Deze klassieke tekst van de Britse marxist Ted Grant uit 1978 gaat in op de koloniale revolutie en het ontstaan van 'gedeformeerde arbeidersstaten', gemodelleerd naar het evenbeeld van Moskou, in verschillende ex-koloniale landen. Het beschrijft de tegenstellingen van zulke regimes en de weg vooruit. Voor het eerst in het Nederlands vertaald.
In burgerlijke landen in het verleden had de bourgeoisie een rol te spelen en zag ze de toekomst met vertrouwen tegemoet – d.w.z., ze was daadwerkelijk progressief en ontwikkelde de productiekrachten. Ze had toen decennia en generaties de tijd om de staat te perfectioneren als instrument van haar klassenheerschappij. Het leger, de politie, het ambtelijk apparaat, de middenlagen en vooral de sleutelposities aan de top - de topambtenaren, de hoofden van ministeries, de politiechefs, het officierenkorps en in het bijzonder de kolonels en generaals - werden zorgvuldig gekozen om de behoeften en belangen van de heersende klasse te dienen. Met een economie in ontwikkeling en een missie en een rol, dienden zij hier enthousiast het 'nationaal belang', d.w.z. het belang van de bezittende klasse - de heersende klasse.
In Syrië, zoals in alle ex-koloniale landen, werden de imperialisten, in dit geval de Fransen, deels onder druk van hun rivalen - in het bijzonder het Amerikaans imperialisme - gedwongen hun directe militaire overheersing op te geven. De staat die toen verrees is geen vast en statisch verschijnsel. De zwakte en het onvermogen van de bourgeoisie gaven een zekere onafhankelijkheid aan de militaire kaste. Vandaar de constante coups en tegencoups van de krijgsmacht. In laatste instantie weerspiegelen deze echter de klassenbelangen van de heersende klasse. Ze kunnen geen onafhankelijke rol spelen.
De strijd tussen de klieken in het leger weerspiegelt de instabiliteit en de tegenstellingen binnen de gegeven samenleving. De persoonlijke doelstellingen van de generaals weerspiegelen de verschillende belangen van sociale klassen of fracties van klassen in de samenleving: de kleinburgerij in haar verschillende fracties, de bourgeoisie, of onder bepaalde omstandigheden zelfs het proletariaat, voor zoverre ze erin slagen de macht te verwerven. De officierskaste moet de belangen van een bepaalde klasse of groepering in de samenleving weerspiegelen. Ze vertegenwoordigen niet zichzelf, hoewel ze natuurlijk de samenleving kunnen plunderen en hun eigen heersende kaste kunnen verheffen. Desalniettemin moeten zij een klassenbasis hebben binnen een gegeven samenleving.
Bonapartistische regimes steunen niet op lucht, maar balanceren tussen de klassen. In laatste instantie vertegenwoordigen zij dan ook wie er de dominante klasse is in de samenleving. De economie van die klasse bepaalt hun klassenkarakter. Sommige van deze landen, zoals die in Latijns-Amerika, een half-koloniaal continent dat in de afgelopen eeuw gedomineerd werd door het Britse en later voornamelijk het Amerikaanse imperialisme, zijn niettemin meer dan een eeuw nominaal onafhankelijk geweest. Als gevolg heeft de heersende klasse van grootgrondbezitters en kapitalisten, ondanks een periode van turbulentie, voldoende tijd gehad om haar staat te perfectioneren. Soms kunnen de strijdkrachten, of verschillende fracties of facties binnen de strijdkrachten, een weerspiegeling zijn van verschillende fracties binnen de heersende klasse of zelfs van de druk van het imperialisme, voornamelijk het Amerikaans imperialisme.
Maar tot nu toe hebben zij altijd de belangen van de heersende klasse weerspiegeld in hun bescherming van het private eigendom.
In Burma, waar het regime zich pas had ontworsteld van de Britse overheersing en de heersende klasse niet in staat was om succesvol 'het land bijeen te houden', kreeg het te maken met een reeks opstanden en oorlogen. Het leger werd gevormd uit de Anti-Fascist People's Freedom League, die zichzelf als 'socialistisch' beschreef.
De legerleiders waren moe van het onvermogen van de grootgrondbezitters en kapitalisten om de problemen van Burma op te lossen, en zagen buurland China als hun voorbeeld. Ze baseerden zich op de steun van de arbeiders en boeren, organiseerden een staatsgreep, onteigenden de grootgrondbezitters en kapitalisten en richtten Burma in als een 'Burmese Boeddhistisch-Socialistische Staat'.
China
Toch ontkende tot aan de Russische revolutie zelfs Lenin de mogelijkheid van de overwinning van de proletarische revolutie in een achtergebleven land. De Chinese revolutie van 1944-49 verliep niet langs de lijnen van de revolutie van 1925-27. Ze was een boerenoorlog, die plaatsvond wegens het volledige onvermogen van de bourgeoisie om de taken van de bourgeois-democratische revolutie uit te voeren: de afschaffing van het grootgrondbezit, de nationale eenwording en de verdrijving van het imperialisme. Ze eindigde met de overwinning van de Chinese stalinisten.
Het programma van de Chinese stalinisten verschilde niet fundamenteel van dat van Castro later op Cuba: 50 of 100 jaar 'nationaal kapitalisme' en een bondgenootschap met de 'nationale bourgeoisie'. Vandaar dat velen binnen de Amerikaanse bourgeoisie geloofden dat ze louter 'agrarische hervormers' waren.
Enkel de marxistische tendens in Groot-Brittannië betoogde tegen de stalinisten en de vermeende 'trotskistische' sekten, en legde uit dat Mao's overwinning en de oprichting van een gedeformeerde arbeidersstaat onvermijdelijk waren.
In een tijd dat Mao en de Chinese CP een programma hadden van kapitalisme en 'nationale democratie', konden we voorspellen dat het proletarisch bonapartisme onvermijdelijk het volgende stadium in China zou zijn. Dit had niets gemeen met de methoden van de proletarische revolutie in Rusland in 1917.
De macht werd verkregen door een boerenoorlog, door land te geven aan de soldaten in Chiang Kai-sheks leger. Later, toen de militaire overwinning eenmaal was behaald, werden het grootgrondbezit en kapitalisme onteigend, door te balanceren tussen de klassen en ze tegen elkaar uit te spelen op bonapartistische wijze. Bijna alle zogenaamde 'trotskistische' sekten accepteren dit nu als voldongen feit. Nooit eerder in de geschiedenis was er echter ook maar theoretisch opgeworpen dat een boerenoorlog langs klassieke lijnen zou kunnen leiden tot een arbeidersstaat, hoe misvormd dan ook. De arbeiders in China waren passief tijdens de burgeroorlog, om redenen waar we hier niet op in zullen gaan. Hier was echter sprake van een perfect voorbeeld van één klasse - de boeren in de vorm van het Rode Leger - die de taak uitvoerde van een andere klasse.
Het is nu vermakelijk om te zien dat de sekten, zonder blikken of blozen, het idee slikken dat er door het boerenleger in China een 'arbeidersstaat' opgericht werd, enkel omdat er aan het hoofd van het leger de zogenaamde 'Communistische' Partij stond. In de klassieke marxistische theorie zou dit idee precies beschouwd worden als huiveringwekkend en fantastisch. De boeren zijn, als klasse, het minst in staat om een socialistisch bewustzijn aan te nemen.
Het is een afdwaling van het marxisme om te denken dat zo'n proces 'normaal' is. Het kan enkel verklaard worden door de impasse van het kapitalisme in China, de verlamming van het imperialisme, het bestaan van een sterke gedeformeerde bonapartistische staat in stalinistisch Rusland, en bovenal het uitstel van de overwinning in de industrieel geavanceerde landen van de wereld. De koloniale landen kunnen niet wachten. De problemen zijn te verpletterend. Er is geen weg voorwaarts op basis van het kapitalisme. Vandaar de eigenaardige afwijkingen in de koloniale landen. De prijs hiervoor is echter, net als in de Sovjet-Unie, een tweede politieke revolutie om de controle over de samenleving, industrie en staat in handen van het proletariaat te plaatsen. Enkel op die manier zou het eerste echte begin van de overgang naar het socialisme, of beter gezegd stappen in die richting, gemaakt kunnen worden.
De brede steun voor 'socialisme', niet alleen onder de arbeidersklasse, maar ook onder de boeren en brede lagen van de stedelijke kleinburgerij in koloniale landen, is de uitdrukking van de volledig doodlopende weg van het grootgrondbezit en kapitalisme in de koloniale wereld in het moderne tijdperk. Het is ook een gevolg van de Russische en Chinese revoluties en hun verworvenheden m.b.t. de ontwikkeling van de industrie en economie. Dit is wat de basis legt voor de ontwikkeling van het proletarisch bonapartisme.
De staat kan, volgens Engels, teruggeleid worden tot afdelingen gewapende mannen. Met de nederlaag en vernietiging van de politie en het leger van Chiang Kai-shek, en met de vernietiging van het leger van Batista(1) op Cuba, kwam de macht in handen terecht van respectievelijk Mao en Castro. Het feit dat Mao nominaal een 'Communist' was en Castro een bourgeois-democraat, veranderde niets aan de zaak.
Het evenbeeld van Moskou
Mao was zo ver verwijderd van het model van de proletarische revolutie, dat de arbeiders die de fabrieken hadden bezet en Mao bij de intocht in Shanghai en andere steden onthaald hadden met demonstraties met rode vlaggen, direct werden doodgeschoten om 'de orde te herstellen'! De staat die door Mao gecreëerd werd was in het evenbeeld van het Moskou van 1949, niet het Moskou van 1917!
Mao balanceerde op typisch bonapartistische wijze tussen de klassen, op basis van een boerenleger, wat altijd een instrument was van (bourgeois) bonapartisme in het verleden. Nadat hij een staat in het evenbeeld van Moskou had geperfectioneerd, steunde hij op de arbeiders en boeren en kon zo pijnloos de bourgeoisie in de kiem smoren. Zoals Trotski het stelde: om een leeuw te doden heb je een geweer nodig, maar voor een vlo is een vingernagel voldoende. Nadat Mao en zijn bende gebalanceerd hadden tussen de bourgeoisie en de arbeiders en boeren om te voorkomen dat de arbeiders de macht zouden grijpen, konden ze - na het perfectioneren van de staat - de bourgeoisie verpletteren, voordat ze zich tegen de arbeiders en boeren keerden om enige ontwikkeling van elementen van arbeidersdemocratie te verpletteren.
