Darwins revolutionaire idee
Precies 160 jaar geleden, op 24 november 1859, verscheen On The Origin of Species van Charles Darwin, een van de grootste mijlpalen in de geschiedenis van de wetenschap. Daarin ontwikkelde Darwin de evolutietheorie die stelt dat biologische soorten niet onveranderlijk zijn, maar verwant zijn aan elkaar en evolueren door een proces van variatie en natuurlijke selectie. Vóór de tijd van Darwin beperkten biologen zich in essentie tot het groeperen van organismen in soorten, families en andere zogenaamde taxa. Vooral Carl Linnaeus (1707-1778) - die zijn hele leven doorbracht met het benoemen en ordenen - wordt geassocieerd met deze 'beschrijvende fase' in de biologische wetenschap. Maar de idee dat soorten zelf ook zouden veranderen, was ondenkbaar. Soorten lijken op het eerste gezicht immers niet te veranderen. Kippen leggen eieren en uit die eieren komen weer kippen, dus hoe kan er dan een nieuwe soort ontstaan? Maar schijnt bedriegt. Ook zaken die onveranderlijk schijnen, veranderen toch. De continenten onder onze voeten veranderen, atomen veranderen ook, vulkanen lijken meestal bijzonder rustig (onder het oppervlak veranderen ze), productiewijzen, ideeën, socialistische partijen,... alles verandert. E pur si muove, zei Galilei. En toch bewegen die soorten, dat was de revolutie die Darwin teweegbracht in de biologie. Darwin wist al dat je artificieel rassen kunt kweken, bijvoorbeeld door bloemen of duiven selectief te kruisen (artificiële selectie). Hij had ook gelezen over Thomas Malthus, een econoom - maar eigenlijk vooral een aartsconservatieve priester - die stelt dat overbevolking de oorzaak is van de armoede in de wereld en die de overheid daarom aanraadt om de hygiëne in de steden liefst zo ongezond mogelijk te maken om de bevolking alvast preventief wat uit te dunnen. Sommige groene en rode denkers proberen dit warm water momenteel opnieuw uit te vinden. Gelukkig schuiven ze daarbij (nog) niet dezelfde oplossingen naar voren als Malthus. Van Malthus haalde Darwin de idee dat mens en dier verwikkeld zijn in een struggle for existence. Bovendien werd Darwin op zijn buitenlandse reizen geconfronteerd met de enorme biodiversiteit en stelde hij vast dat veel soorten op een merkwaardige manier zijn aangepast aan hun omgeving (bv. de vele verschillende soorten vinken op de Galapagos-eilanden). Zijn besluit was even eenvoudig als geniaal: de natuur selecteert ook. De organismen die het best aangepast zijn aan hun omgeving overleven, krijgen het meeste nakomelingen en hun kenmerken domineren daardoor na enkele generaties de populatie. Evolutie is de verandering van de kenmerken van populaties door de tijd heen.
Jaja, maar dat de mens van den aap komt...
De voorbije 160 jaar is de evolutietheorie in overeenstemming gebleken met elke wetenschappelijke ontdekking en met elke biologische waarneming. Fossielen tonen aan dat er overgangssoorten hebben bestaan tussen de soorten en taxa die we vandaag kennen. Een bekend voorbeeld is Archaeopteryx (overgang van reptielen naar vogels), die nog de tanden en de benige staart bezit van reptielen, maar ook al de veren van vogels. Evolutie zien we vandaag live bij bacteriën: je kunt bijvoorbeeld zelf je eigen nieuwe stam evolueren door je antibiotica eens te vroeg te stoppen bij een volgende infectie. Weer een nieuwe soort, leve de biodiversiteit. Interessant is ook Biston betularia (een mot) die verkleurde van wit naar zwart in de roetzwarte industriële omgeving van Britse steden in de 19e eeuw. De witte motten vielen beter op tegen de grauwe achtergrond en werden sneller opgegeten door vogels. Dankzij de vermindering van de roetuitstoot de voorbije decennia zijn de witte motten opnieuw in de meerderheid. Nog een groep bewijzen komt vanuit voorbeelden van zogenaamde convergente evolutie: zeer verschillende soorten die in een zelfde omgeving gelijkaardige aanpassingen evolueerden. Een voorbeeld zijn de walvissen. Een walvis lijkt op een vis, is genoemd naar een vis, maar is helemaal geen vis. Een walvis is een zoogdier en is dus nauwer verwant aan pakweg de mens dan aan een haai. Hoewel de gestroomlijnde vorm en de staartvin van een walvis in vele opzichten lijkt op een vis, zijn er kwalitatieve verschillen met vissen (walvissen hebben longen, ze voeden hun jongen met melk enzovoort). Bovendien zie je in het skelet van een walvis nog de resten van de vierpotige voorouder op het land. Verschillende overgangsfossielen tussen landzoogdieren en walvissen zijn trouwens ondertussen gevonden. Geen enkele andere theorie dan de evolutietheorie kan het bestaan van dergelijke overblijvende organen, die vaak nutteloos zijn, verklaren.
