Alles begon op 14 juli 1981 wanneer toenmalig scheepshersteller en syndicalist Michel Moorkens merkte dat een groepje netjes uitgedoste mensen, gewapend met vlaggen, postvatte aan het herdenkingsmonument, aan de ingang van de werf Mercantile. Ze wilden er, zoals elk jaar, hun kameraden eren die tijdens de tweede wereldoorlog omkwamen als slachtoffers van het nazisme. De directie van het nieuwe bedrijf – dat zou uitgroeien tot Antwerp Shiprepair en was ontstaan uit Mercantile en Beliard Murdoch – was echter niet op de hoogte van dit gebruik en had niets voorbereid.
Na veel verwarring kon de plechtigheid toch doorgaan en Michel Moorkens beloofde er zich persoonlijk op toe te leggen dat de jaarlijkse herdenking niet zou vergeten worden. Zo kwam hij in contact met Franky Totté, één van de weinige overlevenden, die hem een eigenhandig gemaakte herinneringsbrochure overhandigde, met foto’s, data, inclusief overlijdensdata. In 1983 besloot hij Franky Totté uitvoerig te interviewen, hij noteerde zijn verhaal van begin tot einde, met alle gruwelijkheden en details. Michel kwam ook in contact met de nog levende familieleden van de verzetsmensen en kreeg zo een totaalzicht op de gebeurtenissen. Hij probeerde het uitgegeven te krijgen, maar ving overal bot. Tot hij, in het kader van het project Struikelstenen (het plaatsen van herinneringstenen voor de woningen van mensen die door de nazi’s gedeporteerd werden) kennis maakte met Marianne Gestels. Zij was, als vroegere verantwoordelijke voor de bediendenvakbond van het ABVV-Antwerpen, onmiddellijk geïnteresseerd. Zij betrok er Marc Pottelancie, voorzitter metaal Antwerpen en Herman Lyuckx, gewezen vakbondssecretaris BBTK en historicus, bij. Gevieren zetten zij hun schouders achter het schrijven van dit boek. Het is letterlijk en figuurlijk een verhaal over syndicalisten, geschreven door syndicalisten, geworden. Het bevat een schat aan informatie (174 blz.), unieke foto’s, voorbeelden van sluikpers en pamfletten die op de werf verspreid werden. De 47 slachtoffers van Marcantile - 42 doden én 5 overlevenden - komen elk persoonlijk aan bod.
Het verzet komt niet uit de lucht vallen
In 1936 begon de algemene staking in België in de Antwerpse haven. De syndicalisatiegraad én de strijdbaarheid was er zeer groot. De dokwerkers slagen er zo in om voor de tweede wereldoorlog al een 40-uren week te bekomen. Ook de scheepsherstellers krijgen na een wekenlange staking een eigen paritair comité. De scheepsherstellers organiseren inzamelingen om geld en goederen naar Spanje te sturen, voor de antifascistische strijd. Samen met andere Antwerpenaren trokken enkelen onder hen, zoals Tuur “de communist” en Emile Bacot, naar Spanje om er te gaan vechten. Gelukkig keren ze ongedeerd terug. In de lokalen van de BTB (Belgische Transport Bond) werden naast antifascistische en Joodse vluchtelingen ook kinderen uit Spanje opgevangen. De toenmalige leider van de BTB, Louis Major, zit zelfs enkele dagen in de gevangenis omdat hij voor wapenleveringen voor de Spaanse Republikeinen gezorgd had, vertrekkend uit de haven van Oostende.
Na de Duitse inval in 1940 worden de vakbonden onmiddellijk verboden. Ook de syndicale strijd wordt aan banden gelegd. De arbeiders laten zich echter niet doen en slaan terug. Vanuit Wallonië komt het concept van de SSK’s overgewaaid: De Syndicale Strijdcomités. Ook bij Mercantile steken ze de kop op: ze geven een sluikblad uit en doen aan economische sabotage. Op 22 juni 1941 wordt een eerste scheepshersteller, Frans Ost, opgepakt. Hij is lid van de Kommunistische Partij en wordt ook om die reden gearresteerd, zoals bijna alle andere KP-leden die nacht van hun bed gelicht worden. Ruim één jaar later sterft hij in Dachau.
De SSK’s van Mercantile slagen erin om de productie met drie vierden te verminderen: met een boormachine kan men per uur bijvoorbeeld tien gaatjes van 6 tot 10 mm in platen boren. Bij Mercantile komt men aan zestien gaatjes per dag! Dat blijft natuurlijk niet onopgemerkt en de Gestapo rolt op 13 juli 1942 een eerste netwerk van SSK’s op. Voor de Nazi’s zijn de scheepsherstellers Nacht- und Nebel-gevangen. Dat was een berucht nazi-decreet uit 1941 waarbij verzetsstrijders in het geheim werden opgepakt en naar speciale kampen gedeporteerd om hun omgeving in het ongewisse te laten en op die manier het angstklimaat te versterken. Franky Totté is bij de verzetslieden die worden opgepakt. Men heeft tegen hen geen concrete bewijzen, buiten hun lidmaatschap van het syndicaal strijdcomité, of het uitdelen van een pamflet, maar toch worden ze naar een concentratiekamp gestuurd.
Bij de scheepsherstellers blijft, ondanks alle razzia’s en aanhoudingen het syndicaal verzet actief, ook de sabotage gaat door. De Kriegsmarine meldt in 1943 dat herstelde Duitse schepen verrassend snel terug kapotgaan en machines buiten dienst vallen!
Na de bevrijding - waar de scheepsherstellers en dokwerkers ook een cruciale rol spelen bij het behoud van de haven van Antwerpen - komt de trieste werkelijkheid aan het licht: ongeveer 15.000 van de 45.000 verzetsmensen werden door de nazi’s vermoord. Daarbij kunnen we ons natuurlijk de vraag stellen hoe dit verhaal zo in de vergetelheid kon geraken, ook in het Antwerpse en zelfs bij de socialistische vakbond waar het verzet bij de scheepsherstellers het eerst ontstond? Om het met de woorden van historici zoals Koen Aerts en Bruno De Wever te zeggen:
“Hoewel het verzet als winnaar uit de oorlog kwam, is het voorlopig de verliezer van de herinnering!”
Laten we hopen dat deze publicatie andere verzetsverhalen losmaakt!