Op zondag 31 oktober gaan de onderhandelingen officieel van start voor de COP26, de klimaatconferentie van de Verenigde Naties. Staatshoofden uit de hele wereld komen er samen om twee weken van onderhandelingen, paneldiscussies en persconferenties te beginnen. Ook bedrijfsleiders zullen prominent aanwezig zijn om hun ideeën over de aanpak van de klimaatverandering toe te lichten.

Onder druk van de gebeurtenissen heeft de heersende klasse en haar vertegenwoordigers de kwestie opgeschoven in hun agenda. Klimaatverandering is geen dreiging in de verre toekomst meer, maar een actuele crisis. Zelfs de meest ontwikkelde delen van de wereld krijgen te maken met klimaatrampen. Dit jaar hebben we in New York en in West-Europa verwoestingen gezien door ernstige overstromingen. Vroeger zouden rampen op zo’n schaal gecatalogeerd worden als de ‘rampen van de eeuw’. Het ziet ernaar uit dat ze in onze periode een alledaags verschijnsel worden.

Dit heeft economische en politieke gevolgen die de heersende klasse niet langer kan negeren. Daarom is er veel aandacht voor de COP26, maar die hype hebben we al eerder gezien. In de mainstream media werd COP21 en het Klimaatakkoord van Parijs gevierd als een keerpunt in de strijd tegen de klimaatverandering. De algemene wetenschappelijke consensus is dat, om onomkeerbare en onleefbare gevolgen te voorkomen, de wereldwijde temperatuurstijging beperkt moet worden tot 1,5°C warmer dan het pre-industriële niveau. Dit betekent dat de wereldeconomie tegen 2050 moet zijn omgevormd tot netto koolstofneutraal. Dit waren de doelstellingen die in 2015 werden vastgesteld in het Akkoord van Parijs.

Terwijl sommigen al hun hoop vestigen op deze internationale toezeggingen en topontmoetingen, zien anderen dat het steeds weer te weinig en te laat is. De Verenigde Naties zijn een veredelde praatclub. Zij kunnen de grootste economische mogendheden ter wereld, die tegenstrijdige belangen hebben, niet tot actie dwingen.

Geopolitiek en protectionisme

Geopolitieke spanningen hebben het voor de vertegenwoordigers van het kapitaal al moeilijk genoeg gemaakt om zelfs maar tot een vaag akkoord te komen over doelstellingen, laat staan over praktisch beleid.

De belangrijkste reden waarom de doelstellingen van het Akkoord van Parijs werden bejubeld als een doorbraak, was de bewering dat Barack Obama, Xi Jinping en Vladimir Poetin er in het belang van mens en planeet in waren geslaagd de imperialistische rivaliteit tussen de drie belangrijkste economische machten van de wereld te overstijgen. Deze illusie viel precies een jaar later in duigen met de verkiezing van Donald Trump, die zich meteen terugtrok uit het Akkoord van Parijs.

Dit was niet louter ingegeven door de wispelturigheid van Trump. Het vond plaats temidden een handelsoorlog tussen de VS en China. Het verlaten van het klimaatakkoord was een protectionistische maatregel die de schatkist van de VS heel wat uitgaven zou besparen. Sinds 2008 zetten ook andere imperialistische mogendheden steeds meer in op protectionistische maatregelen, denk maar aan de Brexit.

De mislukking van het Klimaatakkoord van 2015 door de opeenvolging van protectionistische maatregelen heeft aangetoond hoe fragiel de klimaatbeloften en doelstellingen werkelijk zijn. Praten over een mondiaal plan om ze uit te voeren is ronduit zinloos. Particulier eigendom en de natiestaat, inherente kenmerken van de kapitalistische economie, zijn fundamentele obstakels voor een mondiaal langetermijnplan om de productie in lijn te brengen met menselijke en milieubehoeften. Het campagnedocument van de Verenigde Naties "Race to Zero", dat in juni 2020 is gelanceerd, verwoordt dit heel kernachtig:

"Doorbraken kunnen niet plaatsvinden als afzonderlijke entiteiten geïsoleerd van elkaar werken. De uitdagingen van concurrentie en inertie werken ambitie vaak tegen, waarbij individuele actoren niet de eerste stap kunnen zetten zonder zichzelf op korte termijn in een nadelige positie te plaatsen."