De bureaucratie ontwikkelde toen een totalitaire eenpartijdictatuur, gecentreerd rond de bonapartistische dictatuur van één enkel individu - Mao. De marxistische theorie heeft echter niet voor niets de taak van het verwezenlijken van de socialistische revolutie en de overgang naar het socialisme aan de arbeidersklasse gegeven. Dit is geen willekeurige rol, maar komt voort uit de specifieke rol van het proletariaat in de productie, die het een specifiek bewustzijn geeft dat geen andere klasse bezit. De kleinburgerlijke boer is allerminst in staat dit bewustzijn ontwikkelen. Een revolutie die gebaseerd is op deze laatste klasse, zou van nature verdoemd zijn tot degeneratie en bonapartisme. Het is precies omdat een proletarisch-bonapartistische dictatuur de privileges beschermt van de elites van de staat, de partij, het leger en de industrie, en de intellectuelen in de kunsten en wetenschappen, dat zij in zoveel achtergebleven landen geslaagd is.
Het marxisme vindt de sleutel tot de ontwikkeling van de samenleving in de ontwikkeling van de productiekrachten. Op kapitalistische basis is er niet langer een weg vooruit, in het bijzonder voor de achtergebleven landen. Dat is waarom legerofficieren, intellectuelen en anderen, beïnvloed door het verval van hun samenlevingen, onder bepaalde omstandigheden van kant kunnen wisselen. Een verandering in de richting van het proletarisch bonapartisme vergroot in werkelijkheid hun macht, prestige, privileges en inkomsten. Zij worden de enige bevelhebbende en sturende laag van de samenleving, en verheffen zich zelfs nog meer boven de massa's dan in het verleden. In plaats van onderworpen te zijn aan de zwakke, lafhartige en vruchteloze bourgeoisie, worden zij de meesters van de samenleving.
Overgangseconomieën
De tendens tot verstaatsing van de productiekrachten, die buiten de grenzen van het private eigendom gegroeid zijn, is aanwezig in de hoogst ontwikkelde economieën en zelfs in de meest reactionaire koloniale landen.
Er is geen mogelijkheid van een consistente, onverstoorde en continue toename van de productiekrachten in de landen van de zogenaamde derde wereld, op kapitalistische basis. De productie stagneert of daalt. Tijdens de wereldwijde recessies dalen de levensstandaarden, in het bijzonder in de kleinere landen. Er is geen uitweg op basis van het kapitalistische systeem. Dat verklaart de terreurregimes van het bourgeois bonapartisme, zoals die van Pakistan, Indonesië, Argentinië, Chili en Zaïre. Maar met bajonetten en kogels wordt er, op basis van een achterhaald en ouderwets systeem, slechts een zeer kort uitstel gegeven. De onvrede vermenigvuldigt zich en wordt weerspiegeld binnen de officierskaste van de krijgsmacht en door de samenleving heen. Dit leidt op zijn beurt tot samenzweringen van individuen en groepen officieren.
Het leger is een spiegel van de samenleving en weerspiegelt haar tegenstellingen. Dat, en niet slechts de grillen van de betrokken officieren, is de oorzaak van opschuddingen zoals die in Syrië. Het is een indicatie van de pijnlijke crisis van de samenleving, die niet op de oude manier opgelost kan worden. Deze lagen van de samenleving kunnen de stalinistische variant van het 'socialisme' - proletarisch bonapartisme - des te enthousiaster omarmen, vanwege hun minachting voor de massa’s van arbeiders en boeren.
De gruwelijke karikatuur van arbeidersheerschappij in Rusland, China en de andere landen met gedeformeerde arbeidersstaten trekt hen aan, precies vanwege de positie van de 'intellectuele' geschoolde kaders van die samenlevingen. Wat afstotend is voor het marxisme, is wat de stalinisten aantrekt.
Alles wat deze staten gemeen hebben met gezonde arbeidersstaten of met het Rusland van 1917-23, is het staatseigendom van de productiemiddelen. Op die basis kunnen zij de productiefactoren met gedwongen marsen plannen en ontwikkelen, op een tempo dat absoluut onmogelijk was op hun vroegere basis van grootgrondbezit en kapitalisme. Dit is natuurlijk slechts voor een beperkt tijdsbestek mogelijk. Op een bepaald punt worden de stalinistische regimes een absolute hindernis en een belemmering voor de productie. Rusland en Oost-Europa zijn deze limieten aan het bereiken. Wat ze gemeen hebben met een gezonde arbeidersstaat onder de geaccepteerde marxistische norm, is het feit dat ze overgangseconomieën zijn tussen het kapitalisme en het socialisme.
Het marxisme leert ons echter dat een beweging in de richting van het socialisme de controle, leiding en deelname van het proletariaat vereist. Met een bevoorrechte elite die een ongecontroleerde heerschappij voert en zich niet kan verzoenen met het verlies van haar status door het 'wegkwijnen' van de staat, brengt dit nieuwe tegenstellingen met zich mee. Naar mate de corruptie, het nepotisme, de verspilling, het wanbeheer en de chaos - die de bureaucratische controle onvermijdelijk met zich meebrengt - meer en meer in tegenspraak komen met de noden van de sociale ontwikkeling, uit dit zich in een vergrote tegenstelling tussen het proletariaat en de bureaucratische elite.
Trotski legde lang geleden uit dat in het geval van Rusland, de bureaucratie de productiekrachten ontwikkelde op een manier waartoe de bourgeoisie niet in staat was, maar tegen drie keer de kosten voor de massa's. De bureaucratie vervult de functie, een relatief progressieve functie, die de bourgeoisie in het verleden verrichtte. Maar Trotski legde uit dat deze rol ook haar eigen tegenstellingen met zich meebrengt. De bureaucratie is in sommige opzichten zelfs nog minder dan de bourgeoisie bereid om zich te verzoenen met het verlies van haar privileges en macht. In plaats daarvan groeit ze zelfs verder uit tot een gruwelijk kankergezwel op de samenleving. Ze kan enkel verwijderd worden door een politieke revolutie.
Deze zal in gang worden gezet, of door gebeurtenissen in eigen land, of doordat het proletariaat succesvol de macht grijpt en een arbeidersdemocratie opricht in een van de geavanceerde kapitalistische landen. Het zal of door een sociale revolutie in het Westen, of door een zegevierende politieke revolutie in Rusland en Oost-Europa zijn, dat een gezonde arbeidersstaat en een arbeidersdemocratie gecreëerd zullen worden. Het moet benadrukt worden dat de enige eigenschappen die deze gedeformeerde arbeidersstaten gemeen hebben met de ideale arbeidersstaat, het staatseigendom van de economie en een plan van productie zijn. Slechts één van de 'idealistische' en 'eclectische' sekten kon een fundamenteel verschil ontdekken tussen de boerenoorlog waarmee Mao aan de macht kwam, en de guerrillaoorlog van Castro, die zich baseerde op boeren, halve boeren, landloze boeren alsook enkele voormalige arbeiders. Er is niet veel verschil, ondanks de bourgeois-democratische ideeën in Castro's hoofd, die hoe dan ook niet zoveel anders waren dan het programma waarmee Mao de burgeroorlog voerde.
Ten minste in de laatste stadia van de strijd bracht de deelname van de arbeidersklasse, met de algemene staking in Havana, de situatie in het voordeel van Castro. Niets van dien aard vond er plaats in de burgeroorlog in China van 1945-49. Noch werd dit type interventie verlangd door Mao. Het is waar, zonder de stompzinnigheid van het Amerikaans imperialisme zou de uitkomst op Cuba anders geweest kunnen zijn. Maar het Cubaanse kapitalisme zat in een impasse, zoals het Chinese kapitalisme. Waar Mao de sterke proletarisch-bonapartistische staat van Rusland als model gebruikte, zo gebruikte Castro Oost-Europa en China als model in zijn conflict met het Amerikaans imperialisme.
In beide gevallen markeerde dit historisch gezien een enorme stap vooruit. Het grootgrondbezit en kapitalisme werden vernietigd. Dat betekende de verwijdering van de ketenen van het half-feodale grootgrondbezit en van het private eigendom van de industrie. Het monopolie op buitenlandse handel is, in navolging van het Russische model, ook een krachtige progressieve factor. Deze maatregelen betekenden een gigantische opheffing van de beperkingen op de productiekrachten. Vandaar konden we van tevoren de Chinese revolutie toejuichen als de op één na grootste gebeurtenis in de menselijke geschiedenis, met de Russische revolutie als de grootste. Niettemin, vanwege haar bonapartistische karakter - en het onvermijdelijke gevestigde belang van de bureaucratie om de heerschappij van privilege, prestige, macht en inkomen voor de heersende lagen van de bureaucratie zelf in stand te houden - zouden de massa's moeten betalen met een tweede revolutie voordat er sprake kon zijn van een arbeidersdemocratie op het niveau van die in Rusland van 1917-23.
Vanwege het onvermogen van de sekten om marxisme en 'marxistische filosofie' op een concrete manier toe te passen, zijn ze in belachelijke tegenstrijdigheden terecht gekomen. Zo verklaarden zij dat Oost-Europa staatskapitalistisch was in 1945-47 - terwijl Rusland, dat Oost-Europa met het Rode Leger bezette, een 'gedegenereerde arbeidersstaat' was.
Toen Tito met Stalin brak veranderde Joegoslavië, dat op mysterieuze wijze 'kapitalistisch' was, in één nacht tijd in een gezondere arbeidersstaat dan zelfs Rusland in 1917 was! Dit voorkwam niet dat deze sekten gelijktijdig verklaarden dat Oost-Europa nog steeds kapitalistisch was. China bleef 'staatskapitalistisch' volgens hen tot 1951 of 1953. Toen, voilà, werd China, dat 'staatskapitalistisch' was, op mysterieuze wijze omgevormd tot een 'gezonde arbeidersstaat'!
Deze complete warboel en theoretische verwarring is nooit uitgelegd door ook maar één van deze kleinburgerlijke tendensen die zich als marxisten voordoen. Eén sekte beweerde dat Cuba een kleinburgerlijke bonapartistische staat was, terwijl ze China beschreef als een relatief gezonde arbeidersstaat waar een politieke revolutie niet noodzakelijk was. Geen enkele van deze tendensen was in staat om de belangrijkste krachten en processen te analyseren van het tijdperk waarin de koloniale wereld een karikatuur zag van de permanente revolutie, waarbij er vreemde en gedeformeerde arbeidersstaten opgezet werden. Geen enkele van deze tendensen begreep de betekenis van de Chinese 'culturele revolutie'. Sommige juichten haar toe als een tweede versie van de 'Commune van Parijs'! Enkel recentelijk - zo'n 30 jaar te laat - concludeerden sommige dat de Chinese revolutie gedeformeerd was vanaf het begin. Onze tendens verklaarde het proces voorafgaand aan Mao's overwinning.