De belangrijkste wetenschappelijke doorbraak in de evolutietheorie sinds Darwin is ongetwijfeld de ontdekking van DNA als drager van erfelijke informatie. Dit opent een heleboel wetenschappelijke perspectieven en hiermee is ook de paradox van de kip en het ei opgelost. Een kip mag dan al lijken op haar moeder, maar het DNA van moeder en dochter verschilt. Als je het DNA bekijkt, dan vervalt de schijnbare onveranderlijkheid van soorten. Net zoals de schijnbare onveranderlijkheid van vulkanen vervalt, als je rekening houdt met de interne druk en temperatuur. Het is dus op dit DNA-niveau dat de evolutie der soorten, die door Darwin als theorie werd geformuleerd, eigenlijk plaatsvindt.
Maar als soorten evolueren en aan elkaar verwant zijn, dan geldt dit ook voor de mens. Vrezend voor de reacties, rept Darwin in On The Origin of Species met geen woord over de oorsprong van de mens. Maar hij rekent wel openlijk af met de "theory of creation", het creationisme dat de religieuze scheppingsverhalen over de oorsprong der soorten als waarheid neemt. De implicaties van Darwins idee waren dus voor iedereen duidelijk: het bijbelverhaal is niet meer dan dat, een verhaal. Ondertussen is duidelijk geworden dat de laatste gemeenschappelijke voorouder van de mens en de chimpansee naar schatting 6 miljoen jaar geleden leefde. Naast de hoger genoemde bewijzen voor de evolutietheorie zijn ook enkele overgangsfossielen van de evoluerende mens gevonden. Een skelet van een menselijke voorouder van 3,5 miljoen jaar oud, door wetenschappers 'Lucy' gedoopt (A. afarensis), toont een nog aapachtige schedel (kleine hersenen) in een menselijk lichaam (rechtopstaand op twee voeten).
Materialisme en idealisme
De evolutietheorie ging regelrecht in tegen de scheppingsverhalen en vormde zo wellicht de belangrijkste doorbraak voor het materialistische denken die tot op vandaag is gemaakt. In het opkomende materialisme, de filosofie waarin oorzaken gezocht worden in de materie en niet in 'onafhankelijke ideeën' zoals het idealisme dat doet, speelden Karl Marx en Friedrich Engels een toonaangevende rol. Volgens Marx was het niet God die de mens creëerde, maar de mens die God creëerde. Nadat Marx On The Origin of Species had gelezen had, schreef hij dan ook opgetogen in een brief aan Engels: "Hoewel het geschreven is in de lompe Engelse stijl, vormt dit boek de natuurhistorische basis voor onze visie". Engels zou later ook een originele bijdrage leveren aan de evolutietheorie door het belang van arbeid (via de aanmaak van werktuigen) centraal te stellen in de divergentie van aap en mens, een gevolg van de rechtopstaande houding die de handen vrijmaakte en van de opponeerbare duim die het grijpen van werktuigen verbeterde. [1]
Het filosofisch materialisme is vandaag veel meer verspreid dan in de tijd van Darwin en Marx, vooral onder wetenschappers (hoewel er hier en daar nog belangrijke idealistische bastions overblijven, zoals de meeste economen die vertrekken van individuele preferenties). Maar het idealisme is verre van verdwenen, zoals blijkt uit het conflict met het creationisme. Ondanks alle wetenschappelijke ontdekkingen en bewijzen voor de evolutietheorie, blijven theologen van de meeste godsdiensten pogingen ondernemen om de feiten en hun eigen scheppingsverhaal te herinterpreteren om beide met elkaar in overeenstemming te brengen.