De VN is echter een instrument van de kapitalistische grootmachten, waaraan zij haar bestaan dankt, en zij is niet in staat om buiten het kapitalistische systeem te kijken voor oplossingen. Zonder de handdoek helemaal in de ring te willen gooien, moet zij dus haar toevlucht nemen tot goedgelovige praatjes:

“Verschillende actoren - in verschillende sectoren, regio's en economieën - beginnen deze overgang te ondersteunen, en de positieve dynamiek tussen hen doet het vertrouwen verder toenemen en doet de vraag en de investeringen in elke fase van de waardeketen toenemen, waardoor de overgang een systemisch karakter krijgt."

Trouw als ze zijn aan het kapitalisme, kunnen de Verenigde Naties niet anders dan te hopen op een lange periode van aanhoudende economische groei. In zo’n situatie hopen ze via een regel hier en een belasting daar om de wereldeconomie naar klimaatneutraalheid te sturen.

Het is deze poging om de milieucrisis op te lossen door middel van marktwerking die ons naar de afgrond leidt waarop we ons nu bevinden.

Investeringen

Op dit ogenblik, komt 84% van de wereldwijde energieconsumptie nog steeds uit fossiele brandstoffen. 73,2% van alle uitstoot kwam in 2016 uit energieproductie. Slechts 20% van de uiteindelijke energieconsumptie komt uit elektriciteit. Niets minder dan een volledige transformatie van de wereldwijde infrastructuur is nodig om het tij te keren. Dat kan niet zonder een internationaal plan.

In 2019 heeft het Internationaal Energieagentschap (IEA) een rapport samengesteld (Offshore Wind Outlook 2019) dat concludeerde :

"(…) offshore wind heeft het potentieel om wereldwijs meer dan 420.000 terawattuur per jaar op te wekken. Dat is 18 keer meer dan de huidige wereldwijde vraag naar elektriciteit."

Maar op basis van het kapitalisme is een dergelijke transformatie binnen het vereiste tijdsbestek onmogelijk.

Het huidige economische klimaat wordt gekenmerkt door een chronisch gebrek aan investeringen. We hebben niet om tegen beter weten in te hopen op een heropleving van de wereldmarkt. De investeringen in hernieuwbare energie zijn voorzichtig toegenomen, maar het huidige niveau is nog veel te laag. Volgens het IEA:

"Vertegenwoordigden de investeringen in schone energie door de olie- en gasindustrie in 2020 slechts ongeveer 1% van de totale investeringen.”

Ook al zou dit tegen het einde van dit jaar toegenomen zijn tot 4%:

“De 750 miljard dollar die in 2021 wereldwijd zal worden besteed aan schone energietechnologieën en -efficiëntie blijft ver achter bij wat nodig is in klimaatgedreven scenario's. (…) Om tegen 2050 een netto-uitstoot van nul te bereiken, zouden de jaarlijkse investeringen in schone energie wereldwijd tegen 2030 meer dan verdrievoudigd moeten zijn tot ongeveer 4 triljoen dollar."

Op het huidige tempo zouden de wereldwijde investeringen tegen 2030 nog niet eens de helft van het vereiste bedrag bereiken.

2020 had ook het eerste jaar van "klimaatfinanciering" moeten worden. Al in 2009 werd de belofte gedaan dat de armere landen van de wereld tussen 2020 en 2025 elk jaar 100 miljard dollar zouden ontvangen van de rijkere landen, voor investeringen om de klimaatverandering aan te pakken. In het eerste jaar kwam men meteen al 20 miljard dollar tekort.

Hetzelfde probleem doet zich ook voor in belangrijke industriële sectoren. Enkele baanbrekende projecten hier en daar geven een glimp van de technologische oplossingen die bestaan, maar er is geen teken van een echte overgang. In staalfabrieken bijvoorbeeld, die verantwoordelijk zijn voor ongeveer 8% van de jaarlijkse koolstofemissies in de wereld, zouden voldoende investeringen kunnen zorgen voor koolstofvrije alternatieven. Deze zomer wordt in Spanje voor een bedrag van 1 miljard euro de eerste volledig koolstofvrije staalfabriek gebouwd, die gebruik zal maken van groene waterstof. Deze technologie moet met de grootst mogelijke spoed op wereldschaal worden ingevoerd.