Alle objectieve voorwaarden voor een socialistische revolutie zijn nu aan het rijpen in West-Europa, Japan en de VS. Het zal echter een langdurig proces zijn, vanwege de zwakte van de krachten van het echte marxisme. Het is de vertraging van de revolutie in het Westen, en nu haar langdurige karakter, die ruimte geven aan deze eigenaardige regimes in de neokoloniale landen. Deze landen komen tot ondraaglijke spanningen, met de halve verhongering van grote massa’s die geen korstje brood bezitten noch een dak boven hun hoofd hebben. Het onbeschaamde parasitisme en de weelde van de grootgrondbezitters en kapitalisten, die steunen op het imperialisme, staan daar tegenover en geven een explosieve kracht aan alle tegenstellingen in deze samenlevingen. Het is op basis van deze zwakte van het imperialisme, de schrijnende verrotting en het verval van het landheren-kapitalisme, dat de ontwikkeling van het merkwaardige proces van het proletarisch bonapartisme mogelijk wordt gemaakt. Door gebruik te maken van de opstand van de massa’s van boeren, kleinburgers en zelfs arbeiders, kan de elite van officieren, intellectuelen, etc., naar boven rijzen, zoals in Ethiopië, met de macht stevig in handen op basis van de steun van de arbeiders en boeren. Ze kan een eigen 'KGB' geheime politie perfectioneren om iedereen die bezwaar maakt tegen haar privileges het zwijgen op te leggen.
De boerenstand, van nature een klasse van individuen die niet samengebonden zijn door de productie, is daarom het perfecte instrument voor bourgeois of proletarisch bonapartisme. Hij is een klasse die inherent gemanipuleerd en bedrogen kan worden; een klasse die kijkt naar de 'Tsaar als vader van het volk', of naar het goddelijke hoofd Mao. De stedelijke kleinburgerij bezit ook deze attributen; in Duitsland en Italië keek ze naar Hitler en Mussolini als 'leiders'. Enkel het proletariaat staat stevig voor werkelijke democratie - d.w.z. arbeidersdemocratie in een arbeidersstaat - wat het enige systeem is waar zijn directe heerschappij tot uiting kan komen.
Onze tendens heeft deze processen uitgelegd en voorspeld. Er is geen echte mogelijkheid om in de koloniale wereld vooruit te gaan op kapitalistische basis. Het is dit, plus de vertraging van de proletarische revolutie in de geavanceerde industrielanden, wat heeft geleid tot deze regimes die tien stappen naar voren en vijf stappen terug zetten. Ze kunnen - althans voor een bepaalde tijd in de meeste gevallen - de productiekrachten met zevenmijlslaarzen ontwikkelen, op basis van het proletarisch bonapartisme. In achtergestelde landen vervullen ze de historische rol die in het verleden door de bourgeoisie in de kapitalistische landen werd vervuld.
De gehele essentie van Trotski's theorie van de permanente revolutie ligt in het idee dat de koloniale bourgeoisie en de bourgeoisie van de achtergebleven landen niet in staat zijn om de taken van de bourgeois-democratische revolutie uit te voeren. Dit komt door hun banden met de grootgrondbezitters en de imperialisten. De banken hebben hypotheken op het land, de industriëlen bezitten landgoederen op het platteland, de grootgrondbezitters investeren in de industrie, en het geheel is met elkaar verstrikt en met het imperialisme verbonden in een web van gevestigde belangen dat zich tegen verandering keert.
Onder deze omstandigheden viel de taak van het uitvoeren van de bourgeois-democratische revolutie op de schouders van het proletariaat. Het proletariaat zou echter, na de macht te hebben veroverd aan het hoofd van de boeren en de meerderheid van de natie, niet stoppen na het voltooien van de bourgeois-democratische taken: het onteigenen van de grootgrondbezitters, het verenigen van de natie, en het verdrijven van de imperialisten. Het zou daarna doorgaan met de socialistische taken: het onteigenen van de bourgeoisie en het oprichten van een arbeidersstaat.
De socialistische taken zouden echter niet omvat kunnen worden in één enkel land, in het bijzonder een achtergesteld koloniaal land. De revolutie zou zich moeten verspreiden naar de meer geavanceerde landen. Vandaar de term voor dit proces, de permanente revolutie, die begint als een burgerlijke revolutie, zich omvormt tot een socialistische revolutie en eindigt als internationale revolutie.
Het is waar dat er, als gevolg van de ontwikkeling van de stalinistische bureaucratie en de reformistische degeneratie van de Communistische Partijen, uitzonderlijke moeilijkheden op het pad van het proletariaat van zowel de geavanceerde als achtergestelde landen terecht zijn gekomen. Maar de impasse van het grootgrondbezit en kapitalisme in de zogenaamde derde wereld is verergerd in de loop van de decennia sinds de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog. Voor een bepaalde periode zagen de geïndustrialiseerde kapitalistische landen een relatieve ontwikkeling van de productiekrachten, toen de politieke voorwaarden hiervoor werden geschapen door het verraad van het stalinisme en reformisme in de vroege naoorlogse periode.
Maar terwijl de levensstandaarden in het Westen tenminste in absolute termen toenamen, was er in de 'derde wereld', enkele uitzonderingen daargelaten, een daling van de reeds lage levensstandaarden. Het verval van de verouderde grondverhoudingen gaat onder de onverbiddelijke druk van de wereldmarkt rap verder. Een grote overtollige bevolking van paupers, bedelaars en lompenproletariërs is endemisch in de koloniale wereld. Op basis van de oude verhoudingen is er geen uitweg. In Vietnam, Laos, Kampuchea, Burma, Syrië, Angola, Mozambique, Aden, Benin, Ethiopië, en hun modelstaten Cuba en China (die op hun beurt het model van Oost-Europa als lichtend baken hadden), heeft er een transformatie van de maatschappelijke verhoudingen plaatsgevonden.
Dit komt door de overrijpheid van het wereldkapitalisme voor de socialistische revolutie. Maar de hele geschiedenis laat zien dat waar om de ene of andere reden de nieuwe progressieve klasse niet in staat is om haar functie te vervullen van het transformeren van de samenleving, dit veelal gedaan wordt (wellicht op reactionaire wijze) door andere klassen of kasten. Zo werd in Japan een groot deel van de feodale heren zelf kapitalisten en in Duitsland - zoals Marx, Engels, Lenin en Trotski erkenden - voerden de grondbezittende Junkers van Oost-Pruisen, onder leiding van Bismarck en de monarchie, de taak uit van de nationale eenwording van Duitsland - een taak van de bourgeois-democratische revolutie.
Aantrekkingskracht
Zoals Marx lang geleden uitlegde, bestaat er niet zoiets als een bovenhistorische blauwdruk. Het is noodzakelijk om de materiële objectieve werkelijkheid te nemen zoals ze is, om haar vervolgens te verklaren. Dat is wat de methode van de 'marxistische filosofie' is; niet de filosofische wartaal van de sekten. Het is echter niet alleen noodzakelijk om de objectieve werkelijkheid te zien zoals ze is, maar ook om uitleg te geven over het proces dat haar tot bestaan bracht, de tegenstrijdigheden die in haar omvat zijn, de wet van de sociale ontwikkeling die ze vertegenwoordigt en de toekomstige processen van tegenstrijdigheid en verandering die haar zullen omgeven. Haar proces van geboorte, ontwikkeling, verval en de veranderingen die haar zullen vernietigen.
Onder de omstandigheden van het verval van het kapitalisme en grootgrondbezit in de koloniale landen, worden alle maatschappelijke tegenstellingen tot het uiterste verscherpt. De sociale spanningen bereiken een ondraaglijk niveau. Vandaar dat in het ene na het andere land in Azië, Afrika en Latijns-Amerika, de burgerlijke democratie vervangen wordt door bourgeois-bonapartistische dictaturen of proletarisch-bonapartistische dictaturen.
In de bovengenoemde ex-koloniale landen voltrok zich geen één transformatie volgens het model van de norm van de socialistische revolutie. Noch was dit eerder het geval met de landen van Oost-Europa in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog.
De grote marxistische leermeesters uit het verleden hebben vaak uitgelegd dat wanneer de norm van de socialistische revolutie eenmaal vastgesteld is in de belangrijkste kapitalistische landen, deze een enorme aantrekkingskracht zou hebben op de rest van de wereld en dit zou leiden tot een pijnloze transformatie zonder conflicten. Zelfs de bourgeoisie zou de superioriteit erkennen van arbeidersdemocratie, los van het effect dat dit zou hebben op de wereldwijde arbeidersklasse. Marx zelf geloofde dat op deze manier de achtergestelde delen van de wereld, en zelfs de achtergestelde landen van Europa, vooruit gebracht zouden worden door de geavanceerde industrielanden, die als een magneet en een model van het socialisme zouden functioneren. Lenin en Trotski stelden zich voor dat de socialistische revolutie eerst zou plaatsvinden in een aantal achtergestelde landen, met de leidende rol en deelname van het proletariaat. Het proletariaat zou de kleinburgerlijke massa's, in het bijzonder de boeren, leiden tot de omverwerping van het grootgrondbezit en kapitalisme, om daarna de arbeiders te verbinden met de internationale arbeidersklasse en de taken van de wereldrevolutie.
De bonapartistische totalitaire dictatuur in Rusland, een volledig gedeformeerde arbeidersstaat, heeft een afstotend effect op de arbeiders in de geavanceerde kapitalistische landen. Dat is zo omdat er niets overblijft van Oktober, behalve de afschaffing van het grootgrondbezit en kapitalisme, een plan van productie, plus het monopolie op buitenlandse handel, hoewel deze bureaucratisch verdraaid en vervormd zijn.
Desalniettemin hebben de machtige verworvenheden van de revolutie, de vooruitgang op het gebied van de productie en de afschaffing van de achterstelling - waardoor Rusland de positie van tweede industriemacht op aarde kon bereiken – echter wel een enorme aantrekkingskracht op de koloniale massa's. (Dit wordt verder versterkt door het voorbeeld van de Chinese revolutie, die in een tijdspanne van minder dan een kwarteeuw China tot een sterke macht heeft omgevormd.) In de meeste koloniale landen waar ze nog bestaat, is de burgerlijke democratie een holle en lege huls die op verschillende momenten wordt ondersteund door de 'staat van beleg', noodtoestanden en zelfs de krijgswet.
Als gevolg is het gebrek aan arbeidersdemocratie in deze proletarisch-bonapartistische staten niet zo nadelig voor het aantrekken van de massa's. In zoverre het de professionals en lagere legerofficieren aangaat is het een positieve aantrekkelijke eigenschap. De oplossing van hun meest dringende problemen wat betreft voedsel, kleding en onderdak speelt een grote rol in de hoofden van de koloniale massa's.
Ethiopië
Dit heeft op zijn beurt een enorm effect in de landen van Azië, Afrika en Latijns-Amerika. De bourgeois-bonapartistische regimes in de koloniale landen zijn overladen met verschrikkelijke tegenstellingen. Hun problemen zijn onoplosbaar. Ze geven enorme sommen geld uit aan bewapening, wat de armoede van de massa's verder verergert. Ze zijn inherent instabiel. Ze wekken de haat op van de arbeiders, de kleinburgerij, de studenten en de boeren. Zelfs de zwakke bourgeoisie die ze vertegenwoordigen komt met hen in botsing.
