Tijdens de jarenlange strijd tegen het onmenselijke apartheidsregime waren de vakbonden één van de belangrijkste en meest doeltreffende verzetsinstrumenten. Het is dan ook begrijpelijk dat er nauwe banden groeiden tussen de vakbonden en het ANC, de grootste oppositiepartij.

Nu het ANC al enige jaren alleen aan de macht is, betekent deze samenwerking niet dat de vakbonden onvoorwaardelijk het regeringsbeleid goedkeuren. De laatste jaren zien we steeds meer tekens van onderlinge spanning. Zo meldde de secretaris-generaal van de vakbondsfederatie Cosatu op het jaarlijkse congres dat hij niet langer akkoord ging met het beleid van de regering Mbeki. Het congres was ook misnoegd over het feit dat de regering amper de mogelijkheid biedt aan Cosatu om invloed uit te oefenen op het beleid. Indien hierin geen verandering komt, dreigt Cosatu uit de alliantie te stappen. Deze toestand komt niet uit de lucht gevallen, maar heeft haar wortels in de totstandkoming van het huidige Zuid-Afrika.

Voor velen was 1991 het jaar waarin er een einde kwam aan het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime (de eerste vrije verkiezingen waren evenwel pas in ’94). De massamedia meldden alom de overwinning van de zwarte meerderheid op de blanke, onderdrukkende minderheid. De beslissing van het ANC om samen met zijn vroegere tegenstanders van de National Party een overgangsregering te vormen, kreeg veel lof toegezwaaid. Maar uitgerekend de National Party had in de periode tussen 1948 en de vroege jaren '60 de apartheid als officieel beleid ingevoerd. Ook daarvoor was het racisme alom aanwezig in Zuid-Afrika, maar de apartheidsideologie versterkte de opsplitsing van het land in etnische groepen op een tot dan toe ongekende wijze (al vanaf het ontstaan van het “moderne” Zuid-Afrika in 1910 vormde de scheiding en ongelijke behandeling van de etnische groepen een vast onderdeel van het gevoerde beleid). De apartheid was een instrument van de blanke minderheid om haar greep op het economisch leven te verzekeren.

In die beginjaren wees de pers telkens weer op de mate waarin Zuid-Afrika veranderd was. Er is ook veel veranderd. Sinds de val van het apartheidsregime is elke Zuid-Afrikaan gelijk, ongeacht zijn huidskleur. Maar hoe komt het dat ondanks de jarenlange strijd de gemiddelde niet-blanke arbeider of boer amper enige verbetering heeft gezien? De verklaring ligt in de economische beweegredenen achter zowel de opkomst als de afschaffing van het apartheidsregime. Het racistische karakter van het systeem diende enkel om de blanke uitbuiting te verantwoorden en te verzekeren. Natuurlijk behoorde niet elke blanke tot de bevoorrechte klasse. Maar door de koppeling van de superioriteitsgedachte aan enkele economische voordelen, kwam een situatie tot stand waarbij de blanke arbeider dankzij zijn “luxepositie” afhankelijk was van de burgerij. Om haar positie te bewaren en haar roofbouw op de bodemrijkdommen en uitbuiting van de zwarten te kunnen voortzetten, begreep de blanke burgerij dat ze alles moest doen om de eenheid binnen de arbeidersklasse te verstoren. Ondanks al het kwaad dat ze in de naam van een racistisch beleid berokkende, was de reden voor apartheid in eerste instantie economisch.

Dit verklaart ook het belang van de vakbonden in de strijd tegen het apartheidsregime. De burgerlijke media vermelden dit gegeven maar zelden. Hoewel de redenen van apartheid in de aard van het kapitalisme te vinden is, verdween dit kapitalisme niet samen met het apartheidsregime. Integendeel, de heersende burgerij begreep dat ze het oude regime overboord moest gooien. Ze had niet alleen te lijden onder de jarenlange economische boycot, maar werd zich ook alsmaar meer bewust dat de kruik vroeg of laat zou barsten. Bovendien was het repressieapparaat onder deze omstandigheden niet langer betaalbaar. En het brutale en gewelddadig optreden van politie en leger bleek niet langer efficiënt. Het volk had zijn angst overwonnen en dreigde de straat over te nemen. Eens in beweging, zou het mogelijk nog veel verder kunnen gaan.

De elite besefte maar al te goed dat ze Zuid-Afrika zo snel mogelijk moest democratiseren, wou ze overleven. Dit betekende stemrecht voor de enorme onderdrukte meerderheid. Daarom knoopte de burgerij gesprekken aan met de partij die naar ieders verwachting de verkiezingen zou winnen: het ANC. Verder had ze het voordeel dat de stalinistische regimes van Oost Europa net waren ineengestort. Het ANC zag plots een niet onbelangrijke groep “sponsors” verdwijnen en was daarom maar al te bereidwillig om gesprekken aan te vatten.

Het resultaat van dit alles vindt men terug in het beleid van de huidige Zuid-Afrikaanse regering. Niettegenstaande het heldhaftige verzet van veel ANC-militanten in het verleden, heeft de regering gekozen om de politieke agenda te dienen van de groep die ooit de drijvende kracht achter de apartheid was. Ondanks haar GEAR-beleid (Groei, Werkgelegenheid en Herverdelingspolitiek) zal de regering Mbeki niet voor economische verbetering kunnen zorgen. Volgens Cosatu slaagt ze er niet in zich te onttrekken aan de invloed van het IMF, de Wereldbank en de conservatieve binnenlandse krachten. Daarom uit haar beleid zich in verdere bezuinigingen en de privatisering van de overheidssector. Dit beleid zal niet alleen het werkloosheidscijfer verder de hoogte injagen, maar ook de prijzen opdrijven. Dit valt samen met de inkrimping van de dienstverlening aan de in armoede levende bevolking, wat het geheel nog dramatischer maakt.

De dreigende woorden van Cosatu om met het ANC te breken, kunnen het begin inluiden van een polarisatie binnen de alliantie, bestaande uit ANC, Cosatu en de Zuid-Afrikaanse Communistische Partij (SACP). Als het tot een breuk komt, zullen de naschokken voelbaar zijn bij de achterban van het ANC. Het valt af te wachten welke politieke richting de regering zal volgen, maar als we op de ervaringen uit het recente verleden mogen afgaan, zal ze haar dienstbetoon aan het kapitaal waarschijnlijk voortzetten. In zulk geval zal een reactie vanuit de arbeidersbeweging zeker niet uitblijven.