Reeds in 1984 circuleerde in bepaalde werkgeverskringen een document waarin op grond van het recht op arbeid werd gepleit voor een bestraffing van stakingsposten. Meer dan twee decennia later probeert de rechtervleugel van de VLD deze doelstellingen te realiseren.
Zo wil Rik Daems een artikel 442ter in het strafwetboek inlassen waardoor iemand die werkwilligen de toegang tot het bedrijf ontzegt, zou kunnen gestraft worden met een gevangenisstraf tot 2 jaar. Patrick Dewael op zijn beurt roept elke dag dat de actievoerders de wegen niet mogen blokkeren en dat hij hard zal (laten) optreden. Dergelijke standpunten zijn niet nieuw. De liberale partijen hebben na de Tweede Wereldoorlog een anti-syndicale traditie ontwikkeld. In het verleden hebben tenoren als Gol, De Gucht en zelfs Louis Michel, die de mensenrechten hoog in zijn vaandel schrijft, wetsvoorstellen onderschreven waarmee zij het Vlaams Belang langs rechts passeerden.
Geen extra wetgeving nodig
De opruiende taal van Dewael en Daems is overbodig. Het artikel 406 van het Strafwetboek voorziet in vrij forse straffen (vijf à tien jaar opsluiting) voor eenieder die het verkeer belemmert en je moet niet onmiddellijk de slimste mens van de wereld te zijn om te beseffen dat tegen dergelijk gedrag kan worden opgetreden. Indien er al twijfel zou bestaan, ligt de schuld bij het gerechtelijk apparaat. Het verbod wordt immers nogal selectief toegepast. Zo is Roberto D’Orazio op grond van dat artikel vervolgd geworden, maar gingen zelfstandige vrachtwagenchauffeurs en boze boeren voor gelijkaardige feiten vrijuit.
Ook wat de vrijheid van arbeid betreft, is er geen nood aan aanvullende wetgeving. Werknemers of ondernemers die gehinderd worden, kunnen beroep doen op de politie en eventueel naar de rechter stappen om de vrije toegang tot het bedrijf te vragen. Het optreden van Daems en Dewael kan dan ook alleen maar worden gezien als een mediagenieke stunt om hun blauwe blazoen wat op te poetsen.
Juridisering van de staking
Een efficiënte collectieve actie impliceert vaak enige “zachte” dwang om werkwilligen te overtuigen niet aan het werk te gaan. Vroeger werd dit getolereerd. De staking wordt echter meer en meer “gejuridiseerd” en vanuit de logica van een “burgerlijk” recht is het ondenkbaar dat een werkgever en zijn stakingsbrekers een strobreed in de weg wordt gelegd.
Vaak hebben poortblokkades echter een vrij vreedzaam karakter en blijft alles beperkt tot wat verbale krachtpatserij. Door de hetze die nu wordt gestookt, hebben vele rechters de neiging om systematisch alle stakingsposten te verbieden.
Staking is méér dan voor de poort staan
België is gebonden door een aantal verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie en door de bepalingen van het herziene Europees Sociaal Handvest. Hierdoor garanderen wij het stakingsrecht met inbegrip van vreedzame stakingsposten. In de perceptie van sommige politici zouden stakingsposten zich moeten beperken tot het verspreiden van vlugschriften. Het mag echter een beetje meer zijn.
Op grond van weliswaar oude (maar daarom niet verouderde) uitspraken van de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens is bijvoorbeeld een vreedzame sit-in mogelijk (toepassing van artikel 11 EVRM). Dit impliceert dus dat eventueel moet getolereerd worden dat werknemers op de grond plaats nemen voor de bedrijfspoort waardoor werkwilligen wel het bedrijf kunnen betreden, maar vrachtwagens niet binnen of buiten kunnen rijden. Ook een vreedzame bedrijfsbezetting zou volgens sommige bronnen moeten kunnen.
De rechter zal alleszins oog moeten hebben voor een belangenafweging. In het arrest Schmidberger bijvoorbeeld kwam het Europese Hof van Justitie tot de slotsom dat een blokkade waardoor het verkeer gedurende 30 uren was stilgelegd door de beugel kon. De vrijheid van meningsuiting en van vergadering gegarandeerd door het EVRM was in casu belangrijker dan het principe van het vrij verkeer van goederen. Het Hof poneerde dat een betoging weliswaar een aantal ongemakken met zich brengt maar dat deze in beginsel kunnen aanvaard worden wanneer het nagestreefde doel hoofdzakelijk bestaat in het op rechtmatige wijze in het openbaar verkondigen van een mening.
De zaak Schmidberger greep plaats in een bepaalde context en de principes mogen niet noodzakelijk mutatis mutandis worden toegepast op de lopende sociale conflicten. De uitspraak geeft echter wel aan dat de vrijheid van meningsuiting – en een stakingspost is een meningsuiting – een belangrijk goed is waaraan slechts uitzonderlijk beperkingen kunnen worden opgelegd.
Sfeer verpest
Wanneer een staking zo massaal is als nu, duidt dit op een ernstige onvrede. Het onderdrukken van frustraties via rechtbanken, maakt geen einde aan het conflict. Het ongenoegen zal onderhuids voortwoekeren. De enigen die bij de huidige situatie baat hebben, zijn de grote advocatenkantoren en consultants zoals Voka. Dankzij hun kundig advies “wint” de werkgever. Het ontgaat de meeste ondernemers echter dat ze binnen enkele weken de sociale dialoog opnieuw moeten starten in de onderneming. Wanneer beroep werd gedaan op de rechter, is de sfeer verpest en dreigt dit proces vrij moeizaam te verlopen.
Dubbele moraal
Toen Lech Walesa een staking uitriep op de scheepswerven van Gdansk werd hij algemeen bejubeld. Wanneer Belgische arbeiders staken, willen dezelfde enthousiaste politici van toen de vakbonden liefst verbieden. Dat liberalen en kleine zelfstandigen zich poujadistisch opstellen is begrijpelijk. Het is echter onbegrijpelijk dat de socialistische politici hen daarin stilzwijgend steunen. In 2003 hebben Magda De Meyer en Hans Bonte nog een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van het artikel 406 van het Strafwetboek “ter vrijwaring van het stakingsrecht” (sic). Hierdoor werden wegblokkades mogelijk. Nu horen we ze niet.
De kersverse voorzitter van de SP.a schreef in zijn vakantie een turf van honderden bladzijden over de mensenrechten. Welnu, het ontgaat hem blijkbaar dat ook het stakingsrecht een grondrecht is. Sterker nog, het accepteren van het stakingsrecht is een blijk van beschaving en een exponent van een democratische samenleving. Het is maar de vraag of we daarin nog leven.