Het is op deze maatschappelijke bodem dat complotten, tegencomplotten en samenzweringen in het leger tot bloei komen. Het leger (of de strijdkrachten) wordt altijd gevormd in het evenbeeld van de samenleving en staat er niet los van. Waar het leger overheerst, wijst dat op een crisis in de samenleving en een regime van crisis.
Verschillende kliekjes, groepen of zelfs individuen aan de top van het leger gaan een afspiegeling vormen van groeperingen, onderdelen van klassen, of klassen binnen de samenleving. Ze vertegenwoordigen niet zichzelf, maar weerspiegelen precies de antagonistische belangen van verschillende klassen binnen de samenleving.
Mensen veranderen onder omstandigheden van maatschappelijke crisis. Dit is van toepassing op klassen en zelfs op individuen. Zo legde Marx uit dat met de neergang van het feodalisme een deel van de feodale heren, naargelang het geval groter of kleiner, in de burgerlijke revolutie overgaat naar de zijde van de bourgeoisie. Een deel van de bourgeoisie, in het bijzonder de intellectuele bourgeoisie, kan zichzelf ook op het standpunt van het proletariaat plaatsen.
In de geschiedenis van de beweging is er geen vruchtelozer, formalistischer, anti-dialectischer, en filosofisch idealistischer en anti-marxistischer idee naar voren geschoven, dan door hen die beredeneren dat omdat Castro zijn revolutionaire strijd begon als bourgeois democraat met bourgeois-democratische ideeën en doelstellingen, hij daarom voor eeuwig een bourgeois democraat moet blijven. Zij vergeten dat Marx en Engels zelf begonnen als bourgeois democraten die een beslissende breuk maakten met de bourgeoisie en leiders van het proletariaat werden.
Onder de omstandigheden van de crisis van het kapitalisme in Portugal(2), een half-koloniaal land, bewoog zich een meerderheid van de officierskaste, die ziek was van decennia van dictatuur en de schijnbaar eindeloze oorlogen in Afrika waarvan ze realiseerden dat die niet te winnen waren, in de richting van revolutie en 'socialisme'. Enkel onze tendens wist dit proces uit te leggen.
Dit gaf een impuls aan de beweging van de arbeidersklasse, die toen op haar beurt een reactie teweegbracht in het leger. Dit had niet alleen een effect op de manschappen en de lagere rangen van de officieren, maar zelfs op sommige admiraals en generaals die oprecht wensten de problemen van de Portugese samenleving en het Portugese volk op te lossen.
Dit was iets wat bij eerdere revoluties onmogelijk zou zijn geweest. Zo werd Franco tijdens de Spaanse burgeroorlog gesteund door 99 procent van de officierskaste.
Het is waar dat wegens het reformistische en stalinistische verraad van de Portugese revolutie, wat voorkwam dat ze volledig tot het einde werd doorgevoerd, er een reactie is geweest. Het leger werd opnieuw en opnieuw gezuiverd, om er een betrouwbaarder instrument van de bourgeoisie van te maken.
In hoeverre dit echter geslaagd is, zal men op de proef ondervinden in de gebeurtenissen van de revolutie in de komende maanden en jaren.
Maar wat het heeft aangetoond, is de noodzaak voor een werkelijk dialectisch begrip en interpretatie van de gebeurtenissen van het huidige tijdperk. Als een dergelijke transformatie mogelijk was in het half-koloniale doch imperialistisch-kapitalistische Portugal, hoeveel meer zouden soortgelijke processen dan kunnen plaatsvinden in de nieuwe onafhankelijke landen van Afrika en Azië?
De gebeurtenissen in Ethiopië hebben onze uitgewerkte stellingen op verpletterende wijze bevestigd. Daar was de hongersnood die door Haile Selassie en de grondbezittende adel werd teweeggebracht, de laatste catastrofe die zelfs de officierskaste bereid was te tolereren. De harteloze onverschilligheid van de Keizer en de grondbezittersklasse tegenover de hongersnood en dood door ondervoeding van honderdduizenden en misschien zelfs miljoenen mensen, plus de opgehoopte sociale tegenstellingen in een achtergesteld land onder druk van het imperialisme, zetten de middenlagen van de officierskaste ertoe aan om een staatsgreep te organiseren.
Dit deed op zijn beurt de beweging ontwaken van de kleine arbeidersklasse in Addis Abbaba en de studenten en kleinburgerlijke lagen in de hoofdstad en de steden. Ook zette het de boerenstand aan tot een cataclysmische beweging om controle over de grond te verkrijgen. Zodoende vergingen het 1.000 jaar oude 'keizerrijk' en zijn klassenstructuur tot stof.
De crisis in het leger en de pogingen tot contrarevolutie; de verdere impuls die dit gaf aan de guerrillaoorlog in Eritrea; de guerrillaoorlog in de Ogaden, gesteund door de directe interventie van Somalië; de opstanden van de Galla [vroegere benaming voor de Oromo – vert.] en andere stammen: dit alles werkte allemaal als aansporing voor de revolutie.
De beweging van de klassen had op haar beurt weer haar uitwerking op de nieuwe heersende junta in het leger. Ze leidde tot splitsingen en samenzweringen van individuele en groepen officieren. Deze weerspiegelden de strijdende klassen in Ethiopië en de zich ontwikkelende burgeroorlog in het hele land. Los van de individuele grillen van de officieren, weerspiegelden ze (net als in Syrië) - het kon niet anders - de klassenstrijd die er plaatsvond. Bijna niemand wilde de terugkeer van het oude regime.
Het model van het half-feodale grondbezittersregime van de Keizer werd verworpen door de grote meerderheid van de officierskaste. Er waren echter wel verschillen over hoe ver men moest gaan, wat eindigde met gewapende conflicten en executies. Dit weerspiegelde, wellicht op vervormde wijze, de strijd tussen de klassen in Ethiopië.
Het eindigde met de overwinning van luitenant-kolonel Mengistu. Intussen was de grond al verdeeld onder de boeren en was de industrie genationaliseerd zonder compensatie voor de imperialisten en de inheemse kapitalisten (hoewel compensatie natuurlijk niet noodzakelijk de beslissende factor is).
Uit de strijd kwam luitenant-kolonel Mengistu als winnaar naar boven, als bonapartistische dictator, onder invloed van de oorlogen en burgeroorlogen. Om massasteun te verkrijgen werd Mengistu, een voormalige hoge officier van de Keizer, gedwongen om helemaal tot het einde te gaan. Hij verklaarde zichzelf een 'marxist-leninist' (zonder waarschijnlijk ook maar een woord van Marx of Lenin gelezen te hebben) en begon met het instellen van een totalitaire 'marxistisch-leninistische' dictatuur. Deze dictatuur is in het evenbeeld van Moskou of Peking. De grondbezitters en kapitalisten zijn onteigend en de imperialistische landen hebben geen echte invloed meer op de processen die zich in Ethiopië afspelen.
In dit geval is het proces duidelijk. Het is zelfs duidelijker dan in Mozambique, Angola of het voormalige Aden, en dit zonder een directe strijd tegen imperialistische bezetting.
De imperialisten zijn te slap en verzwakt om direct op militaire wijze tussen te komen en kunnen enkel maar tandenknarsen van onmacht.
Maar ongetwijfeld zag alleen de Militant [het toenmalige Britse marxistische blad waar de auteur voor schreef – vert.] deze mogelijkheden op voorhand voor vele landen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. De revolutie, of beter gezegd, de primaire taken van de revolutie in achtergestelde landen zijn door de bovengenoemde regimes vervuld. Het grootgrondbezit is afgeschaft. Het kapitalisme is vernietigd. De invloed van het imperialisme is verdreven.
Zodanig was de burgerlijke oorsprong van de leiding van de guerrillabeweging op Cuba van ondergeschikt belang. Wat ertoe deed, was de poging tot actie om Cuba terug te brengen naar neokoloniale status, die de breuk van Castro met het Amerikaanse imperialisme in gang zette.
Het zijn de sociale en economische overeenkomsten die voor een marxist beslissend zijn in de sociale omwentelingen in deze landen.
Het doorvoeren van een revolutie zoals die van Rusland in oktober 1917 vereist het bewustzijn, de actie, het begrip en de actieve deelname van het proletariaat zelf in de omverwerping van het kapitalisme en grootgrondbezit. Het vereist organen en organisaties waardoor het proletariaat zich kan bewegen, zoals sovjets, comités van afgevaardigden, vakbonden, enz. Na de overwinning van de heerschappij van de arbeiders, kunnen de controle en het beheer door zulke organen van arbeidersheerschappij worden uitgevoerd.
In een revolutie volgens de norm zijn zulke ad-hoccomités en traditionele organisaties onmisbaar. Ze zijn een oefenterrein voor de arbeiders in de kunst van het beheren van de staat, van het ontwikkelen van de solidariteit en het begrip van de arbeiders. Na een geslaagde omverwerping van het kapitaal worden deze de voertuigen voor arbeidersheerschappij, de organen van de nieuwe staat en van de arbeidersdemocratie.
Maar waar - zoals in Oost-Europa, China, Cuba, Syrië, Ethiopië - de omverwerping zeker plaatsvindt met de steun van de arbeiders en boeren, maar zonder hun actieve controle, moet het resultaat overduidelijk anders zijn. De kleinburgerlijke intellectuelen, legerofficieren en leiders van guerrillagroepen gebruiken de arbeiders en boeren als kanonnenvoer, als louter steunpunten, als een geweersteun zogezegd.
Hun doel, bewust of onbewust, is niet de macht voor de arbeiders en boeren, maar de macht voor hun elite. Zij hadden en hebben stalinistisch Rusland als hun model. De revolutie - de wijziging van de bezitsverhoudingen - begint waar de Russische revolutie eindigde: stalinistisch Rusland van 1945-49, of als je wilt, stalinistisch Rusland van 1978. Ze zijn fundamenteel hetzelfde: een totalitaire eenpartijstaat waar het proletariaat hulpeloos en geatomiseerd is, met een apparaat waar de functionarissen controle uitoefenen over de staat. De guerrillalegerleiders, die met een ijzeren hand discipline oplegden, nemen ongetwijfeld de controle over met de steun van de massa's, maar zonder organen van arbeidersheerschappij die onafhankelijk zijn van de staat. Ook bestaan er geen van de rechten en machten van de arbeiders en boeren, die het bestaan van sovjets als organen van arbeidersmacht zou inhouden.
Voor de overgang naar een bonapartistische arbeidersstaat zouden zulke organen van arbeidersdemocratie, onmisbaar voor een gezonde arbeidersstaat, een enorm obstakel zijn. Ze vormden een reusachtig obstakel voor de stalinistische bureaucratie in Rusland, die een herculische strijd en zelfs een eenzijdige burgeroorlog moest voeren om de laatste restanten van arbeidersdemocratie, die haar onbelemmerde en dictatoriale heerschappij in de weg stonden, uit de weg te ruimen. Dit werd weerspiegeld in de eenmansdictatuur van Stalin en zijn opvolgers.