De ideeën van Darwin mogen dan wel 160 jaar oud zijn, ze zorgen blijkbaar nog steeds voor vertwijfeling en zenuwachtigheid bij de meeste idealisten. In de VS accepteert slechts 40 procent van de bevolking de evolutietheorie (39 procent is er tegen en 21 procent weet het niet). In een studie binnen 32 Europese landen bleek enkel Turkije slechter te scoren dan de VS: slechts 25 procent stemt er in met de evolutietheorie. Een bekende Turkse creationist is Harun Yahya, die enkele jaren geleden de Atlas of Creation schreef waarin "het bedrog van het darwinisme weerlegd wordt". [2] Het boek werd gratis verstuurd naar universiteiten over de hele wereld, ook in Vlaanderen. Het is onbegonnen werk om hier in te gaan op de inhoud van dit boek, maar één zaak is bijzonder interessant. De schrijver spaart geen moeite om aan te tonen dat marxisme en darwinisme zeer sterk verwant zijn. Hij doet dat door de appreciatie van Marx, Engels en Trotski aan te tonen voor de ideeën van Darwin, door op verschillende plaatsen te citeren uit Reason in Revolt, het boek van Alan Woods en Ted Grant [3] over marxisme en wetenschap (zie Atlas of Creation, pp. 729 en 847). Voor deze creationisten is het loutere feit dat marxisten het darwinisme verdedigen een argument tegen de evolutietheorie. De auteur besluit vervolgens dat het darwinisme dus verantwoordelijk is voor de "120 miljoen doden van het communisme", een redenering die illustratief is voor de andere redeneringen in dit boek.
Biologie en dialectiek
On The Origin of Species, hoewel baanbrekend voor het materialisme, bevat ook fouten. De belangrijkste is ongetwijfeld de graduele visie op verandering die erin verdedigd wordt. In de woorden van Darwin: "natuurlijke selectie kan nooit sprongen maken, maar moet vooruitgaan via de kortste en traagste stappen". [4] Het vele bewijsmateriaal dat sinds Darwin is verzameld wijst echter in een andere richting. Er zijn perioden in de evolutionaire geschiedenis waarin de natuurlijke selectie zeer snel gewerkt heeft, perioden waarin hele groepen organismen in sneltempo verdwenen (zogenaamde massa-extincties), waarin kenmerken snel evolueerden en nieuwe soorten snel ontstonden (biologen spreken over adaptieve radiaties). De explosies van meercellig leven, van gewervelden, de doorbraak van de zoogdieren en de snelle evolutie van Homo erectus zijn maar enkele van de vele voorbeelden van het sprongsgewijze karakter van de evolutie.
Stephen Jay Gould, wellicht de belangrijkste paleontoloog van de 20e eeuw, beschrijft biologische evolutie daarom als een 'punctuated equilibrium': perioden van stabiliteit worden onderbroken door korte perioden van snelle verandering. [5] Deze benadering van evolutie, die het resultaat is van de nieuwste fossiele vondsten, is in overeenstemming met de marxistische filosofie van verandering (dialectisch materialisme). Verandering is het gevolg van tegenstellingen, waardoor die verandering meestal een sprongsgewijs karakter aanneemt. De dialectische visie dringt steeds verder door, ook in de minder voor de hand liggende terreinen van de biologie. In de celbiologie is men bijvoorbeeld recent tot het inzicht gekomen dat in opeenvolgende celdelingen (mitose) verschillende fasen te onderscheiden zijn, waarbij elke fase van de celcyclus in zijn ontwikkeling zijn eigen bestaansvoorwaarden vernietigt om zo gevolgd te worden door de volgende fase (de regulatie gebeurt via de zogenaamde CDK's).
