Het eindeloopbaandebat is één groot bedrog. De activiteitsgraad waarover zo hoog wordt opgegeven, is een valse parameter. Zoals steeds gaat het hier over het verhogen van de uitbuitingsgraad van de arbeid.
De noodzaak om de mensen langer te doen werken wordt ondersteund door zogenaamd wetenschappelijk en objectief feitenmateriaal. Eén van de talloze pleitbezorgsters voor langer werken is Bea Cantillon, professor ‘Sociaal Beleid’ aan de universiteit van Antwerpen. Op 5 september pakte De Standaard uit met de ‘schokkende cijfers’ van Cantillon:
“Nauwelijks 61 procent van de Belgen tussen 15 en 64 jaar is actief. In Denemarken - de koploper in Europa - is dat 76 procent. Er is maar één remedie om onze welvaart voor de volgende jaren min of meer veilig te stellen: er moeten meer mensen aan de slag.”
Hiermee levert ‘autoriteit’ Cantillon nog maar eens bijkomende planken om de bedrieglijke constructie te ondersteunen waarop het eindeloopbaandebat wordt opgetrokken. We kunnen het haar niet kwalijk nemen. Ze wordt daarvoor immers rijkelijk betaald.
Die bedrieglijke constructie bestaat erin dat men ons voortdurend in de oren toetert dat de betaalbaarheid van onze sociale zekerheid een kwestie is van het aantal mensen dat werkt versus het aantal mensen dat op de ene of andere manier niet actief is (in de strikt liberaal economische zin van ‘activiteit’ dan wel te verstaan). Dit dan nog totaal los van het feit dat het verhogen van de pensioenleeftijd bij een gelijk blijvend aantal jobs helemaal niet betekent dat de activiteitsgraad verhoogt. Er blijven gewoon meer jongeren langer werkloos...
In de meest duistere perioden van het stalinisme in China schalden door luidsprekers over de rijstvelden anti-imperialistische slogans en de productiedoelstellingen van het vijfjarenplan. In onze kapitalistische democratie is deze herrie vervangen door de unisone denkbeelden die door alle professoren, alle hoofdredacteuren en alle studiediensten van alle politieke partijen steeds weer worden herhaald. Eén van die mantra’s betreft de ‘activiteitsgraad’. We moeten en zullen langer werken
Nochtans is het vanzelfsprekend dat het percentage mensen dat ‘actief is’ een compleet irrelevant criterium is wanneer het de betaalbaarheid van de sociale zekerheid betreft. Die betaalbaarheid is – net als alle andere factoren die bijdragen tot onze levensstandaard – immers gekoppeld aan een heel andere parameter, namelijk de materiële rijkdom die we allen samen voortbrengen, en vervolgens aan de sleutel die bij de verdeling van die rijkdom wordt gehanteerd.
In India moeten kinderen vanaf hun twaalf of veertien jaar gaan werken in de landbouw of de textielindustrie. De mensen werken er doorgaans hun leven lang, tot ze erbij doodvallen. De activiteitsgraad in India ligt bijgevolg zeer hoog, maar niemand zal onze sociale zekerheid willen ruilen voor die van India, zelfs al wordt dit land nu de hemel in geprezen als een nieuwe economische tijger. Hoe komt dat? Het komt eerst en vooral omdat de productiviteit van de arbeid in India nog steeds veel lager ligt dan bij ons. En ten tweede is de arbeidersbeweging er in Europa er in de afgelopen eeuw door sociale strijd in geslaagd een groter deel van de koek voor zich op te eisen (dit zijn de zogenaamde “taboes” die we volgens de new speak van het moderne socialisme à la Blair en Vande Lanotte eens dringend moeten loslaten).
Een arbeider of bediende produceert in Europa vandaag meer dan dubbel zoveel als twintig jaar geleden. En in België is dat zelfs nog meer dan elders in Europa. Daarvoor betalen we in België met méér beroepsziekten, méér stress, méér arbeidsongevallen, meer kalmeringsmiddelen en méér antidepressiva die we moeten slikken. Onze activiteitsgraad is meer gecomprimeerd, de poriën van onze arbeid zijn meer gevuld. Dat vergeet mevrouw Cantillon natuurlijk in haar ‘objectieve cijfers’.
Maar soit, het betekent dus dat er meer dan dubbel zoveel rijkdom te verdelen is onder de werkenden, de inactieven en de aandeelhouders. Die verdeling zou de vorm kunnen aannemen van arbeidsduurvermindering en arbeidsherverdeling, en/of hogere pensioenen, en/of eerder stoppen met werken enzovoort. Het is in feite een bijzonder gunstige uitgangspositie. De knoop ligt echter bij de laatste categorie, de aandeelhouders. Op wereldschaal woedt namelijk een voortdurende strijd om de hoogste winstvoet. Het kapitaal gaat daar waar het de hoogste ‘return on investment’ kan realiseren. Een riante return van tien procent is niet hoog genoeg als het elders in de wereld twaalf of vijftien procent is. En daarover, en over niets anders, gaat dus het eindeloopbaandebat: de verdeelsleutel moet wijzigen, in het nadeel van de werkenden. Zo is de ijzeren wet van het kapitaal in een periode waarin de arbeidersbeweging wereldwijd (voorlopig nog) in het defensief is. Ondanks het productiviteitsnadeel (en dat heeft niets met luie arbeiders te maken maar alles met infrastructuur) dreigt de ‘return on investment’ in India in vele sectoren hoger te worden dan bij ons. Dit zal enkel keren als de arbeidersbeweging in India (en hier, en elders) in het offensief gaat en haar deel van de koek eist. Pas dan zal economische groei trouwens weer gekoppeld worden aan sociale vooruitgang.
Een ander element dat speelt is dat de babyboomgeneratie nu massaal op pensioen dreigt te gaan. Dat levert objectief gezien niet zozeer problemen op wat de betaalbaarheid van de pensioenen betreft zoals ik daarnet al uitlegde. Wat het wél zal veroorzaken is een drastische vermindering van de werkloosheid. Dat is toch positief zou je zeggen? Niet voor het patronaat echter. Op de arbeidsmarkt speelt zoals op elke vrije markt de wet van vraag en aanbod. Als de vraag stijgt en het aanbod daalt dan stijgt de prijs (in dit geval het loon). Het patronaat is – ondanks vele mooie woorden – niet gediend met een lage werkloosheid. Blijf dus nog maar wat werken, vader.
We zijn in een historische periode getreden waarin we spreken over arbeidsduurverlenging in plaats van arbeidsduurvermindering. Dit is een significant keerpunt: het betekent dat het economisch systeem, het kapitalisme, vanaf heden sociale achteruitgang genereert in plaats van sociale vooruitgang. Niet enkel in verafgelegen en onderontwikkelde landen, maar ook hier bij ons. Dat betekent dat dit systeem historisch gedoemd is, op zijn laatste benen loopt. Dat kan ons als socialisten optimistisch stemmen, op voorwaarde dat we eens terug de hand aan de ploeg slaan en de voren trekken van een nieuwe maatschappij. Het bewustzijn loopt echter altijd achter op het materiële zijn, zo wist Marx al. Daarom echter niet getreurd. Het geschal uit de luidsprekers klinkt alsmaar holler...
Staak dus mee op 7 oktober!