Wat van belang is, is dat dit het model van 'socialisme' was voor Mao, voor Castro, voor Mengistu, voor de Burmese generaals en voor de Ba'athistische 'moslim'-generaals in Syrië.
Het leger en de intellectuelen
Het is belangrijk om in te zien dat hetgeen al deze gevarieerde krachten gemeen hebben, niet de secundaire persoonlijke verschillen zijn, maar de maatschappelijke krachten en klassenkrachten die ze vertegenwoordigen.
Mengistu, Castro en de Burmese generaals braken met hun klassenachtergrond en met de voor- of nadelen van hun burgerlijke en universitaire scholing en zienswijze. Het is waar dat zij zich niet op het standpunt stelden van het proletariaat - zoals Marx en Lenin dat deden - maar zij accepteerden het veel gemakkelijkere 'socialisme' dat de individuele heerschappij van hen en/of hun elite over de ruggen van de arbeidersklasse en boeren inhield.
Alle individuele verschillen worden weggemoffeld door de beslissende klassen- en economische veranderingen waarover zij in hun landen en samenlevingen de leiding hebben gegeven.
Alle zelfbenoemde 'marxistisch-leninistische' sekten begrijpen niet eens het ABC van het marxisme, zoals onderwezen door zijn grondlegger en herhaald door Lenin en Trotski. Dit is iets om je over te verwonderen. De emancipatie van de arbeidersklasse is de taak van de arbeiders zelf. Dit is niet omdat het een soort boetedoening is voor de arbeiders, of omdat zij 'aardige mensen' zijn. Het is zo omdat het anders onvermijdelijk is dat een kleine minderheid een monopolie van cultuur verkrijgt, wat zij dan zal gebruiken - en onvermijdelijk zal misbruiken - tegen de belangen van de arbeiders en boeren in, in haar eigen belang. Daarnaast zorgen de mobilisatie van het proletariaat, haar bewuste strijd om de macht, en haar strijd voor arbeidersdemocratie, voor een transformatie van het proletariaat en maken ze het fit voor de taken van arbeidersheerschappij. Dit slaat dan gedeeltelijk over op de boeren en kleinburgerij, die het proletariaat in zowel de geavanceerde als achtergestelde landen volgen. Dit proces vindt niet plaats met de strijd van de kleinburgerlijke guerrillalegers, of daar waar kliekjes van radicale legerofficieren de macht grijpen.
Zo namen de intellectuele en legerelites bij alle sociale revoluties en omwentelingen in de genoemde landen, de staatscontrole stevig in eigen handen. Ze hadden de passieve - of min of meer actieve - steun van de massa's. Maar er was geen bewust georganiseerde beweging van het proletariaat. De boeren en kleinburgerij zijn geen levensvatbare vervanging voor de 'eigen beweging' van het proletariaat.
Het is een opvallend feit dat in het geval van iedere sekte, zij met terugwerkende kracht Mao en de Chinese revolutie accepteren en als excuus hiervoor op het 'Communistische' insigne van Mao wijzen. In werkelijkheid was Mao een ex-Communist die met het proletariaat gebroken had en zichzelf aan het hoofd had geplaatst van een boerenleger.
Het feit dat hij later balanceerde tussen de klassen en op typisch bonapartistische wijze een tijdje op de arbeiders leunde, verandert hier niets aan. Het feit dat de gangsters in Peking hun afgrijselijke karikatuur 'socialisme', of soms de dictatuur van het 'proletariaat' noemden, verandert hier evenmin iets aan. Er is op economisch of maatschappelijk vlak geen enkel fundamenteel verschil tussen deze regimes. Dit betekent dat de secundaire verschillen, vergeleken met de grondslagen, slechts van onbeduidend belang zijn.
Lenins fout
Het is geen toeval dat alle sekten zich baseren op de fout van Lenin in Wat te doen? - dat het proletariaat op zichzelf enkel in staat zou zijn om een 'vakbondsbewustzijn' te verkrijgen, en geen 'socialistisch bewustzijn'. In werkelijkheid is dit niet Lenins idee, maar passend genoeg dat van Kautsky. Lenin ontdekte zijn fout. Lenins werken, zoals die van Marx en Engels en Trotski, om maar niet te spreken over die van Luxemburg en Mehring, zijn de levende weerlegging van dit idee. In alle 55 delen van Lenins werken wordt deze fout nooit meer herhaald. In feite zijn al zijn werken, zonder het proletariaat te idealiseren, zoals met alle grote marxisten, tot aan het kleinste artikel aan toe doordrenkt van vertrouwen in de machtige kracht van het proletariaat als enige voertuig dat de mensheid naar het socialisme zal brengen. Dit komt natuurlijk voort uit het dialectisch materialisme van Marx.
In werkelijkheid hebben al deze heren sektariërs een hooghartige dan wel geheime - en soms niet volledig geheime - minachting voor de arbeidersklasse. Op dialectische wijze omarmen zij enthousiast dit onjuiste idee over het vakbondsbewustzijn, om tegelijkertijd te bidden bij het altaar van Ho Chi Minh, Castro, Tito, of een andere proletarisch-bonapartistische dictator. Ze zijn niet in staat om het proces van de geschiedenis en de tijdelijke conjunctuur van de economische opleving te begrijpen, die geleid hebben tot een lange pauze in de klassenstrijd in het Westen en de aanhoudende crisis van de samenleving in de onderontwikkelde wereld. Dit was een van de factoren die voortvloeide uit de hoogconjunctuur in het Westen. Ze leidde onvermijdelijk tot de opkomst en ontwikkeling van het proletarisch bonapartisme in de koloniale wereld, waar de dominantie van het stalinisme in Rusland en het overwicht van het stalinisme en reformisme in de wereldwijde arbeidersbeweging aan bijdroegen. Enkel het echte marxisme is vanaf het begin af aan in staat geweest om al deze 'bizarre' verschijnselen te verklaren vanuit het gezichtspunt van de arbeidersklasse, vanuit de klassenaard van de samenleving en de organische crisis van het wereldkapitalisme, die zich bovenal manifesteert in de zwakkere en meer achtergestelde uiteinden.
Al deze proletarisch-bonapartistische regimes zijn tijdelijke afwijkingen op het pad naar de wereldrevolutie. De uitwas die het stalinisme vertegenwoordigt, zal bijna terloops verwijderd worden wanneer het machtige proletariaat van een van de geavanceerde landen de macht grijpt in het Westen, of wanneer de regimes van Rusland en Oost-Europa geregenereerd worden door de omverwerping van de bureaucratieën.
In een aantal werken hebben we tegenstrijdigheden en inconsistenties blootgelegd die de sekten tonen over het vraagstuk wat een gezonde arbeidersstaat met 'bureaucratische deformaties' is, en wat een gedeformeerde arbeidersstaat is. Hoewel beide gebaseerd zijn op staatseigendom, zijn ze fundamenteel verschillend in hun bovenbouw. Om die reden is er een politieke revolutie noodzakelijk in het geval van een gedeformeerde arbeidersstaat, voordat er een 'arbeidersdemocratie' of 'dictatuur van het proletariaat' in zowel politieke als economische zin kan worden opgericht. Anderzijds is een arbeidersstaat met 'bureaucratische deformaties' een arbeidersstaat onder omstandigheden van achterstelling en isolatie, die nog steeds hervormd kan worden door middel van het herstel van partij-, vakbonds- en staatsdemocratie; d.w.z. een terugkeer naar de controle van de arbeiders en boeren, en waar deze organisaties, al was het maar in rudimentaire vorm, onder de druk van de arbeiders nog steeds bestaan.
Sommige sekten hebben het hoofd gebogen voor Castro als de leider en organisator van een 'gezonde arbeidersstaat'. Ze gingen zelfs nog verder en vergeleken zijn 'strijd tegen bureaucratie' met die van Trotski tegen het stalinisme. Ze waren daadwerkelijk zo onfatsoenlijk om foto's te publiceren van Trotski en Castro samen, als strijders tegen bureaucratie en voor democratisch socialisme. Zo lieten zij zien dat ze noch de rol begrepen hebben van Trotski als onsterfelijke strijder tegen de stalinistische bureaucratie, noch de rol van Castro als de incarnatie van de Cubaanse stalinistische bureaucratie.
Woorden zijn niets waard. 'Castro's strijd' tegen de Cubaanse bureaucratie was in essentie niet anders dan die gelegenheidsstrijd van Stalin tegen de Russische bureaucratie. Stalin viel als bonapartistische dictator soms de 'bureaucratie' in woorden aan. Bij gelegenheid ging hij verder en leunde hij op de arbeiders en boeren. Dit gebeurde toen de hebzuchtige bureaucraten te ver gingen met hun zwendel, speculatie en plunderingen van de staat en zij daarmee dreigden de funderingen van de staat te ondermijnen.
Stalin ondernam zelfs acties tegen hoge bureaucraten en zeker tegen grote delen van de lagere rangen van de bureaucratie. Dit was om het stalinistische systeem te behouden, door een zondebok te maken van sommige bureaucraten, in het bijzonder de lagere rangen.
Castro's rol op Cuba is fundamenteel gezien hetzelfde. Het is waar dat hij persoonlijk de leidende rol speelde in de guerrillaoorlog, bij de omverwerping van Batista, bij de beweging om het imperialisme te verdrijven, en bij het omverwerpen van het grootgrondbezit en kapitalisme.
Stalin had een proletarische revolutie meegemaakt, samen met het bestaan van een arbeidersdemocratie; toch voerde hij er een contrarevolutie tegen uit. De Cubaanse revolutie was echter direct vanaf dag één gedeformeerd en vervormd. Het proletariaat had nooit direct de politieke macht in handen, zoals dat in Rusland het geval was. Het feit dat zelfs vandaag de dag de beslissende meerderheid van het Cubaanse volk, zoals het Chinese volk, in dit stadium het regime steunt, verandert niets aan het karakter ervan. Castro's restricties tegen de bureaucratie, zoals die van Stalin, zijn noodzakelijk als hij de rol van 'bonapartistische scheidsrechter' en 'vader van het volk' wil behouden.
Wanneer we nu Ethiopië behandelen, zien we dit: sommigen van hen die door de knieën gaan voor Castro, verklaren dat Mengistu - wiens regime in feite een kopie is van dat van Rusland, China en Cuba - 'fascistisch' is. Dit bijzondere voorbeeld van verdraaiingen en eclectische acrobatiek kan enkel met gelach worden ontvangen vanuit de kant van het echte marxisme.
Staatskapitalisme?
