“Vanaf nu zullen de mensen zich openlijk verzetten tegen autoriteit en gezag. De protestbewegingen tegen het gezag op school, in de familie en in de bedrijven zal toenemen. De Witte Mars was nog kalm en waardig, maar het element tegen het algemeen gezag zat er al in... Een revolutie is niet meer ver af.”
Helmut Gaus, politicoloog en historicus.
“Als degenen die ons leiden, zowel politiek als justitieel, deze boodschap van het volk niet werkelijk hebben begrepen, dan denk ik dat eventuele toekomstige betogingen niet meer zo waardig en kalm zullen zijn.”
Claude Dufrasne, ABVV-afgevaardigde Volkswagen Vorst
Vijfentwintig jaar geleden zorgden de ontvoering en de moord op Julie, Mélissa, Ann, Eefje, Loubna en anderen voor een enorme commotie in België. De zaak Dutroux, naar de naam van de ontvoerder en moordenaar, aanvankelijk een gerechtelijke zaak, werd in een mum van tijd een politieke en sociale kwestie. De woede richtte zich niet enkel tegen de daders maar tegen het gehele rechtstelsel, tegen het hele systeem.
De vader van Mélissa, Gino Russo, vertelde na de ontdekking van het lijk van zijn dochter, dat hij ‘kwader was op het gerecht en de politie dan op Dutroux’. Deze zaak en de andere ontvoeringen van meisjes zetten het klassenkarakter van het gerecht en de politie in de schijnwerpers. Hiermee verwijzen we naar de grote onverschilligheid, kilte en onmenselijkheid waarmee het gerecht en de politie de ontvoering van kinderen uit de arbeidersklasse behandelde. Dit stond in schril contrast met de aandacht en de middelen die de ontvoering van de zoon van textielgigant De Clerck kreeg toebedeeld vanwege het gerecht en de media. gedurende twee maanden, Na de ontdekking van de dode lichaampjes van Julie en Mélissa hing er een sfeer van diffuse opstand in de lucht totdat half oktober de rechter Connerotte, die het onderzoek leidde in de zaak Dutroux, werd ontheven door het Hof van Cassatie. De ‘fout’ die hem werd aangewreven was zijn deelname aan een spaghetti avond in solidariteit met de ouders van de verdwenen kinderen.
Dit leidde tot een golf van spontane stakingen en betogingen in heel het land. Dit was echt uniek en historisch. Het startsein ervan werd ongetwijfeld gegeven door de arbeiders van de militante Volkswagenfabriek te Vorst. Zij gaven het signaal aan de rest van het land. Tot in de kleinste uithoeken van Vlaanderen en Wallonië kregen ze navolging. Zelfs in de kleinste gemeenten kwamen honderden, soms duizenden mensen op straat. Het waren overwegend scholieren en arbeiders. De beslissing van het hoogste gerechtshof van dit land was de detonator van de beweging, maar zonder de explosieven die jarenlang werden opgestapeld was een dergelijke reactie nooit mogelijk geweest. In een interview voor het tijdschrift Humo zal de minister van Justitie een jaar later toegeven dat ze ‘toen schrik hebben gehad’.
Zonder te overdrijven durven we hier gerust stellen dat deze beweging de eerste kiemen in zich droeg van een revolutionair proces. Twee van de voorwaarden om hiervan te kunnen spreken waren alvast vervuld: een crisis aan de top van de maatschappij en de intrede van de massa op het toneel van de geschiedenis. De derde voorwaarde, die in de marxistische terminologie de ‘subjectieve factor’ wordt genoemd, namelijk een massaal revolutionair alternatief, ontbrak echter.
Niemand durfde zich aanvankelijk tegen de beweging keren, op een paar reactionaire magistraten en advocaten na; die kwamen op TV zelfs beweren dat protest tegen magistraten verboden moest worden. De regering, de regeringspartijen, de oppositie, de vakbondsleiders, het koningshuis, de fabrieksdirecteurs; allemaal zongen ze in koor dat ze de reactie van de bevolking begrepen. Kan men zich een ergere verwerping van een uitspraak van Vrouwe Justitia voorstellen? Zoals KUL-socioloog Bundervoet het stelde in Terzake: “Het juiste rechtsgevoel ligt bij de mensen’.
De 325.000 mensen die op het einde van deze opstandige week naar Brussel trokken, deden dit niet alleen uit sympathie voor de ouders of ter nagedachtenis van de slachtoffertjes van de Dutroux-bende. Ze kwamen op straat om de machthebbers duidelijk te maken dat het zo niet meer verder kon. De Witte Mars was een overdonderende waarschuwing aan het adres van de regering en de magistratuur. Noch de beweging, noch de Mars waren georganiseerd. Hierin lag zowel de kracht als de zwakte ervan. Het verklaart de paradox dat Premier Dehaene doodleuk kon komen vertellen dat hij hoopte op een grote opkomst, terwijl die opkomst een verpletterende veroordeling was van het beleid dat hij en zijn voorgangers jarenlang hebben gevoerd. De Witte mars(en) vinden een paar maanden later ook weerklank in de Veelkleurige mars voor Werk op initiatief van de vakbondsdelegees die streden tegen de sluiting van de staalfabriek Forges de Clabecq. Het regime zal er in de jaren daarna wel in slagen een ‘normalisering’ in te zetten, met een onderzoekscommissie, het proces van Dutroux en enkele hervormingen. Maar het heeft wel gebeefd onder de volkswoede.
Uit deze woelige gebeurtenissen zijn twee belangrijke gevolgen te trekken: 1) onderschat nooit het potentieel tot opstandigheid van de ‘onderkant’ van de maatschappij 2) die opstandigheid heeft een revolutionaire organisatie en leiding nodig om de maatschappij grondig te kunnen veranderen, zo niet slaagt het systeem er wel in de hele situatie naar zijn hand te zetten.