echte transitie moet klimaatneutrale productie echter de norm maken. Hiervoor zouden de volgende twintig jaar tussen 250 miljoen en 4 biljoen euro geïnvesteerd moeten worden. Als de kapitalisten hun werkers al niet meer dan maximaal 0,4 procent loonopslag willen geven, zullen ze nog hogere ecologische kosten ook niet willen betalen. Winst komt voor hen tenslotte op de eerste plaats.

3. Staken is effectief.

De eerste ronde klimaatstakingen werd gekenmerkt door ongehoorzaamheid en strijdvaardigheid. De jongeren botsten met ministers, ‘opiniemakers’ en vele schooldirecties. Die wilden hun eisen wegwuiven en hun stakingsacties bestraffen. Deze tegenstand versterkte echter de vastberadenheid en bood de kans om woorden tegenover daden af te wegen.

Grote stakingen zorgen ervoor dat de normale gang van zaken niet verdergezet kan worden. Ze tonen aan wie de samenleving echt doet functioneren: de 99 procent, de werkende klasse en in de nabije toekomst de jeugd. In die zin kunnen stakingen dus meer dan onze eisen kracht bijzetten. De macht van de heersende klasse wordt op zo’n momenten gebroken. Die opening biedt de ruimte om een ecologisch en sociaal alternatief vorm te geven.

4. De internationale werkende klasse is de sociale basis voor een radicale transitie.

De klimaatstakingen, die het ecologische met het sociale combineren, bouwen ook een brug naar de werkers, die het stakingswapen al meer dan honderd jaar gebruiken om hun eisen af te dwingen. Deze brug is niet evident omdat alles in het werk wordt gesteld om werkers af te doen als de schuldigen van klimaatverandering. Er werd geprobeerd om de gele hesjes als een anti-ecologische beweging af te doen of er wordt sterk gefocust op ‘consumptiepatronen’. Maar het tegendeel is waar. Zo namen de gehele hesjes deel aan een Brusselse klimaatmars in maart 2019.

Het staan of vallen van de klimaatstrijd bestaat er niet in om politici te overtuigen, wel ‘gewone’ - maar essentiële - werkers. Daarom is het belangrijk om de eisen van de klimaatbeweging te richten tegen de kapitalistische klasse, die de rijkdom monopoliseren die de ecologische en sociale problemen kan verhelpen. Vele vakbondsmilitanten hebben dit reeds begrepen en hebben collectieven opgericht zoals ‘Workers for Climate’ en ‘Teachers for Climate’. Dit was nodig om de conservatieve vakbondsleiding te omzeilen, die zich louter wil beperken tot minieme looneisen of problemen die zich binnen de werkplaats manifesteren. In de komende maanden zal er opnieuw zo’n stroming van klimaat-strijdbare militanten moeten groeien, die deze strijd binnen de vakbonden aangaan en werkers op de werkplaats kunnen organiseren rond sociaal-ecologische eisen.

5. Systeemverandering brengt consumptieverandering voort, niet omgekeerd.

In een poging om de scholieren te ‘deradicaliseren’, focusten de milieuprojecten die de schooldirecties uitwerkten nagenoeg uitsluitend op het ‘consumeren’. De oplossing zien in de verandering van individueel consumptiegedrag, komt vaak terug in de gematigde klimaatbeweging en wordt gretig gerecupereerd door de kapitalisten die aan ‘ecowashing’ doen. Het zijn ideeën die tot nu toe geen vooruitgang hebben geboekt omdat het individu machteloos staat tegenover een maatschappelijke crisis.

Wij zijn ervan overtuigd dat zo’n aanpak contraproductief is omdat het snel in een moralistisch discours verzandt tegen ‘de meeste mensen’. Uiteindelijk hebben de meeste mensen helaas geen geld of tijd om alle details van wat beter of net minder is uit te zoeken. Voor tal van dingen zijn we afhankelijk van de manier waarop goederen op massale schaal geproduceerd worden. Die beslissingen worden echter genomen door de kapitalisten, die daarvoor louter naar de winstkansen kijken.

Om dit om te draaien, om de productieprocessen klimaatneutraal te maken, moet deze uit de handen worden getrokken van de kapitalisten, hun investeringsfondsen en hun multinationals. Op basis van het inrichten van de sleutelsectoren van de economie als democratisch gerunde publieke diensten, kan de scheve situatie doormiddel van massale en geplande investeringen in een korte tijdsspanne rechtgetrokken worden.