Waarom is Mengistu's regime 'staatskapitalistisch' en anders dan de rest? Hier is geen verklaring voor. Ze herhalen slechts de argumenten van de ultralinkse maoïstische studenten in Ethiopië. De Ethiopische maoïsten zijn tenminste nog zo consistent om te verklaren - zoals de maoïsten overal doen - dat Rusland ook 'staatskapitalistisch' is.
Het bewijs van het 'fascistische' karakter van het Mengistu-regime, zo beweren zij, ligt in de wrede repressie, de executies, de onderdrukking van nationale rechten en van de nationale revoluties van een soortgelijk karakter als die van Ethiopië - van Eritrea en de Ogaden - en de onderdrukking van andere nationale minderheden. De verplettering en ontbinding van onafhankelijke vakbonden en alle ontluikende democratische organen van zelfuitdrukking van de arbeiders en boeren, moet zeker veroordeeld worden. Zo ook de concentratie van macht in de handen van de militaire juntakliek en de dictatuur van Mengistu.
Men krabt zich echter verwonderd achter de oren wanneer men de oppervlakkigheid ziet van het 'marxisme' van deze zelfbenoemde 'trotskisten'. Voor iedere misdaad die in dit verband door Mengistu is gepleegd, pleegde Stalin er honderd keer meer! De onderdrukking van onafhankelijke organen van de arbeiders moet door de bureaucratie in Rusland een staat van perfectie bereikt hebben. Er bestaat marionetten-'vakbonden' die overeenkomen met het Arbeitsfront van de nazi's in Duitsland. De Russische 'Communistische' Partij is de arm van de bureaucratie zelf en is lang geleden opgehouden een arbeiderspartij te zijn. Concentratiekampen, of 'werkkampen' zoals ze genoemd worden, en psychiatrische 'ziekenhuizen' zijn er opgericht voor alle dissidenten - of ze nu rechts of links zijn.
De nationale onderdrukking van minderheden, en in het bijzonder van arbeidersdissidenten, heeft niveaus bereikt die zelfs nooit onder het tsarisme gezien werden. Er werd een totalitaire eenpartijstaat opgericht die geen enkele oppositie toelaat onder de arbeiders, boeren en intelligentsia. De regimentering van kunst, wetenschap en bestuur in een stalinistische dwangbuis, zonder enige onafhankelijke gedachte of initiatief, is ongeëvenaard in de geschiedenis, behalve misschien in Hitlers Duitsland. Dat is min of meer het plaatje dat alle proletarisch-bonapartistische staten gemeen hebben, inclusief China en Cuba.
Sommige sekten nemen de karakterisering van het Mengistu-regime over van de maoïsten. Zij steunen ook de heldhaftige boerenguerrillaoorlogen in de Ogaden en Eritrea, die in het geval van overwinning waarschijnlijk zouden eindigen met kopieën van Cuba of Mengistu's Ethiopië. Dat zou onvermijdelijk zijn met een achtergestelde economie en de bekrompen nationalistische leiding, die enkel naar haar eigen middelen kijkt en niet de noodzaak ziet om aansluiting te zoeken bij de arbeiders van de geavanceerde kapitalistische landen. Als er een strijd is voor de nationale rechten van deze volkeren, zouden we - zolang er geen sprake is van directe interventie door het imperialisme - kritische steun moeten geven aan de strijd, net zoals we deze bijvoorbeeld zouden geven aan de strijd van het Oekraïense volk voor onafhankelijkheid van stalinistisch Rusland. Een onafhankelijk socialistisch sovjet-Oekraïne zou de weg vrijmaken voor een werkelijke en vrijwillige sovjetfederatie van alle volkeren van de USSR. Dit zou enkel bereikt kunnen worden door de omverwerping van de Russische stalinistische bureaucratie door de Russische arbeidersklasse.
Steun voor revolutie
Helaas zal er in Eritrea en de Ogaden, zoals in Ethiopië in de aankomende periode, korte metten worden gemaakt met de democratie. Dit is onvermijdelijk op basis van een boerenoorlog alsook de stalinistische ideologie van hun leiders.
Maar zoals we deden in het geval van Vietnam, Laos en Cambodja (Kampuchea) - en wat dat betreft ook China - zouden we hun steun geven, zonder onze ogen te sluiten voor de onvermijdelijkheid van stalinistische totalitaire regimes, ongeacht de uitkomst van het conflict.
Vanwege het nationale karakter van de strijd (hoewel op basis van staatseigendom en de afschaffing van het grootgrondbezit en kapitalisme) en de beperkte zienswijze van hun leiderschap, hebben noch de Somali's noch de Eritreeërs een middel om de boerensoldaten van Ethiopië te beïnvloeden of voor zich te winnen. Zij ook hebben een revolutie doorgevoerd en worden beïnvloed door het nationale idee van een verenigd Ethiopië.
De proletarische en verziende politiek van Lenin - die stevig voor het bourgeois-democratische recht op zelfbeschikking stond - heeft helaas geen plaats binnen de politiek van de Ethiopiërs. Noch is echter de overige politiek van het marxisme – democratisch centralisme in de Partij, democratie in de sovjets, vakbonden enz. – aan enige zijde in het conflict aanwezig.
Onze politiek wordt bovenal opgelegd door de internationale socialistische proletarische revolutie en haar belangen. De nederlaag van het imperialisme en de omverwerping van het grootgrondbezit en kapitalisme in de Hoorn van Afrika zijn grote stappen vooruit.
Dit is ondanks het conflict tussen 'socialistische staten', wat verwarring zaait onder de geavanceerde arbeiders en het proletariaat in het algemeen. De complexiteit van het probleem en de noodzaak om onze ideeën zuiver te houden, worden duidelijk aangetoond door de manier waarop het imperialisme en de Russische en Cubaanse bureaucratie van kant gewisseld zijn.
Gisteren nog steunden de imperialisten Haile Selassie en het landheren-kapitalistenregime in Ethiopië, tegen Somalië en de guerrillabeweging in Eritrea. Rusland en Cuba financierden, bewapenden en organiseerden de Somalische staat en steunden de guerrilla's in Eritrea met wapens, financiering en technische assistentie. Met de ineenstorting van de macht van de Keizer, gevolgd door de omverwerping van het half-feodale landheren-kapitalistenregime, nam Ethiopië in hun ogen een belangrijkere plaats in. Ethiopië heeft 35 miljoen inwoners, tegenover ongeveer 2 of 3 miljoen elk in Eritrea en Somalië.
President Barre van Somalië maakte opportunistisch gebruik van de burgeroorlog in Ethiopië, die georganiseerd werd door de contrarevolutie van grootgrondbezitters en kapitalisten, en stuurde troepen naar de Ogaden. Hij hoopte dat de Ethiopische revolutie zou desintegreren en instorten. Hij was nationaal bekrompen en kortzichtig, enkel geïnteresseerd in een 'groter Somalië'. Ongetwijfeld gaven de imperialisten heimelijk, via half-feodale reactionaire Arabische staten als Saudi-Arabië, steun aan de Somaliërs, zoals zij nu steun geven aan de Eritreeërs, ondanks het sociale karakter van de beweging in Eritrea. Zij wensen Ethiopië te verzwakken en een directe klap uit te delen aan de Russische bureaucratie.
De Russische bureaucratie en Castro besloten halverwege van paard te wisselen, nadat zij de Somalische heersers tevergeefs probeerden over te halen om een compromis te sluiten en een federatie op te richten van Eritrea, Somalië en Ethiopië. Dit zou ongetwijfeld de beste oplossing zijn geweest, gezien het karakter van al deze regimes als bonapartistische gedeformeerde arbeidersstaten, of dergelijke staten in wording.
Toen de Somaliërs dit voorstel verwierpen, wisselde de bureaucratie van kant. Het is niet zeker of de Ethiopiërs overigens wel akkoord gingen met dit voorstel. Nu proberen ze een soort overeenkomst eruit te onderhandelen tussen Eritrea en Ethiopië. Als de Eritreeërs geen enkele vorm van beperkte 'autonomie' accepteren, lijkt het zeker dat Cuba en Rusland hun steun verlenen aan het in bloed smoren van de Eritrese poging tot zelfbeschikking. De imperialisten, niet in staat om direct tussen te komen, zullen krokodillentranen huilen over de nationale en democratische rechten van het Eritrese volk. (Gisteren probeerden zij nog op brute wijze de rechten van het Vietnamese volk te onderdrukken.)
Maar wat er echt vermakelijk is aan deze dramatische conflicten, is het standpunt van sommige sekten. Ze declameren plechtig dat Rusland een gedeformeerde arbeidersstaat is (correct) en Cuba een relatief 'gezonde' arbeidersstaat (incorrect). Maar op geen enkele manier leggen ze uit hoe en waarom de relatief 'gezonde' arbeidersstaat van Cuba of de gedeformeerde arbeidersstaat van Rusland hulp geven aan de 'fascistische' staat van Ethiopië om zich te vestigen en de nationale rechten te onderdrukken van het volk van Eritrea, dat een 'marxistisch' regime probeert op te richten, de Somaliërs van de Ogaden, en andere minderheden.
Ongetwijfeld, op basis van de landverdeling, steunt de overweldigende meerderheid van de Ethiopische boeren het Ethiopische regime bij gebrek aan een alternatief.
Het is natuurlijk theoretisch mogelijk dat omwille van doeleinden van 'defensie' tegen andere kapitalistische staten, een gedeformeerde arbeidersstaat of zelfs een gezonde arbeidersstaat een bondgenootschap aan zou kunnen gaan met een reactionaire of fascistische staat. Stalins Rusland deed dit in 1939 met het 'non-agressie' pact met Hitlers Duitsland.
Maar welke strategische noodzaak was er voor Brezjnev en Castro om van steun aan Somalië en Eritrea over te gaan naar steun aan hun 'fascistische' rivalen? De heersers van de gedeformeerde arbeidersstaten zouden met argusogen kijken naar de opkomst van een gezonde arbeidersstaat in de geïndustrialiseerde landen, vanwege de sociale weerklank die deze zou hebben in hun eigen landen. Maar zij zouden het verwelkomen wanneer er sociale regimes langs de lijnen van hun eigen regimes worden opgericht in de achtergestelde en neokoloniale landen.
Dit versterkt hen internationaal tegenover hun kapitalistisch-imperialistische rivalen. Het basale antagonisme in de wereld tussen de maatschappelijke structuren van deze landen en de kapitalistische landen blijft in stand.
Stalinisme en fascisme
Ethiopië is een veel achtergestelder land dan tsaristisch Rusland of zelfs pre-revolutionair China, en bevindt zich onder omstandigheden van burgeroorlog op ieder front. Zijn officierenleiderschap, dat Cuba en China als voorbeeld neemt, zonder revolutionaire training te hebben genoten, heeft zich in de loop van de revolutie richting stalinistische opvattingen bewogen. We kunnen het kind echter niet met het badwater weggooien. We moeten de uiterst progressieve kern weten te scheiden van het reactionaire omhulsel. Het grootgrondbezit en kapitalisme zijn geëlimineerd en dit beslissende feit zal wijdverbreide effecten hebben op het geheel van de Afrikaanse revolutie in het komende tijdperk.