De idee dat systemen in hun ontwikkeling hun eigen bestaansvoorwaarden vernietigen, gaat naar de essentie van de dialectiek. Niet toevallig pleiten enkele vooraanstaande biologen, zoals Richard Levins en Richard Lewontin, voor meer aandacht voor de dialectische benadering in de biologie. [6] Dat zou ongetwijfeld leiden tot nieuwe doorbraken in de biologie. Veel biologen blijven bijvoorbeeld verward over de relatie tussen DNA-verschillen en soortvorming. Soorten verschillen immers slechts van elkaar als gevolg van DNA-verschillen (en dat zijn kwantitatieve verschillen). Sommige biologen ontwikkelen daarom nu de foute idee dat soorten niet zouden bestaan en stellen voor om het soortconcept te verlaten. Wat ze niet begrijpen, is dat kwantitatieve verschillen in DNA kunnen leiden tot kwalitatieve verschillen op soortniveau. Het is correct dat slechts 4 procent van de DNA-baseparen verschillen tussen een chimpansee en een mens, maar toch bestaat er tussen beide soorten een kwalitatief verschil.
Deze dialectische visie, die de huidige generaties biologen in zekere zin aan het ontdekken zijn, werd al in 1939 voorzien door de revolutionaire marxist Leon Trotski, toen hij schreef: "Elke geschoolde mens sinds Darwin bestempelt zichzelf als 'evolutionist'. Maar een echte evolutionist moet het idee van evolutie toepassen op zijn eigen denkvormen. De elementaire logica, die ontstond in de periode dat het idee van evolutie zelf nog niet bestond, is uiteraard niet voldoende voor de analyse van evolutionaire processen. Hegels logica is de logica van de evolutie. Alleen mag men niet vergeten dat het concept van 'evolutie' zelf volledig gecorrumpeerd en vervlakt is door universiteitsprofessors en liberale schrijvers die er vreedzame 'vooruitgang' mee bedoelen. Wie inziet dat evolutie voortkomt uit de strijd tussen tegengestelde krachten; dat een trage accumulatie van veranderingen op een gegeven moment de oude schaal doet ontploffen en een catastrofe veroorzaakt, een revolutie; wie uiteindelijk de algemene evolutionaire wetten heeft leren toepassen op het denken zelf, die persoon is een dialecticus, tegenovergesteld aan vulgaire evolutionisten. Het trainen van de geest in de dialectiek, iets wat even noodzakelijk is voor een revolutionaire strijder als vingeroefeningen voor een pianist, vereist dat alle problemen als processen benaderd worden, en niet als bewegingloze categorieën". [7] De hedendaagse biologie is bij uitstek een wetenschap gericht op het begrijpen van verandering. De studie van de natuurgeschiedenis en de schitterende ideeën van Charles Darwin blijven dan ook een uitgelezen oefenterrein voor dat 'trainen van de geest' in de dialectiek waar Trotski naar verwijst.
Referenties en verdere literatuur
[1] Engels, F. (1876). De rol van arbeid in de transitie van aap naar mens. url: www.vonk.org/klassiekers/marx-engels/1876/1876aapmens.htm
[2] Yahya, H. (2006). Atlas of Creation. Istanbul: Global Publishing. url: www.harunyahya.com
[3] Woods, A. & T. Grant (1993). Reason in Revolt: Marxism and Modern Science. Londen: Wellred. url: www.marxist.com/rircontents.htm
[4] p. 194 in Darwin, C. (1859 [1964]). On the Origin of Species. Cambridge: Harvard University Press. url: www.marxists.org
[5] p. 765 e.v. in Gould, S.J. (2002). The Structure of Evolutionary Theory. Cambridge: Harvard University Press. url: http://books.google.be
[6] Levins, R. & R. Lewontin (1985). The Dialectical Biologist. Cambridge: Harvard University Press. url: http://books.google.be
[7] Trotsky, L. (1939). Het ABC van de materialistische dialectiek. url: www.vonk.org/200308061108/het-abc-van-de-materialistische-dialectiek.htm