6. Ecologisch, sociaal én mondiaal: de klimaatstrijd heeft een revolutionair socialistisch programma nodig.

Youth for Climate kondigde aan om tijdens de volgende acties te focussen op het transport. Dit is volgens ons een fout. Het geeft geen correcte evaluatie van het probleem weer: ook andere sectoren zijn problematisch. Elke beperking van het programma van de klimaatstrijd is eigenlijk uit den boze, omdat het snel uitmondt in een programma dat zelfs indien het volledig wordt uitgevoerd, de nijpende problemen nog steeds niet zal verhelpen. Dat is de werkwijze van de systeemtrouwe groene en sociaaldemocratische partijen.

De uitdaging voor de klimaatbeweging is om een programma uit te werken dat niet vertrekt van wat er vandaag onder het kapitalisme, met systeemtrouwe politici aan de macht, mogelijk zou kunnen zijn. Wel om de wetenschappelijke adviezen serieus te nemen en van daaruit economie en samenleving om te vormen. Daarvoor is er echter volledige democratische controle van de werkenden en jongeren over de belangrijkste economische sectoren en bedrijven nodig. Het weghalen van de kapitalistische controle over de productie en distributie en deze inrichten als een democratisch gerunde publieke dienst, is de essentie van een socialistisch programma.

De ‘sociale klimaatrevolutie’ van de PVDA doorgelicht

In tegenstelling tot de andere partijen begrijpt de PVDA zeer goed dat er geen oplossing is voor de klimaatcrisis binnen het systeem. Het is de enige partij met een parlementaire vertegenwoordiging die hier duidelijk over is. Maar een ding is het verkondigen van de nood van een revolutie een andere is het opstellen van een programma die die revolutie kan verwezenlijken. De uitvoering van een programma is niet enkel een kwestie van wil en daadkracht, maar moet ons voorbereiden op het onvermijdelijke conflict met de privé-sector en de staat (het kapitalisme dus).

Het belangrijke programmapunt van de partij over de nood aan publieke en gerichte investeringen luidt:

"We richten de Klimaatinvesteringsbank op om de ecologische planning te financieren. De bank investeert elk jaar 5 miljard euro in warmterecuperatie, hernieuwbare energie, openbaar vervoer, slim netwerk, isolatie, onderzoek en andere hefbomen. dit moet gaandeweg opgetrokken worden tot 10 miljard euro per jaar. Daardoor bereiken de openbare investeringen opnieuw het niveau van de jaren ’80."

Naast de overweldigende financiële slagkracht van de privé-banken en financiële instellingen is zo een klimaatbank met een budget van 5 miljard een super lichtgewicht in de boksring van de markteconomie. Een financiële dwerg maakt geen kans naast de reuzen van KBC, BNP Fortis Paribas of de Deutsche Bank. Eerder dan te denken aan de oprichting van een nieuwe bank moeten we de koe bij de horens vatten: de banksector moet genationaliseerd worden. Het financieel initiatief moet in overheidshanden komen en helemaal onttrokken worden aan het privébelang. Zolang dat niet gebeurt, zullen de bankiers over duizend keer meer vuurkracht beschikken om de noodzakelijke klimaatinvesteringen ofwel te verhinderen ofwel volledig te onderwerpen aan het winstbejag.

(Lees de volledige analyse hier.)

 

7. De klimaatbeweging heeft een duidelijke en democratische structuur nodig.

Het initiatief van een kleine groep jongeren zoals Greta Thunberg en Anuna De Wever, was zowel de sterkte als de zwakte van de beweging in 2019. Een sterkte omdat ze alles in gang zetten, het ritme aangaven en de spreekbuizen waren. Een zwakte omdat het onduidelijk was wie deze beslissingen nam en hoe ze tot stand kwamen. De onduidelijke structuur stond meer betrokkenheid van locale actiecomités in de weg. Er was ook geen discussie mogelijk over welk programma er naar voor moest worden geschoven. Het stond het hernieuwen van de beweging ook in de weg: ondertussen heeft de heersende klasse tijd gehad om deze geïsoleerde leiding te verleiden tot allerlei kabinetten, conferenties en initiatieven, maar weg van de straat en de stakingen.

Om dit in de toekomst te vermijden, heeft de beweging een democratische structuur nodig. Het doel moet zijn om op elke school en werkplaats een actiecomité te hebben dat diens afgevaardigden verkiest. Deze afgevaardigden kunnen de basis vormen van een nationale conferentie om het programma en de actiemethoden democratisch te beslissen. De komende maanden zou van zulk een gebeurtenis best een hoofddoel gemaakt worden; het enthousiasme zou enorm toenemen en op ongeziene wijze scholieren, studenten en werkers samen weten te brengen en de mogelijkheid bieden om tot een doeltreffend programma te komen.

(Lees hier meer over hoe de klimaatmassa te organiseren.)