Niet voor niets legde Trotski uit aan de Amerikaanse Socialist Workers Party dat, gescheiden van het staatseigendom van de industrie en de grond, het politieke regime in Rusland fascistisch was! Er was niets waarmee men het politieke regime van Stalin kon onderscheiden van dat van Hitler, behalve het beslissende feit dat één van de twee het staatseigendom verdedigde en hier zijn privileges op baseerde, terwijl de ander zijn privileges, macht, inkomen en prestige baseerde op de verdediging van het privé-eigendom. Dat was een fundamenteel en beslissend verschil! Er is geen verschil tussen de grondvesten van de economische en politieke structuur van Ethiopië, en die van China, Syrië, Rusland of welke andere gedeformeerde arbeidersstaat dan ook.
De laatste gebeurtenissen in Indochina hebben opnieuw laten zien in welke belachelijke bochten de politiek van alle sekten zich wringt. Onze tendens gaf onverdeelde steun aan de strijd van de Vietnamese 'Communistische' Partij van Ho Chi Minh en haar Laotiaanse en Cambodjaanse aftakkingen, in hun boerenguerrillaoorlog tegen het Amerikaanse en mondiale imperialisme en hun inheemse marionetten.
We steunden de strijd onvoorwaardelijk en onverdeeld. We steunden hem omdat hij een koloniale bevrijdingsoorlog was. We zouden zo'n oorlog zelfs gesteund hebben onder een burgerlijk of kleinburgerlijk leiderschap dat louter voor het recht op nationale zelfbeschikking vocht. Maar het werd onvermijdelijk een oorlog voor zowel sociale als nationale bevrijding – in de zin dat er ook gevochten werd voor de afschaffing van het grootgrondbezit en kapitalisme. Anders zou de strijd geen decennia voortgeduurd kunnen hebben tegen een overweldigende militaire overmacht.
Hoe ver de sekten zich verwijderd hebben van de marxistische of trotskistische methode, werd aangetoond door de polemieken van twee verschillende sekten van dezelfde internationale tendens, over in hoeverre de Vietnamezen 'onbewuste' trotskisten waren die op basis van de permanente revolutie opereren.
Geen van deze notabelen heeft het bijzondere karakter begrepen van het tijdperk, in zoverre het de koloniale of ex-koloniale gebieden van de wereld aangaat. Noch hebben zij de onvermijdelijke perversiteit van de revolutie begrepen onder ofwel openlijk stalinistisch - of pseudo-communistisch - leiderschap, ofwel dat van radicale delen van de officierskaste. Ze hebben geen begrip van de onvermijdelijke gevolgen van wanneer een koloniale revolutie tot haar progressieve en 'definitieve' einde wordt gebracht (met het elimineren van het grootgrondbezit en kapitalisme), maar de voornaamste macht niet de arbeidersklasse met een marxistisch leiderschap is.
Wanneer de voornaamste macht een boerenleger is dat klassieke boerentactieken van guerrillaoorlog gebruikt, dan moet dit resulteren in een 'gedeformeerde arbeidersstaat', zelfs als dat niet het doel van de leiders is. In het geval van een legercoup van de jongere officieren, in bondgenootschap met 'intellectuelen' en studenten, zouden de gevolgen - onvermijdelijk - hetzelfde zijn.
Dit is met name het geval wegens de mondiale omgeving van sterke bonapartistische arbeidersstaten, in de vorm van stalinistisch Rusland en andere landen. Tellen we het bestaan van de imperialistische machten hierbij op, dan had er geen andere uitkomst kunnen zijn.
Natuurlijk, als er gezonde arbeidersstaten bestonden - bijvoorbeeld in Rusland, of een van de grote geïndustrialiseerde staten van Europa, of Japan - dan zouden de gevolgen en mogelijkheden geheel anders zijn. Het proletariaat en de bevolking van de geavanceerde arbeidersstaten zouden hulp en assistentie leveren aan een arbeidersstaat in een achtergesteld land, de economieën met elkaar verbinden, tienduizenden technici sturen naar kleine landen en honderdduizenden naar een land met een grote bevolking. Dat zou snelle industrialisering plus arbeidersdemocratie betekenen. Dat is wat Lenin bedoelde toen hij zei dat Afrika zich recht van het tribalisme naar het communisme zou kunnen bewegen.
Maar gezien de huidige verhouding van klassenkrachten in de internationale aangelegenheden, met de dominantie van het klassieke reformisme en stalinistische reformisme in de arbeidersbeweging van de geavanceerde landen, was zo'n verloop in Vietnam, Cambodja en Laos uitgesloten.
Conflicten in Indochina
Dat is waarom onze tendens, terwijl ze onverdeeld de Vietnamese en Indochinese revoluties steunde, de arbeiders en boeren van deze landen een waarschuwing gaf. Terwijl deze actief de strijd voor sociale en nationale bevrijding zouden moeten steunen, zou tegelijkertijd de dominantie van de strijd door het stalinistische leiderschap het volgende betekenen: dat ondanks de enorme maatschappelijke stap vooruit als gevolg van de overwinning van de nationale bevrijdingsbeweging, deze gevolgd zou worden door een nieuwe knechting door de totalitaire stalinistische bureaucratie. Zonder een marxistische partij en zonder marxistisch leiderschap zou het doel van de 'Communistische' Partijleiding een staat in het evenbeeld van het zogenaamde 'socialisme' van Rusland of China zijn.
We riepen de geavanceerde arbeiders van Groot-Brittannië, Amerika, Frankrijk en de wereld op om de sociale en nationale bevrijdingsstrijd van de Indochinese volkeren te steunen, omdat deze het imperialisme en mondiale kapitalisme zou verzwakken. De bevrijding van de productiekrachten van deze landen, door de omverwerping van de heerschappij van het kapitaal, zou op lange termijn een enorm voordeel hebben voor de volkeren van deze landen alsook voor het wereldproletariaat.
Maar we hebben nooit onszelf of de arbeiders en boeren van de wereld misleid, wat betreft de onvermijdelijke aard (de klassenverhouding van krachten) van de regimes die in deze landen opgezet zouden worden.
We waarschuwden voor, en voorspelden, de onvermijdelijke oprichting van nationalistische totalitaire stalinistische regimes in deze landen, maar zelfs wij hadden niet verwacht hoe misvormd ze zouden raken.
De gewapende botsingen tussen Cambodja en Vietnam zijn een verpletterende veroordeling van al die 'trotskistische' sekten in Groot-Brittannië, en internationaal, die de klassenaard van deze regimes en hun stalinistische karakter niet begrepen. Voor onze tendens kwamen deze gebeurtenissen niet als verrassing. De botsingen op de grens tussen Rusland en China, waarbij tienduizenden om het leven kwamen, hadden laten zien waartoe nationalistische bureaucraten in staat zijn.
Deze bureaucratieën kunnen niet verder kijken dan de grenzen van de nationale staat. Achter deze botsingen in voormalig Indochina liggen de aspiraties van de Vietnamezen om een Indochinese federatie van 'socialistische staten' op te richten. Overduidelijk zou dit van enorm voordeel zijn voor de economieën van al deze landen. Maar de reden dat de Cambodjanen tegen het oprichten van zo'n federatie zijn, is dat onder omstandigheden van bonapartistisch totalitarisme, zij onvermijdelijk onder de nationale overheersing en nationale onderdrukking van de Vietnamese bureaucratie terecht zouden komen. Als we het venijnige nationale chauvinisme van de Cambodjaanse stalinisten buiten beschouwing laten, zou dit net zo onvermijdelijk zijn als het in stalinistisch China en Rusland was.
Om dezelfde reden zouden de Vietnamese stalinisten, op hun beurt, weigeren om een federatie aan te gaan met stalinistisch China. Ze weten dat zij, zoals de minderheden in China hebben meegemaakt, onder de nationale onderdrukking van de Chinese bureaucratie terecht zouden komen. Zelfs als dit economisch gezien een enorm voordeel zou brengen, zouden ze hiermee niet akkoord gaan; niet meer dan de Chinese bureaucratie akkoord zou gaan met een federatie met Rusland, hoewel dit economisch gezien en zelfs op het gebied van wereldmachtspolitiek, een kolossaal voordeel zou opleveren voor de volkeren en economieën van beide landen. Wat in de weg staat, zijn de gevestigde nationale belangen van de bureaucratieën van al deze landen.
Alleen arbeidersdemocratie, zonder enige hint van nationale superioriteit of bevoordeling, zoals in de dagen van Lenin en Trotski, kan zo'n programma hebben. Maar een bonapartistisch regime, dat zich op privileges en ongelijkheid baseert, is niet in staat tot zo'n politiek: de chauvinistische uitwassen van stalinistisch Rusland en China zijn hier het bewijs van. Bonapartistische totalitaire regimes kunnen, van nature, nooit verder kijken dan de nauwe horizon van de nationale staat. Door de aard van de bureaucratie en haar privileges zijn ze nationaal beperkt.
Door zich te baseren op de boeren, studenten en intellectuelen, zonder de beslissende dominantie en deelname van de arbeidersklasse, zijn ze onvermijdelijk nationaal beperkt.
Afghanistan
De arbeidersklasse kan haar emancipatie en dominantie over de samenleving alleen veiligstellen door alle vooroordelen uit het verleden - op basis van nationaliteit, ras, kaste, geslacht, of wat dan ook - te overwinnen. Maar alleen de arbeidersklasse, en geen ander, is in staat tot deze prestatie; en dan alleen onder marxistisch leiderschap. De emancipatie van de arbeiders betekent echter ook de emancipatie van de kleinburgerlijke lagen binnen de samenleving, die onder het leiderschap van de arbeidersklasse, en enkel onder deze omstandigheden, in staat zouden zijn om tot deze hoogten uit te stijgen.
De kleinburgerij en de intellectuelen kunnen enkel het standpunt van het proletariaat aannemen als zij volledig breken met hun oorsprong en het gezichtspunt van hun klasse. Onder moderne omstandigheden is dat extreem lastig wanneer echte marxisten, zoals in de begintijd van Marx en Engels, teruggebracht zijn tot een handjevol.
Dat is vandaag de dag in het bijzonder het geval, wanneer de strijd niet slechts in de ideologische sfeer plaatsvindt, maar waar in het ene na het andere land het onmiddellijke vraagstuk de transformatie van de samenleving is. In deze situatie is het gemakkelijk voor de intellectuelen om overheerst te worden door de warrige ideeën van het stalinisme in zijn verscheidene vormen.
Enkel een sterke arbeidersbeweging die gedomineerd wordt door het marxisme, zou de metamorfose van zulke intellectuelen mogelijk maken.