Er zijn twee belangrijke redenen waarom dit niet zal gebeuren. De eerste is dat er al een enorme hoeveelheid kapitaal is geïnvesteerd in bestaande staalfabrieken.

Kapitalisten zijn niet bereid de hoogovens waarin zij zoveel kapitaal hebben gestoken te verlaten voordat zij er de laatste druppel winst uit gehaald hebben. Ten tweede is er reeds overcapaciteit voor het niveau van de vraag naar staal, en er is dus geen echte markt voor nieuwe investeerders om zich op te wagen. Dat wordt ook door de OESO aangegeven:

"Het kost jaren om een staalfabriek te plannen, vergunningen te krijgen, te financieren en te bouwen, en als ze eenmaal gebouwd zijn, kunnen ze met het juiste onderhoud 25-50 jaar meegaan. Het huidige overaanbod van staalfabrieken zal natuurlijk ook de ontwikkeling van nieuwere, meer innovatieve faciliteiten afremmen." (Low and zero emissions in the steel and cement industries, 2019)

Zelfs in het geval van deze nieuwe koolstofvrije staalfabriek zou het winstbejag kunnen betekenen dat de goede voornemens in het water vallen. Het bedrijf, Arcelor Mittal, geeft in de kleine lettertjes toe dat:

"Indien tegen eind 2025 geen groene waterstof beschikbaar is tegen betaalbare prijzen, aardgas gebruikt zal worden om de oven aan te drijven".

Winst is de bestaansreden van het kapitaal. Als kapitalisten de keuze moeten maken tussen minder winst of milieuvervuiling, is de keuze snel gemaakt.

De transitie gevangen in de marktchaos

De kapitalistische klasse, geschrokken van de vele bijkomende reguleringen, de radicale publieke opinie en de ineenstorting van de vraag tijdens de pandemie, trekt zich terug uit investeringen in fossiele brandstoffen, uit vrees voor te lage winsten. Maar dit betekent niet noodzakelijk een overeenkomstige toename van investeringen in hernieuwbare energie. In feite trekken ze zich sneller terug uit de fossiele-brandstoffensector dan zij schone energie kunnen leveren. De daaruit voortvloeiende tekorten hebben de energieprijzen doen stijgen.

De stijging van de brandstofprijs beïnvloedt de prijzen op de hele markt, waardoor een algemene inflatie dreigt. In plaats van een verschuiving naar groene investeringen aan te moedigen, kan dit een averechts effect hebben. Materialen zoals staal, koper, aluminium en lithium zijn essentieel voor groene infrastructuur, maar zijn momenteel zeer koolstofintensief om te produceren. Vanuit het oogpunt van het kapitaal zijn de toegenomen taksen op koolstofemissies een rem op investeringen omdat het de prijzen van de goederen de hoogte instuwt.

De Financial Times (2/8/2021) noemt deze marktverstoring ‘Greenflation’:

“Te snel proberen de oude economie te sluiten, dreigt de prijs van het bouwen van een schonere economie onmogelijk te maken.”

Hoe ze het ook wenden of keren, voor kapitalistische beleidsmakers zit de markt vol tegenstrijdigheden die in hun gezicht ontploffen.

In een artikel in The Economist (16/10/2021) wordt benadrukt dat:

“(...) er ernstige problemen zijn met de overgang naar schone energie... juridische dreigementen, druk van investeerders en angst voor regelgeving hebben ertoe geleid dat investeringen in fossiele brandstoffen sinds 2015 met 40% zijn gedaald.”

Het resultaat is economische onrust en toegenomen geopolitieke spanningen:

“Sinds mei is de prijs van een mandje olie, kolen en gas met 95% gestegen. Groot-Brittannië, de gastheer van de top, heeft zijn kolengestookte elektriciteitscentrales opnieuw opgestart, de Amerikaanse benzineprijzen hebben de $3 per vat bereikt, China en India worden overspoeld door black-outs, en Vladimir Poetin heeft Europa er net aan herinnerd dat de levering van brandstof afhankelijk is van de goede wil van Rusland.”

