In april 1903 vond het vervolg plaats op de haven- en spoorwegstaking van januari 1903. De conservatieve regering van Abraham Kuyper kwam met 'worgwetten' om stakingen voor ambtenaren en spoorwegpersoneel te verbieden. De geavanceerde lagen van de Nederlandse arbeidersklasse kwamen in verzet en probeerden deze aanslag op hun democratische rechten tegen te houden met een massastaking.

Eind januari 1903 voegden de Amsterdamse spoorwegarbeiders zich bij stakende havenarbeiders, met een solidariteitsstaking, en wisten zo de bazen in het nauw te drijven. De vakbonden werden erkend, ontslagen werden teruggedraaid en loon over stakingsdagen werd uitbetaald. Dit was een keerpunt in de ontwikkeling van de Nederlandse arbeidersbeweging. [Lees hier een artikel over deze stakingen]

De heersende klasse was in een staat van paniek en vreesde de macht van de arbeiders. Ze eiste maatregelen om de arbeidersbeweging in toom te houden. In de burgerlijke pers werd er een hetze gehouden tegen stakingen, met oproepen om deze te verbieden bij de spoorwegen.

Het was duidelijk dat de kapitalistische klasse zich ging mobiliseren om de arbeidersklasse een klap toe te dienen, als wraak voor de stakingen van eind januari. Bij de spoorwegen werden ‘Bonden van Orde’ opgericht door de directies, om toekomstige stakingen te breken met onderkruipers.

De conservatieve regering van Abraham Kuyper kwam op 25 februari met wetten om het stakingsrecht voor spoorwegarbeiders en overheidsbedienden in te perken – door tegenstanders ‘worgwetten’ genoemd. Er zou zogenaamd een onderzoek gedaan worden naar de ‘grieven’ van de spoorwegarbeiders om verbeteringen door te voeren, maar stakingsactie zou vervolgens gecriminaliseerd worden met 6 jaar gevangenisstraf. De regering bereidde verder het leger voor op militaire overname van de spoorwegfaciliteiten. De katholieke en protestantse vakbonden steunden de worgwetten en zouden trachten hun leden als stakingsbrekers in te zetten.

De arbeidersklasse zou zich echter niet zomaar het stakingsrecht laten ontnemen. Er werd een Comité van Verweer opgericht, om te agiteren tegen de anti-stakingswetten, gevormd door vertegenwoordigers van syndicalistische en ‘moderne’ vakbonden, anarchisten en sociaal-democraten (SDAP), die massabijeenkomsten hielden tegen de worgwetten. Aangezien de Tweede Kamer in meerderheid bestond uit partijen van de heersende klasse (klerikaal dan wel liberaal) die de inperking steunden, was er geen andere optie dan frontaal te botsen met de regering.

De omstandigheden waren minder gunstig dan in januari. Toen werd de heersende klasse verrast door de spontane solidariteitsstakingen. Nu was ze voorbereid en verenigd. Het Comité van Verweer daarentegen was verdeeld, met veel twisten en verdeeldheid tussen de anarchisten en sociaal-democraten.

Toen de wetten op 2 april parlementair in behandeling werden genomen, besloot het Comité in het geheim dat er op de 5e gestaakt zou worden door de spoorweg- en havenarbeiders. De organisatie was gebrekkig: het was niet duidelijk voor hoe lang de staking zou duren en de nacht ervoor lekte het plan uit. Op 5 april zelf werd er bij het spoor in tegenstelling tot januari op meer plekken in het land gestaakt dan alleen Amsterdam, maar nergens lag het treinverkeer helemaal plat. In de havens werd er wel voor het eerst naast Amsterdam grootschalig gestaakt in Rotterdam.

De staking ging nog dagen door, maar de maatregelen van de heersende klasse waren effectief. Militaire overname van de stations; de inzet van stakingsbrekers; het naar huis sturen met dreiging van ontslag van spoorwegarbeiders; het uitsluiten van havenarbeiders; dit alles was een gecalculeerde actie van klasse tegen klasse.

Op 8 april waren de wetten er bijna doorheen. Als laatste wanhoopsactie, om arbeidersmacht te tonen en glorieus ten onder te gaan, werd de algemene staking uitgeroepen. De staking breidde zich in Amsterdam uit naar diamantbewerkers, bouwvakkers en een deel van de gemeentearbeiders. Daarbuiten werd er gestaakt in de metaal, bouw en drukkerijen. In totaal staakten er 50 tot 60 duizend arbeiders. Dit prachtige klassensolidariteitsvertoon kon de situatie echter niet meer redden. Op 9 januari werden de wetten aangenomen en besloot het Comité zich op te heffen.

Zo werd het stakingsrecht voor spoorwegpersoneel en ambtenaren ingeperkt. Pas in 1981(!) werd het verbod opgeheven. In totaal werden er rond de 5.000 stakers (zo’n 10% van het totaal) ontslagen en aan hun lot overgelaten. De ledentallen van de vakbonden daalden en hadden jaren nodig om te herstellen.

Lessen

Waar de staking van januari liet zien dat de arbeidersmassa’s zelf tot initiatief van onderop kunnen overgaan, zonder de betuttelende rol van vakbondsbureaucraten, toonde de staking van april juist de andere kant. De heersende klasse is zich bewust van haar belang en zal alles op alles zetten om de werkende klasse in toom te houden. Repressieve wetgeving, militaire maatregelen, inzet van onderkruipers, het gebruik van religieuze vakbonden om de arbeidersklasse te verdelen, enz. Daartegenover is er een sterke organisatie nodig; spontaniteit is belangrijk, maar niet genoeg.

De anarchisten hadden deels terechte kritiek op sociaal-democraten als Troelstra, die onsuccesvol probeerde een parlementair blok te vormen met de liberalen. Hun kritiek werd gesteund door marxisten binnen de SDAP zoals Anton Pannekoek. In plaats van illusies in de liberalen te scheppen, had Troelstra het parlement als tribune moeten gebruiken om arbeiders op te roepen tot steun voor de acties tegen de worgwetten.

Echter, het was geen bewust ‘verraad’ van de SDAP dat tot de nederlaag leidde, zoals de anarchisten beweerden. Waar de anarchisten spontaniteit en solidariteitsstaking door agitatie proclameerden, had de SDAP gelijk dat er een sterk georganiseerde en professionele vakbeweging nodig was.

Dit laatste is nog steeds het geval. We hebben nood aan een strijdbare, sterk georganiseerde vakbeweging, maar tevens aan een democratische vakbeweging, opdat de initiatieven van de werkende massa’s van onderop een uitdrukking vinden. Dat zijn de lessen voor vandaag, van de bewegingen van januari en april 1903. 

Tijdschrift Vonk

Vonk 323 layout 1 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken