In 1846 klaagde Weitling over Marx en Engels, die als 'intellectuelen' alleen maar schreven over obscure zaken die voor arbeiders niet van belang waren. Marx reageerde woedend met de volgende woorden:
“Onwetendheid heeft nog nooit iemand geholpen!”
Dit antwoord is vandaag nog even gerechtvaardigd als toen.
Revolutie vertaalde dit artikel van Alan Woods uit 2009, waarin hij de nadruk legt op het belang van theorie. Hij reageert op verschillende 'critici' die vinden dat het bij marxisme hoofdzakelijk over zaken als crisis en economische strijd zou moeten gaan. In Nederland zien we soms ook deze negatieve houding tegenover marxistische theorie, met oproepen om vooral met het opzetten van acties bezig te zijn, 'want links/de arbeidersbeweging in Nederland is al zo zwak'. Om die reden is dit artikel nog even actueel als toen.
De lezers van marxist.com toonden zich zeer geïnteresseerd in The Class Struggle in the Roman Republic toen dit uitkwam. Op 15 oktober 2009 had een recordaantal mensen, rond de 2.200, deze artikelen bekeken, veel meer dan andere artikelen.
Dit gegeven bevestigt de juistheid van de positie van marxist.com, welke een reputatie heeft ontwikkeld voor artikelen van hoge kwaliteit. Marxistische ideeën worden van alle kanten aangevallen, maar onze site staat voor een stevige en consequente strijd ten behoeve van haar veelzijdige rijkdom in al zijn vormen. Het toont aan dat mensen overal ter wereld graag meer over theorie willen leren en hun kennis van het marxisme willen verdiepen.
Er zijn echter ook mensen die minder enthousiast zijn over marxist.com. Sommige critici klagen omdat wij artikelen over het oude Rome publiceerden tijdens de grootste crisis van het kapitalisme sinds de jaren '30. Marxist.com heeft, voor alle duidelijkheid, destijds ook veel gepubliceerd over de crisis en zal dat ook blijven doen, maar wij zijn eveneens verplicht om over andere zaken te schrijven, het theoretische niveau van onze lezers te verhogen en om een marxistische analyse te bieden, niet alleen van de economie, maar ook van de geschiedenis, wetenschap, kunsten, muziek en alle andere terreinen waarop mensen actief zijn.
Wat is ons antwoord aan die mensen die eisen dat wij ons beperken tot de onderwerpen die zij, in hun bekrompenheid, interessant vinden? Wij hoeven geen antwoord te geven, want dat heeft Lenin lang geleden al gedaan. Hij schreef:
“Zonder revolutionaire theorie kan er geen revolutionaire beweging bestaan.”
Dat is een fundamentele waarheid waar alle grote marxisten pal voor stonden. Laten we naar wat voorbeelden kijken.
Geen revolutie zonder theorie
Zelfs nog voordat zij het Communistisch Manifest schreven, voerden Marx en Engels (die, laten we dit niet vergeten, hun revolutionaire leven als studenten van de Hegeliaanse filosofie begonnen) een strijd tegen die 'proletarische' leiders die achterlijkheid en primitieve strijdmethoden predikten en zich koppig verzetten tegen de invoering van wetenschappelijke theorie.
De Russische criticus, Annenkov, die zich in de lente van 1846 in Brussel bevond, heeft ons een zeer interessant verslag nagelaten van een bijeenkomst waarop er een slaande ruzie uitbrak tussen Marx en Weitling, de Duitse utopische communist. Op een bepaald punt klaagde Weitling, die een arbeider was, dat de 'intellectuelen' Marx en Engels over obscure zaken schreven die voor arbeiders niet van belang waren. Hij beschuldigde Marx van het schrijven van "betweterige analyses die ver weg staan van de wereld van de lijdende en verdrukte mensen”. Op dit punt raakte Marx, die normaal gesproken zeer geduldig was, verontwaardigd. Annenkov schrijft:
"Bij die laatste woorden raakte Marx de controle over zichzelf kwijt en sloeg hij zo hard met zijn vuist op de tafel, dat de tafellamp rinkelde en wankelde. Hij sprong op en zei: 'Onwetendheid heeft nog nooit iemand geholpen.'" (Reminiscences of Marx and Engels, p. 272, mijn [AW's] cursivering, onze vertaling [vertaler])
Weitling was een tegenstander van theorie en geduldig propagandawerk. Net als Bakoenin hield hij eraan vast dat arme mensen altijd klaar waren om in opstand te komen. Deze pleitbezorger van 'revolutionaire actie' in plaats van theorie, geloofde dat zolang er vastberaden leiders waren, een revolutie op ieder moment in gang gezet kon worden. We vinden zelfs vandaag de dag nog echo's terug van deze primitieve pre-marxistische ideeën in de rangen van de marxisten.
Marx begreep dat de communistische beweging enkel vooruit kon gaan door een radicale breuk met deze primitieve opvattingen en een grondige opschoning van de rangen. De breuk met Weitling was onvermijdelijk en kwam tot stand in mei 1846. Na afloop vertrok Weitling naar Amerika en hield hij op met het spelen van enige noemenswaardige rol. Enkel door te breken met de 'arbeider-activist' Weitling was het mogelijk om de Bond der Communisten op een gezonde basis op te bouwen. Toch reproduceert de door Weitling vertegenwoordigde primitieve tendens zich constant in de beweging, eerst in de ideeën van Bakoenin, en later in de verscheidene vormen van ultralinksheid die de marxistische beweging tot op de dag van vandaag teisteren.
In de Verzamelde Werken van Marx en Engels vinden we een echte goudmijn aan ideeën. Hier vinden we Engels' teksten over de Boerenoorlog in Duitsland, over de vroege geschiedenis van de Germanen, Slaven en Ieren, en zijn geschiedenis van het vroege christendom. In zijn artikel over de dood van Engels schreef Lenin:
"Marx werkte aan het onderzoek van de gecompliceerde verschijnselen van de kapitalistische economie. Engels belichtte in buitengewoon vlot geschreven, vaak polemische werken, de meest algemene wetenschappelijke vraagstukken en de meest uiteenlopende verschijnselen van het verleden en het heden in de geest van de materialistische opvatting der geschiedenis en van de economische theorie van Marx."
Een korte lijst van Engels' werken toont direct aan wat voor brede visie de man had. We hebben zijn voortreffelijke polemische werk tegen Dühring, wat op zeer diepgaande wijze de filosofie, natuurwetenschappen en sociale wetenschappen behandelt. De oorsprong van het gezin, van het particuliere eigendom en van de staat behandelt de vroegste oorsprong van de menselijke samenleving. Wat heeft dit alles te maken met de arbeidersklasse en de klassenstrijd, zullen onze 'praktische' critici vragen. Alleen dit: dat dit het werk was dat de basis legde voor de marxistische theorie van de staat, welke Lenin later ontwikkelde in Staat en revolutie, het boek dat de theoretische grondslag legde voor de bolsjewistische revolutie.
En wat moeten we zeggen over Ludwig Feuerbach en het einde van de klassieke Duitse filosofie? In dit boek behandelt Engels niet alleen de 'abstracte en duistere' ideeën van Hegel, maar ook de ideeën van obscure, onbelangrijke Duitse filosofen van de links-Hegeliaanse beweging. In het bijzonder in de briefwisseling tussen Marx en Engels vinden we een schatkist aan ideeën met een verbazingwekkende breedte. De twee vrienden wisselden hun ideeën uit over allerlei soorten onderwerpen, niet alleen economie en politiek, maar ook filosofie, geschiedenis, wetenschap, kunst, literatuur en cultuur.
Dit is een verpletterend antwoord op alle bourgeois critici van Marx die een karikatuur naar voren schuiven van het marxisme als een droge, bekrompen leer, die al het menselijk denken zou reduceren tot economie en de ontwikkeling van de productiekrachten. Toch zijn er zelfs vandaag de dag mensen die zich maar al te graag marxist noemen, die niet de werkelijke ideeën van Marx en Engels in al hun rijkdom, breedte en diepte verdedigen, maar precies dezelfde 'economistische' karikatuur van de bourgeois critici van het marxisme. Dit is helemaal geen marxisme, maar – om Hegels uitdrukking te gebruiken – “die leblosen Knochen eines Skeletts" (de levenloze botten van een skelet), waarop Lenin becommentarieerde:
"Wat noodzakelijk is, is niet leblose Knochen, maar het levende leven." (Lenin, Philosophical Notebooks, Collected Works, Vol. 38 – onze vertaling)
Lenin en theorie
Lenin benadrukte altijd het belang van theorie. Zelfs in de embryonale beginfase van de Partij voerde hij een meedogenloze strijd tegen de economisten, die de bekrompen mentaliteit hadden van de 'proletarische practicus' en theorie verafschuwden als het domein van de intellectuelen, niet van de arbeiders. Om deze onzin te beantwoorden schreef Lenin:
"[D]e uitspraak van Marx [...]: “elke stap van de werkelijke beweging is belangrijker dan een dozijn programma’s”. Deze woorden te herhalen in een tijdperk van theoretische verwarring -, dat is precies hetzelfde als schreeuwen: “kalm aan dan breekt het lijntje niet”, bij het zien van een begrafenisstoet. Bovendien zijn deze woorden van Marx ontleend aan zijn brief over het programma van Gotha, waarin hij het dulden van eclecticisme bij het formuleren van principes scherp veroordeelt: — indien ge u al moet verenigen, — schreef Marx aan de leiders van de partij, — sluit dan een overeenkomst ter wille van het bevredigen van de praktische doeleinden van de beweging, maar laat geen gesjacher met principes toe, — doet geen theoretische “concessies”. Zie hier wat de gedachte van Marx was; maar bij ons vindt men mensen, die in zijn naam de betekenis van de theorie trachten te verzwakken!"
"Zonder revolutionaire theorie kan er geen revolutionaire beweging bestaan. Men kan op deze gedachte in een tijd, waarin de mode van het preken van opportunisme hand in hand gaat met de geestdrift voor de engste vormen van de praktische actie, niet genoeg de nadruk leggen. En voor de Russische sociaaldemocratie wordt de betekenis van de theorie nog door drie omstandigheden, die men dikwijls vergeet, versterkt, — namelijk: ten eerste doordat onze partij bezig is te ontstaan, eerst haar eigen vorm uitwerkt en nog lang niet met de andere richtingen van het revolutionaire denken, die de beweging van de juiste weg dreigen af te leiden, heeft afgerekend." (Wat te doen? Dogmatisme en "vrijheid van kritiek")
De economistische trend deed zich, net als Weitling en Bakoenin, voor als een 'werkelijk proletarische' tendens die tegen de verderfelijke invloed van de 'intellectuele theoretici' vocht. Een scherpe breuk met deze trend, die 'proletarische' demagogie combineerde met reformistische vakbondspolitiek, was de eerste voorwaarde voor de vorming van het bolsjewisme. Maar de strijd voor theorie, tegen de 'practici', zou tot lang hierna een constante eigenschap blijven.
Lenin schreef in 1908:
"De ideologische strijd van het revolutionaire marxisme tegen het revisionisme aan het einde van de 19de eeuw was slechts een eerste stap naar de grote revolutionaire gevechten van het proletariaat, dat ondanks alle wankelmoedigheid en zwakheid van het kleinburgerdom de volledige triomf van zijn zaak tegemoet gaat." (Marxisme en revisionisme)
In zijn boek Stalin beschrijft Trotski in groot detail de psychologie van de bolsjewistische 'comitémannen', die ook de mentaliteit van de 'practicus' hadden. Ze maakten een hele reeks blunders vanwege hun onvermogen om de werkelijke beweging van de arbeiders in 1905-06 te begrijpen. De reden voor hun fouten (gebruikelijk van ultralinkse aard) was hun gebrek aan kennis over dialectiek. Ze hadden een volledig abstract en formalistisch idee van de opbouw van de partij, dat niet in verhouding stond met de werkelijke beweging van de arbeiders. Dat is waarom in 1905, tot Lenins schrik, de bolsjewieken wegliepen uit de eerste bijeenkomst van de sovjet, omdat deze weigerde het partijprogramma aan te nemen.
In 1908, toen hij zich in een minderheid van één persoon bevond in de leiding van de bolsjewistische factie, die door de ultralinkse Bogdanov en Loenatsjarski geleid werd, was hij bereid om zich af te splitsen op basis van een verschil over marxistische filosofie. Het is geen toeval dat in deze moeilijke tijd, toen het bestaan van de revolutionaire tendens zelf in gevaar was, hij veel tijd besteedde aan het schrijven van een boek over filosofie: Materialisme en empirio-kriticisme.
Men zou zich kunnen afvragen wat Vladimir Iljitsj aan het doen was, met het schrijven van boeken over zulke onderwerpen. Welke mogelijke relevantie kan de studie van de werken van Bisschop Berkeley hebben voor de Russische arbeiders? Men zou zich ook af kunnen vragen waarom Lenin dacht dat het noodzakelijk was om met de meerderheid van de bolsjewistische leiders te breken over het vraagstuk van filosofie. Lenin zag echter zeer goed het causaal verband in tussen Bogdanovs verwerping van het dialectisch materialisme, en de ultralinkse politiek die de meerderheid aannam.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog keerde Lenin terug naar de filosofie, door een diepgaande studie van Hegel te maken die vele jaren later uitgegeven werd als de Filosofische notitieboeken. Een van zijn laatste werken was Over de betekenis van het strijdbare materialisme, waarin hij opnieuw de noodzaak onderstreept om Hegel te bestuderen:
"Natuurlijk is zulk een studie, zulk een uiteenzetting en zulk een propaganda van Hegels dialectiek buitengewoon moeilijk, en aan de eerste pogingen in deze richting zullen zonder twijfel fouten kleven. Maar alleen hij, die niets doet, maakt geen fouten. Steunend op Marx’ toepassing van de materialistisch opgevatte dialectiek van Hegel, kunnen en moeten wij deze dialectiek naar alle kanten uitwerken, in het tijdschrift uittreksels uit de voornaamste werken van Hegel publiceren en ze materialistisch verklaren, door ze met schoolvoorbeelden van het toepassen van de dialectiek bij Marx te commentariëren, maar eveneens met schoolvoorbeelden van de dialectiek op het gebied van de economische en politieke verhoudingen, zoals die ons door de nieuwste geschiedenis, in het bijzonder door de jongste imperialistische oorlog en door de revolutie, in zo grote getale worden gegeven."
Trotski en theorie
Trotski wijdde, net als Lenin, zijn hele leven aan de onverbiddelijke verdediging van marxistische theorie. In zijn uitstekende artikel over Engels, benadrukt hij Engels' zorgvuldige houding tegenover theorie:
"Tegelijkertijd was de intellectuele grootmoedigheid van de meester naar zijn leerling waarlijk onuitputtelijk. Hij las de belangrijkste artikelen van de productieve Kautsky in hun manuscriptvorm, en elk van zijn brieven van kritiek bevat precieze suggesties, de vruchten van een serieus denken, en soms van onderzoek. Kautsky's bekende werk, Klassentegenstellingen in de Franse Revolutie, wat in bijna alle talen van de beschaafde mensheid vertaald is, lijkt ook door het intellectuele laboratorium van Engels te zijn gegaan. Zijn lange brief over sociale groeperingen in het tijdperk van de grote revolutie van de achttiende eeuw - die ook de toepassing van de materialistische werkwijzen op historische gebeurtenissen betreft - is een van de meest magnifieke documenten van het menselijk brein. Hij is veel te beknopt en elk van zijn formuleringen veronderstelt een te grote hoeveelheid voorkennis, om hem in algemene leescirculatie te brengen; maar dit document, dat zolang verborgen is gebleven, zal voor altijd niet alleen de bron zijn van theoretisch onderricht, maar ook van esthetisch genot voor eenieder die serieus heeft nagedacht over de dynamiek van klassenverhoudingen in een revolutionair tijdperk, evenals de algemene problematiek bij de materialistische interpretatie van historische gebeurtenissen." (Trotski, Engels' brieven aan Kautsky, 1935 - onze vertaling)
In alle werken van Trotski zien we een breedte van visie en een brede interesse, niet alleen in de geschiedenis, maar ook in kunst en literatuur en cultuur in het algemeen. Vóór de Eerste Wereldoorlog schreef hij artikelen over kunst en over schrijvers als Tolstoj en Gogol. Na de Oktoberrevolutie schreef hij uitgebreid over kunst en literatuur. Zijn boek Literatuur en revolutie is een product van die periode.
In 1923 schreef hij:
"Literatuur, waarvan de methoden en processen hun wortels ver terug hebben liggen, in het verste verleden, en de geaccumuleerde ervaring vertegenwoordigen van verbaal vakmanschap, is een uitdrukking van de gedachten, gevoelens, stemmingen, standpunten en hoop van het nieuwe tijdperk en zijn nieuwe klasse". (Trotski, De sociale wortels en de sociale functie van literatuur)
In het midden van de stormachtige periode van revolutie en contrarevolutie in de jaren 1930 vond hij tijd om te schrijven over literatuur en kunst. In 1934, kort na de Duitse catastrofe, schreef hij een recensie van Ignazio Silone's roman Fontamara. In 1938 schreef hij het Manifest voor een onafhankelijke revolutionaire kunst, samen met de surrealistische schrijver André Breton. We kunnen ons precies de verontwaardiging van de pseudo-marxistische cultuurbarbaar voorstellen: "Wat is dit? Kameraad Trotski verspilt zijn tijd door te schrijven over kunst, op dit revolutionaire moment in de geschiedenis? Wat heeft kunst te maken met het proletariaat en de klassenstrijd?" De cultuurbarbaar schudt droevig zijn hoofd en concludeert dat Trotski niet meer de man is die hij ooit was. "Dit is niet de Trotski van Het overgangsprogramma! De Oude Man moet zijn verstandelijke vermogens aan het verliezen zijn!" Ja, we kunnen dit precies voorstellen!
Op een moment dat Europa geschokt werd door revolutie en contrarevolutie, toen zijn aanhangers vermoord werden en de Vierde Internationale voor haar voortbestaan vocht, waar haalde Trotski de tijd vandaan om te besteden aan zulke kwesties als kunst en literatuur? Wanneer we deze vraag beantwoord hebben zullen we het verschil zien tussen het ware marxisme, het ware proletarisch revolutionisme, en de oppervlakkige karikatuur die in sommige kringen voor het marxisme moet doorgaan.
“Louter theoretici”
Tijdens de factiestrijd die tot de splitsing van Militant leidde, zei de Meerderheidsfactie dat Ted Grant en Alan Woods 'louter theoretici' waren. Deze gevleugelde uitspraak zegt alles wat er te zeggen valt over die tendens. Decennia lang hadden we onze levens gewijd aan de opbouw van de tendens die de meest succesvolle trotskistische beweging sinds de Russische Linkse Oppositie bleek te zijn. Beginnende met een klein handjevol in de vroege jaren 1960, slaagden we erin om een grote organisatie op te bouwen met diepe wortels in de arbeidersbeweging.
Al deze successen waren het resultaat van jaren geduldig werk. In de laatste instantie waren ze het resultaat van de juiste ideeën, methoden en perspectieven die werden uitgewerkt door Ted Grant, die grote marxistische denker. Ted stak met kop en schouders boven al zijn tijdgenoten uit. Hij was grondig gefundeerd in de marxistische theorie en kende de werken van Marx, Engels, Lenin en Trotski als zijn broekzak.
Toen Ted Grant en ik uit de Militant geroyeerd werden, bevonden we ons in een moeilijke positie. De Meerderheid had een enorm apparaat, veel geld en een team van ongeveer 200 fulltimers. Wij hadden niet eens een typemachine. Toch waren Ted en ik niet op z'n minst bezorgd. We hadden de ideeën van het marxisme, en dat was alles wat er toe deed. Al mijn ervaringen hebben me ervan overtuigd dat als je de juiste ideeën hebt, je altijd een apparaat kunt opbouwen. Het tegenovergestelde is echter niet waar. Je kunt het grootste apparaat ter wereld hebben, maar als je werkt op basis van onjuiste theorieën en methoden, dan zul je falen.
We maakten een beschouwing van de positie waarin we ons bevonden en kwamen tot de conclusie dat in de toenmalige situatie, in het bijzonder na het ineenstorten van de Sovjet-Unie, onze meest dringende taak bestond uit het verdedigen van de basisideeën en -theorieën van het marxisme. Het eerste resultaat was het boek De rede in opstand: marxistische filosofie en moderne wetenschap. Onze voormalige kameraden konden goed om dit boek lachen. Hun sarcastisch commentaar was: "Zie je wel! Ted en Alan hebben de politiek verlaten om boeken over filosofie te schrijven!" Dat was hun houding tegenover marxistische theorie – een houding in de ware traditie van Weitling en de bolsjewistische comitémannen, maar absoluut niet in die van Marx, Engels, Lenin en Trotski.
Vroeg of laat worden fouten op theoretisch gebied, vertaald in een ramp op praktisch gebied. De voormalige Meerderheid heeft de prijs betaald voor haar fouten. Wat voorheen een krachtige tendens was met serieuze wortels in de arbeidersbeweging, is teruggeleid tot een schaduw van zijn vorige zelf. Daarentegen speelde De rede in opstand een sleutelrol in het opzetten van de International Marxist Tendency. Het is vertaald in vele talen en werd aangeprezen door vele arbeiders, socialisten, communisten, vakbondsmensen, Bolivarianen (waaronder Hugo Chávez).
Hoe kunnen we dit verklaren? De geavanceerde arbeiders en jongeren hebben een honger naar ideeën en theorie. Ze willen begrijpen wat er gebeurt in de samenleving. Ze worden niet aangetrokken door tendensen die hun enkel vertellen wat ze al weten: dat het kapitalisme in crisis is, dat er werkloosheid is, dat ze in slechte huizen leven, lage lonen hebben, enz. Serieuze mensen willen weten waarom de dingen zijn zoals ze zijn, wat er gebeurde in Rusland, wat het marxisme is, en andere vragen van theoretische aard. Dat is waarom theorie geen optioneel extra is, zoals de 'practici' zich voorstellen, maar een essentieel gereedschap van de revolutionaire strijd.
De arbeiders en cultuur
Men belastert het proletariaat door te zeggen dat arbeiders geen interesse hebben in bredere vraagstukken op het gebied van cultuur, geschiedenis, filosofie, etc. In mijn ervaring van vele jaren ben ik erachter gekomen dat er onder werkende mensen veel meer ware interesse is in ideeën dan onder de zogenaamde gecultiveerde middenklassen. Ik herinner me dat lang geleden, toen ik scholingen gaf aan arbeiders in mijn thuisland Zuid-Wales, er eens een metaalarbeider op mijn pad kwam die zichzelf Portugees geleerd had, om de werken te lezen van een Braziliaanse dichter van wie ik nog nooit gehoord had.
Het idee dat arbeiders geen interesse hebben in cultuur, komt vrijwel altijd van kleinburgerlijke intellectuelen die geen kennis hebben van mensen uit de arbeidersklasse en die de arbeiders verwarren met het lompenproletariaat. Daarom tonen zij minachting voor de arbeidersklasse en laten ze hun eigen middenklasse-snobisme richting werkende mensen zien. Dit soort mensen probeert zichzelf in de smaak te laten vallen bij arbeiders door zich te kleden in een jekker (beste vertaling voor 'donkey jacket'- red.) en hen te beïnvloeden door een 'arbeidersklasse'-accent te imiteren. Ze gebruiken grove taal en denken dat dit hun proletarische geloofwaardigheid verbetert.
Ik heb maar al te vaak gezien dat zogenaamd onderwezen marxisten denken dat het slim is om de taal en gewoonten van het lompenproletariaat te imiteren, dat ze zich voorstellen dat dit hun meer geloofwaardigheid geeft als 'echte arbeiders'. In werkelijkheid gebruiken arbeiders zulke taal meestal niet als ze thuis zijn, of zich in beleefd gezelschap bevinden. Het imiteren van het gedrag van de laagste en meest gedegradeerde lagen van de arbeiders en jeugd, is een marxist onwaardig, laat staan iemand die ernaar streeft een leider te worden. In zijn geweldige artikel De strijd voor beschaafd taalgebruik (The Struggle for Cultured Speech - red.) beschrijft Trotski zulke taal als het merkteken van een slavenmentaliteit, welke revolutionairen niet zouden moeten overnemen, maar welke ze zouden moeten streven te vernietigen.
In dit artikel, geschreven in 1923, prijst Trotski de arbeiders van de 'Commune van Parijs'-schoenenfabriek, voor het aannemen van een resolutie om af te zien van schelden en boetes op te leggen voor grof taalgebruik. De leider van de Oktoberrevolutie beschouwde dit niet als een onbeduidend detail, maar als een zeer belangrijke uiting van het streven van de arbeidersklasse om los te breken van de slavenmentaliteit en een hoger cultuurniveau na te streven. "Beledigende taal en schelden zijn een nalatenschap van slavernij, vernedering en verachting van de menselijke waardigheid - die van iemand zelf en die van andere mensen." Dat was wat de leider van de Oktoberrevolutie schreef.
Er zijn vele verschillende niveaus binnen de arbeidersklasse, die verschillende omstandigheden en ervaringen weerspiegelen. De meest geavanceerde lagen van het proletariaat zijn actief in vakbonden en arbeiderspartijen. Zij streven naar een beter leven. Zij hebben een levendige interesse in ideeën en theorie, en streven ernaar om zichzelf te onderwijzen. Dit streven is een garantie voor de socialistische toekomst, wanneer mannen en vrouwen niet alleen de fysieke ketenen gebroken hebben die hen vasthouden, maar ook de psychologische ketenen die hen tot slaaf van een barbaars verleden maken.
Trotski benadrukte het belang van de strijd voor een beschaafd taalgebruik:
"De strijd voor onderwijs en cultuur zal de geavanceerde elementen van de arbeidersklasse voorzien van alle hulpbronnen van de Russische taal in haar extreme rijkdom, subtiliteit en geraffineerdheid."
Hij legt uit: de revolutie is "in de eerste plaats een ontwaken van menselijke persoonlijkheid binnen de massa's – die verondersteld werden geen persoonlijkheid te bezitten." Het is "voor en boven alles, het ontwaken van de mensheid, haar opmars, en ze wordt gekenmerkt door een groeiend respect voor de persoonlijke waardigheid van ieder individu, met een alsmaar toenemende aandacht voor hen die zwak zijn." (ibid. - onze vertaling)
De socialistische transformatie betekent niet alleen de verovering van de macht: dat is enkel de eerste stap. De ware revolutie – de sprong van de mensheid uit het rijk van de noodzaak naar het rijk van de vrijheid – moet nog voltooid worden. Engels wees erop dat in iedere samenleving waar de kunsten, wetenschap en regering het monopolie van een minderheid zijn, deze minderheid haar positie zal gebruiken en misbruiken om de samenleving in ketenen te houden.
Door concessies te doen aan het lage bewustzijnsniveau van de meest achtergestelde en onbelezen lagen van de arbeidersklasse, helpen we niet om hun bewustzijn te doen stijgen tot het niveau van de taken die door de geschiedenis worden opgeworpen. Integendeel, we helpen het bewustzijn te verlagen, en dit zal altijd achteruitgaande en reactionaire gevolgen hebben. We kunnen de discussie op de volgende wijze opsommen: wat progressief is, is datgene wat het bewustzijnsniveau van het proletariaat doet stijgen. Wat reactionair, is datgene wat het neigt te verlagen.
Marxisten moeten zich in de eerste linie bevinden van de arbeidersklasse die vecht voor de verandering van de samenleving. Onze plicht is om de kaders van de toekomstige socialistische revolutie te onderwijzen en te trainen. Om deze taak uit te voeren, moeten we staan voor alles wat positief, progressief en revolutionair is, en beslist alles verwerpen wat achterlijk, onwetend en primitief is. We hebben ons doel vastgelegd op een zeer verheven horizon. We moeten de blik van de arbeidersklasse, te beginnen met de meest geavanceerde elementen, verheffen naar de horizon waar Trotski over sprak in Literatuur en revolutie:
"Welke mate van zelfdiscipline de mens van de toekomst zal bereiken – dat is even moeilijk te voorspellen als de hoogte waarop hij zijn techniek zal weten te brengen. De maatschappelijke opbouw en de psycho-fysieke zelfopvoeding zullen twee facetten van een en hetzelfde proces zijn. De kunsten – de literatuur, het toneel, de beeldende kunst, de muziek en de architectuur – zullen dat proces een prachtige vorm geven. Juister gezegd: het hulsel waarmee het proces van de culturele opbouw en de zelfopvoeding van de communistische mens is omhuld, zal alle vitale elementen van de huidige kunsten tot optimale ontwikkeling brengen. De mens zal onvergelijkbaar veel sterker, verstandiger en subtieler zijn; zijn lichaam harmonischer, zijn bewegingen ritmischer en zijn stem muzikaler. De vormen van het leven zullen een dynamische dramatiek krijgen. De doorsnee-mens zal zich tot het niveau van Aristoteles, Goethe en Marx verheffen. En boven deze bergketen zullen zich weer nieuwe toppen verheffen."