Zo worden ook protectionistische tendensen versterkt. Elke meute kapitalisten uit hetzelfde land vecht voor haar eigen energiezekerheid en sturen aan op grootschalige subsidies voor ‘hun’ koolwaterstofcentrales en het veiligstellen van de aanvoer van fossiele brandstoffen. Geconfronteerd met de energiecrisis heeft China onlangs aangekondigd dat het meer kolencentrales gaat bouwen. Het gaat dus niet alleen om de omvang van de investeringen, maar ook om de manier waarop de overgang plaatsvindt. Er is een coherent plan nodig. Op basis van het kapitalisme kan de transitie niet in goede banen worden geleid.

De terugkeer van het keynesianisme

De grote spelers in de wereld komen nu met hun eigen onsamenhangende investeringsplannen, waar ze zelf de grootste ecologische veranderingen in zien. De Chinese regering heeft verklaard dat zij in 2030 haar piekemissies zal bereiken, om vervolgens in 2060 klimaatneutraal te worden. Ze belooft ook om buitenlandse investeringen in kolencentrales terug te trekken.

De Chinese industrie, momenteel 's werelds grootste producent van zonne-energie, maar ook 's werelds grootste vervuiler, wordt verscheurd door tegenstrijdigheden. China is verantwoordelijk voor meer dan 50% van het steenkoolverbruik in de wereld. Sommigen hebben meer vertrouwen in het vermogen van China om koolstofarm te worden dan andere grote economieën, vanwege de grote betrokkenheid van de Chinese staat bij economische aangelegenheden. In de afgelopen tien jaar heeft de Chinese staat het grootste keynesiaanse bestedingsprogramma uit de geschiedenis uitgevoerd. De staat dicteert er de private investeerders op een manier die een tijdlang enige schijn van staatsplanning van de economie ophield. Maar de Chinese economie stuit nu op grenzen. De schulden swingen de pan uit en het afgelopen jaar zijn bedrijven failliet gegaan. Bovendien kampt het land met grote problemen bij de energievoorziening als gevolg van zijn pogingen om de energiesector te reguleren, zonder dat het deze echt bezit.

Het beeld uit de VS is evenmin rooskleurig. Biden heeft aangeknoopt met de belofte om tegen 2050 koolstofneutraal te worden. Tegelijkertijd vroeg het Witte Huis aan de OPEC om de olieproductie te verhogen om de benzinetekorten tegen te gaan.

Het land zal dit jaar ook meer kolen verbranden dan vorig jaar. Tot overmaat van ramp is Biden's investeringsplan van 2,6 biljoen dollar teruggebracht tot minder dan een kwart om het door het Congres te krijgen. Het is geen verrassing dat het Clean Electricity Performance Program (CEPP-wetsvoorstel) in de Senaat op hevig verzet stuit van de meest loyale vertegenwoordigers van de olie- en steenkoolbelangen.

In China, de VS, Groot-Brittannië en de EU, zijn de voornaamste beleidsvoorstellen gebaseerd op keynesiaanse staatssubsidies, met inbegrip van fiscale regelingen om investeringen in duurzame energiebronnen te stimuleren en investeringen in fossiele brandstoffen te ontmoedigen. Maar, zoals we hoger reeds vermeldden, betekent minder investeringen in fossiele brandstoffen niet dat er voldoende in hernieuwbare energie wordt geïnvesteerd. Sinds de laatste economische crisis is er met goedkoop krediet en ongekend "stimuleringsgeld" gesmeten naar de kapitalistische klasse, maar de wereldeconomie blijven kampen met chronische onderinvestering vanwege privaatkapitaal.

De Green New Deal

In de VS roept de linkerzijde binnen de Democratische Partij op tot een ‘Green New Deal’. Ook binnen de Europese linkerzijde wordt er sterk ingezet op sociaal rechtvaardige varianten op de ‘Green Deal’ van de Europese Commissie. In België is de PVDA erg kritisch tegenover de Europese Green Deal en stelt daartegenover een ‘Red Green Deal’. De partij bekritiseert terecht dat de vooropgestelde investeringen verre van voldoende en zijn en dat de Commissie wilt dat de Europese werkende klasse er uiteindelijk voor opdraait. De PVDA spreekt ook expliciet over een breuk met de markt:

“Zo’n deal breekt met de winstlogica van het kapitalisme en stapt buiten het kader van de markt. We nemen het heft in handen en maken zelf een plan om de investeringen te doen die nodig zijn.”