Dit is bijzonder moeilijk in koloniale of neokoloniale landen, waar de problemen dringend zijn, waar de massa's een bijna dierlijk bestaan leven, en waar er ook onoverkoombare obstakels voor modernisering en de ontwikkeling van de samenleving bestaan op basis van de half-feodale landheer-kapitalistische regimes.
Het is gemakkelijker voor de intellectuelen, de radicale officieren, en zelfs ambtenaren en de bovenlagen van de professionals - dokters, tandartsen, advocaten, enz. - om de overgang te maken naar stalinistisch bonapartisme, dan om de werkelijke doch kleine marxistische tendensen te steunen. Dit is in het bijzonder het geval in de meeste van deze landen waar 'marxisme' niet bestaat als een georganiseerde tendens.
Het 'marxisme-leninisme' van Rusland, China of Ethiopië past perfect bij hen. Het past bij al hun vooroordelen. Een 'socialisme' waar de elites van de staat, partij, industrie, krijgsmacht en de beroepsgroepen een levensstandaard ver boven die van de massa's hebben, lijkt volledig normaal en natuurlijk voor hen. Een samenleving waar deze lagen de heersende en besturende kaste worden heeft een enorme aantrekkingskracht op hen, helemaal wanneer zij de enorme stappen zien die achtergestelde landen maken met een geforceerde mars van het 'socialisme'.
Aldus is het gemakkelijk voor hen om hun klassenstandpunt te rationaliseren. Ze koesteren een haat jegens de corrupte grootgrondbezitters en kapitalisten, onder de controle van wie hun samenlevingen en landen ofwel in verval raken, of enkel zeer traag vooruit gaan. Ze minachten de verdrukte boerenmassa's en zelfs de zwakke arbeidersklasse.
Deze lagen zijn, los van hun economische positie, doordrongen van een overweldigende eigendunk en aandacht voor hun eigen belang in de samenleving. Ze zijn bezig met voordeeltjes, status, positie, macht, privileges, inkomen en prestige. Zo is het gemakkelijk te zien hoe zij in de moderne wereld bijvoorbeeld het 'socialisme' langs de lijnen van Cuba kunnen omarmen.
In de afgelopen periode onderstreepte het nieuwe voorbeeld van Afghanistan de analyse die we maakten van de koloniale revolutie. De 'Communistische' Partij van dit verschrikkelijk achtergestelde land werd enkel gevormd in het laatste decennium of iets dergelijks. Zoals de Ba'ath Partij in Syrië had ze geen moeite om zowel de doctrine van de 'islam' als het 'communisme' te slikken. Dit had ze gedaan omdat religieus bijgeloof diepe wortels heeft onder de overwegend achtergestelde boerenmeerderheid, van wie 90 procent ongeletterd is.
Volledige transformatie
Nu zijn de CP-leiders in Afghanistan, zoals de Ba'ath Partij in Syrië, een bondgenootschap aangegaan met radicale lagere rangen en middenrangen van de officierskaste in het leger.
Het onmiddellijke probleem dat vooraf ging aan de coup was hongersnood - zoals in Ethiopië - en de onmogelijkheid van de corrupte, half-feodale Aziatische heerser om hier het hoofd aan te bieden. Afghanistan heeft vele coups gezien in de afgelopen decennia, die ertoe leidden dat verschillende stammenleiders en groepen de macht verkregen. Zij veranderden louter de toplaag en lieten de maatschappelijke structuur intact. Dezelfde corruptie ontwikkelde zich onvermijdelijk, met als gevolg, wanneer de last voor de massa's ondraaglijk werd, de komst van een hongersnood of, via buitenlandse intriges, een nieuwe coup. Zo werden de maatschappelijke verhoudingen in stand gehouden binnen dezelfde vicieuze cirkel. Deze nieuwe coup opent de mogelijkheid om een nieuwe richting in te slaan. 'Communisten' zijn premier en president geworden en hebben ook een dominante rol in de regering. Dit toont aan in welke richting de officieren wensen te gaan. Eén van de eerste handelingen van het nieuwe regime was de inbeslagname van de grond van de monarchie. Hoewel omvergeworpen door het voormalige regime van Daoed(3), bezat zij nog steeds 20 procent van de grond in Afghanistan! Dit is een nieuw vertrekpunt en kan het begin zijn van een volledige transformatie van de maatschappelijke verhoudingen.
Zoals in Polen, waar de Poolse stalinistische bureaucratie tot een overeenkomst kwam met de Katholieke Kerk, kan de Communistische Partijleiding in Afghanistan, samen met de officieren, tot een overeenkomst komen met de moellahs van de islam. Het feit dat Taraki, de nieuwe premier, de leider is van een zogenoemde Communistische Partij, verandert niets. Hij volgt dezelfde politiek als die van de Syrische leiders van Ba'ath.
In het geval van Afghanistan zijn er enkel twee paden te bewandelen in dit stadium. De arbeidersklasse is minuscuul. Delen van de intelligentsia, en blijkbaar de meerderheid van de officieren en een groot deel van de professionals, willen een moderne beschaafde staat opbouwen. De boeren willen de grond.
Op het pad van het kapitalisme en grootgrondbezit is er geen weg vooruit. De legerofficieren willen het pad inslaan dat door Buiten-Mongolië werd afgelegd. In feite zijn deze eigenaardige veranderingen enkel mogelijk vanwege de internationale context. De crisis van het imperialisme en het kapitalisme, de impasse van de achtergestelde landen van de derde wereld en [de afwezigheid van] het bestaan van de proletarische revoluties in het Westen, zijn krachtige factoren in het geval van Afghanistan.
De barbaarse regimes van Pakistan, Iran en het nabije India hebben ook geen aantrekkingskracht. De legerofficieren, waarvan velen, zo niet de meesten, in Rusland getraind zijn, voelen zich aangetrokken wanneer zij de gevolgen van het stalinistische regime zien. Het heeft een groot effect op de stamleden van soortgelijke volkeren, en zelfs dezelfde stammen, in de aan Rusland grenzende gebieden, wanneer zij de modernisering zien van gebieden van Rusland die voorheen net zo'n lage levensstandaard en hoge ongeletterdheid en onwetendheid hadden als zij zelf.
Marxistische benadering
De industrialisering, volledige geletterdheid en hoge standaarden in vergelijking met Afghanistan, moesten wel hun indruk achterlaten op deze lagen. Daarentegen kan de achterstelling en barbaarsheid waarop de adel in Afghanistan gedijde, niets anders dan de beste elementen afstoten - de intelligentsia, professionals en zelfs de officierskaste. Zij willen losbreken van de armoede, onwetendheid en vuiligheid waar hun landen onder lijden. De kapitalisten van het Westen, met zijn werkloosheid en industriële stagnatie, hebben hun niets te bieden. Ze willen wegbreken van de vicieuze cirkel van stamhoofden en verschillende militaire regimes die niets fundamenteel veranderen.
De wereldcrisis van het kapitalisme treft de achtergestelde regio's van de wereld zelfs nog harder, en leidt hen tot de conclusie dat het kapitalisme geen weg voorwaarts biedt.
Het 'republikeinse' regime van Daoed - overigens in het verleden gesteund en gestut door Moskou - veranderde niets. De omwentelingen en staatsgrepen van de afgelopen vijftig jaar leidden enkel tot wijzigingen van de dynastie door verschillende adellijke clans, en waren volledig vruchteloos. Het hoofdobstakel voor modernisering was de adel, en de grondverhoudingen waarop deze gebaseerd was.
Als het nieuwe regime onder deze omstandigheden op de steun van de boeren leunt en de maatschappij transformeert, zal de weg worden vrijgemaakt voor de ontwikkeling van een regime in Afghanistan zoals dat van Cuba, Syrië of Rusland. Dit zal de Afghaanse maatschappij vooruit brengen naar de moderne wereld. Als de socialistische transformatie wordt volbracht, zou dit een nieuwe klap betekenen voor het kapitalisme en grootgrondbezit in de rest van landheer-kapitalistisch Azië, in het bijzonder in de regio Zuid-Azië. Het zal onberekenbare effecten hebben op de Pathanen en Beloetsjen van Pakistan en zal een soortgelijk effect hebben op de volkeren aan de grenzen van Iran. Het rottende regime van Pakistan zal in de komende jaren een volledig uiteenvallen tegemoet zien. Een vernieuwing van de maatschappelijke verhoudingen in Afghanistan kan verder bijdragen aan de ontbinding van dit regime.
De stamleden zullen beïnvloed worden door het proces dat plaatsvindt onder hun broeders over de grens. In het Noordwestelijke grensgebied van Pakistan en onder de Beloetsjen vindt er al een endemische en sluimerende opstand plaats, waarbij deze volkeren vooruitkijken naar een eenheid met hun broeders in Afghanistan. Het effect zou zich in steeds grotere kringen voordoen, met gevolgen die mogelijk voelbaar zijn in Iran en daarbuiten, waaronder ook in India.
Dit is het pad dat de 'Communistische Partij', die samen met de radicale officieren de macht heeft, zal inslaan. De oppositie van de oude machten in Afghanistan zal haar, zoals in Ethiopië, in alle waarschijnlijkheid in deze richting duwen.
Als zij temporiseren, mogelijk onder invloed van de Russische ambassadeur en het Russische regime, dan zullen zij de weg bereiden voor een meedogenloze contrarevolutie op basis van de bedreigde adel en de moellahs. Indien succesvol zou de contrarevolutie het oude regime herstellen op de beenderen van honderdduizenden boeren, met de afslachting van de radicale officieren en de uitroeiing van bijna de gehele onderwezen elite. Voor het moment - tot er een beweging is van de enige geavanceerde klasse die een overgang in de richting van het socialisme teweeg kan brengen in de industrieel ontwikkelde landen - lijkt de meest progressieve ontwikkeling in Afghanistan nu de installatie van het proletarisch bonapartisme te zijn.
Terwijl we onze ogen niet sluiten voor de nieuwe tegenstellingen die hierbij komen kijken, op basis van een overgangseconomie van een arbeidersstaat zonder arbeidersdemocratie, zullen marxisten op nuchtere wijze de opkomst van zo'n staat steunen en daarmee de verdere verzwakking van niet louter het imperialisme en kapitalisme, maar ook van regimes in de meest achtergebleven landen die zich baseren op de overblijfselen van het feodalisme.
Eindnoten
(1) Fulgencio Batista was de door de VS gesteunde Cubaanse dictator, van 1933 tot zijn omverwerping door het door Castro geleide guerrillaleger in 1959.
(2) Op 25 april 1974 wierp een beweging van legerofficieren de Caetano-dictatuur in Portugal omver, wat een revolutionaire crisis in gang zette.
(3) Mohammed Daoed kwam aan de macht door in 1973 de monarchie omver te werpen. Hij werd zelf omvergeworpen door de Revolutionaire Raad van de Strijdkrachten op 27 april 1978, die het Taraki-regime aan de macht bracht.