Maar wanneer de voorstellen nader worden bekeken, stemmen deze niet overeen met de intentie van een breuk met het kapitalistische marktsysteem. Hoewel de partij een veel grotere staatscontrole vooropstelt, wordt er niet gesproken over nationalisering. Zelfs de energiesector zou niet genationaliseerd worden:

Maar wanneer de voorstellen nader worden bekeken, stemmen deze niet overeen met de intentie van een breuk met het kapitalistische marktsysteem. Hoewel de partij een veel grotere staatscontrole vooropstelt, wordt er niet gesproken over nationalisering. Zelfs de energiesector zou niet daadwerkelijk genationaliseerd worden:

“Het plan van de PVDA pleit ook voor ambitieuze en grootschalige overheidsinvesteringen in de energiesector en andere belangrijke sectoren. Maar het raakt ook de grote vervuilers die de echte verantwoordelijkheid dragen, zonder asociale groene maatregelen te moeten nemen die de gewone mensen doen betalen.”

De multinationals zouden wel de grootste lasten dragen en gedwongen worden om hun ‘verantwoordelijkheid’ te nemen, maar uiteindelijk wel de controle over de transitie en de economie behouden.

Dat is uiteindelijk de grootste zwakheid van de Red Green Deal: er wordt van uitgegaan dat eens zulk plan politiek beslist zou zijn, de kapitalisten zich er zonder meer naar zullen schikken en zouden meewerken. Daarnaast beschreven we hoger hoe zelfs de grootste staatsinvesteringen de logica van de markt niet kunnen omkeren. Uiteindelijk moet een consequent klimaatprogramma zich focussen op wie de economische middelen en infrastructuur bezit. Zonder volledige controle, zonder de economie daadwerkelijk uit handen van de kapitalisten te nemen en volledig als een publieke dienst onder controle van de werkers te stellen, zal elke staatsinmenging – hoe navenant ook – een beperkte impact hebben.

Het idee om de Europese Green Deal naar een revolutionair beleid om te vormen, is niet realistisch. Er is niets fundamenteel "nieuws" aan de Green New Deal. De naam is opzettelijk ontleend aan Roosevelts plan uit de jaren ‘30 om het Amerikaanse kapitalisme te redden, en net als dat oude plan slaagt het er niet in dezelfde oude problemen op te lossen. Het heeft te lijden onder dezelfde beperkingen als Keynesiaans beleid in het algemeen. Ten eerste dat het kapitaal de wereldeconomie nog steeds zal domineren, en ten tweede dat de wereldeconomie zich in een periode van laagconjunctuur bevindt. Overheidsuitgaven kunnen geen periode van kapitalistische groei creëren. De chaos van de markt, de volatiele prijzen en de belangen van het financieel kapitaal zullen de staat dicteren, niet andersom.

Om de natuurlijke rijkdommen te beheren volgens de behoeften van mens en planeet, hebben we een democratisch productie-en distributieplan nodig. Daarvoor zal een sociale revolutie nodig zijn, een nood die steeds vaker uitgesproken wordt door jongeren en werkers.

Extra

Anuna De Wever (Knack, 29/9/2021) maakt een meer lucide inschatting over de mogelijkheid om de Green Deal doeltreffender te maken:

“Ik heb anderhalf in het Europees Parlement gewerkt, en ik heb daar gevochten tegen die Green Deal van de Europese Commissie. (…) Politiek is dat misschien een goed compromis, wetenschappelijk is het compleet onvoldoende. Helaas verkopen politici die deal nu als het bewijs dat ze hun verantwoordelijkheid nemen (…).”

Ze trekt hier ook revolutionaire conclusies uit:

“Ik verdedig een revolutie, ja.”

En:

“We moeten af van het kapitalisme dat gebaseerd is op eeuwige groei*. Punt.”

* We zijn het niet eens met de beschrijving van het kapitalisme als een systeem van oneindige groei. Het kapitalisme is steeds op zoek naar winst. Die drang brengt niet altijd groei voort. Denk maar aan periodes van economische crisis. Denk maar aan de openbare diensten, gezondheidszorg, openbaar vervoer, onderwijs,... Waar er sprake is van een duidelijk gebrek aan groei. Volgens ons is groei niet de boosdoener. We leven op een planeet met potentieel oneindige en duurzame energiebronnen. De boosdoener is de winst van de 1% ten kosten van de planeet en de werkers.

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 322 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken