“Victory is the beautiful bright colored flower. Transport is the stem without which it could never have blossomed” Winston Churchill.

Op 17 en 18 augustus 1990 werd de 1st Division Ready Brigade (DRB) van de 101st Airborne Division van het Amerikaanse leger in allerijl overgevlogen naar Saoedi-Arabië om een invasie van dat land door Irak te ontmoedigen. Deze logistieke beweging omvatte 2742 soldaten, 117 helikopters en 123 paletten met materiaal en werd uitgevoerd door zware C-5 en C-141 transporttoestellen van de luchtmacht.

Hoewel indrukwekkend op zich, was dit klein bier ten opzichte van wat nog in beweging zou komen in het kader van Operatie Desert Storm. Snelle transportschepen van de Amerikaanse marine en schepen van de Ready Reserve Fleet vervoerden onder meer 2000 tanks, 2200 andere gepantserde voertuigen, 1000 helikopters en verschillende honderden stukken mobiele artillerie naar de Perzische Golf . Ongeveer 95 procent van de Amerikaanse troepentransporten gebeurden per schip. De Britten van hun kant ontplooiden 45000 manschappen en brachten 400000 ton oorlogsmateriaal, waarvan 80000 ton munitie, naar het strijdtoneel. Circa 89 procent van de munitietransporten verliepen over zee.

Een niet onaardig deel van deze Amerikaanse en Britse militaire transporten verliepen via de haven van Antwerpen, meer bepaald via kaai 704…

Militaire logistiek in de 21e eeuw

Luitenant Generaal Roger G. Thompson van het United States Transportation Command was lyrisch over de logistieke inspanningen van de Europeanen tijdens de Golfoorlog. Op een toespraak (niet toevallig alweer) in Antwerpen op 27 april 1999 verklaarde hij:

“…you in Europe supported this massive transportation effort in so many ways: bus companies delivered our troops to airfields; the ports of Northern Europe were filled with military equipment, supplies and ammunition; the Rhine river became a water highway for thousands of items of rolling stock; railroads contributed their capability; because we had so many of our own trucks either fully utilised or sent to Saudi Arabia, the armies of Holland, France, Belgium and Great Britain offered their truck units to assist; border clearance procedures were streamlined to allow our convoys and trains to pass more rapidly; airports and airlines also contributed”

De snelheid en de omvang van de militaire ontplooiing bleken van cruciaal belang te zijn in het beperken van verliezen aan manschappen en materieel en in het behalen van een snelle en beslissende militaire overwinning.. In 1992 gelastte het Amerikaanse Congres dan ook een onderzoek naar de logistieke behoeften van het Amerikaanse Leger in de 21e eeuw. Deze ‘Mobility Requirements Study’ (MRS) adviseerde ondermeer de bouw van –oorspronkelijk 20, later teruggebracht tot 19- bijkomende logistieke schepen, de LSMR’s of ‘Large Medium Speed Roll-On/Roll-Off Ships’. Acht van deze schepen worden momenteel gebruikt voor ‘prepositionering’, het permanent op zee houden van grote hoeveelheden militair materieel in de buurt van potentiële of acute conflicthaarden (het Army Prepositioning Afloat of APA programma). De andere elf moeten instaan voor het snelle transport van bijkomende versterkingen vanuit de Verenigde Staten of vanuit Army War Reserves (AWR’s) die buiten de Verenigde Staten worden opgeslagen. Eén van deze AWR’s, namelijk AWR-2 bevindt zich in Europa en is verdeeld over zes locaties: Brunssum, Coevorden, Eygelshoven en Vriezenveen in Nederland, Bettembourg in Luxemburg en Zutendaal in België. Al deze locaties bevinden zich niet toevallig op een boogscheut van de twee Noord-Europese ‘main ports’, Antwerpen en Rotterdam.

Naast deze LSMR’s en de troepentransportschepen van het US Marine Corps, zijn ook nog de schepen van National Defense Reserve Fleet (NDRF) en van de Ready Reserve Force (RRF) van belang. Dit zijn voormalige commerciële transportschepen die op verschillende locaties in de Verenigde Staten en overzee in reserve worden gehouden en tussen de vier en honderdtwintig dagen gereactiveerd kunnen worden in geval van crisis.

Bovendien heeft het Amerikaanse leger langlopende contracten afgesloten met Amerikaanse civiele rederijen om in haar logistieke behoeften ‘in vredestijd’ te voorzien (Voluntary Intermodal Sealift Agreement of VISA). Sedert de oorlogsvoorbereidingen tegen Irak een aanvang namen werd ook de stap gezet naar de internationale chartermarkt. Lloyd’s of London liet sinds begin augustus 2002 tot viermaal toe weten dat de Amerikaanse marine een groot roll on- roll off vaartuig wilden charteren. In het opdrachtformulier stond telkens dat de schepen drie verschillende havens in Noord- en Zuidwest-Europa zouden aandoen.

Van alle logistieke routes is de Noordatlantische –met als voornaamste aanloophavens Antwerpen, Rotterdam en Bremerhaven (Duitsland)- veruit de omvangrijkste en ook de belangrijkste, vooral in het licht van een Amerikaanse operatie in het Midden-Oosten. Een Amerikaanse strategische studie vermeldt hierover het volgende:

“Strategic lift is the critical lifeline for the Central Command, and is essential to the success of our operations. At over 7000 air miles and 8000 sea miles, the extraordinary distances from the US amplify the immense difficulties of moving a force in response to a regional crisis or contingency. As demonstrated during recent operations in the Gulf Region and in Somalia, strategic lift must remain a high priority.

Because of the great distances involved and limited theatre infrastructure in the AOR, the en route support structure provided at European strategic ports is vital to our ability to meet our operational commitments.”

(onze nadruk; geciteerd uit: US and USCENTCOM Strategy and Plans for Regional Warfare, Anthony H. Cordesman, Center for Strategic and International Studies, april 1998; pagina 7)

Diplomatieke en juridische randvoorwaarden

Om aan deze militair-logistieke problemen het hoofd te bieden is militaire hardware alléén uiteraard niet voldoende. De Verenigde Staten dienen voortdurend te investeren in het onderhouden en aanhalen van diplomatieke relaties met bondgenoten. In dit kader blijft de NAVO van cruciaal belang: opgericht in 1949 als een alliantie gericht tegen de groeiende Sovjet-macht in Europa, maakt deze organisatie sedert de desintegratie van de USSR een sluimerende identiteitscrisis door. De visie van de Verenigde Staten op de NAVO laat niets aan duidelijkheid te wensen over. De VS willen van de alliantie een instrument maken om hun militaire hegemonie over de wereld een ruimere diplomatieke basis te verschaffen en om de toegang tot vitale logistieke infrastructuur te vrijwaren. De NAVO zal steeds meer onder druk worden gezet om ook buiten haar territorium op te treden. Ter illustratie hiervan twee citaten uit een andere strategische studie:

"The debate over NATO’s mission has concerned whether and how to transform an alliance traditionally focused on the defense of members’ territory into an alliance that is also capable –and willing- to respond to the crises that threaten the allies collective interests near their territory, or even farther away. Some observers have summarised NATO’s post Cold War prospects by the phrase 'out of area or out of business'."

"NATO will become the reservoir of multinational expertise and essential infrastructure to conduct the rapid deployment of task forces to respond to a wide array of crises."

(onze nadruk; geciteerd uit : Strategic Assessment 1996: Elements of U.S. Power; Chapter Ten: Security Relationships and Overseas Presence)

De gebeurtenissen van 11 september 2001 hebben deze evolutie versneld. Op 4 oktober van vorig jaar activeerden de NAVO-ambassadeurs formeel artikel 5 van het NAVO-verdrag, en werden zeehavens en luchthavens geopend voor Amerikaanse troepen en militaire transporten. Terwijl het gebruik van Europese civiele infrastructuur en personeel een logistieke noodzaak is geworden, wordt het nu echter ook als een veiligheidsrisico aanzien, en trachten de VS het lokale juridische raamwerk van de NAVO-lidstaten te verbuigen om het aan hun veiligheidseisen te laten voldoen. We citeren:

"With the terrorist actions that occurred in 2001 and the corresponding heightened concern for the safety of MSC (Military Sealift Command) ships in the MSCEUR Area of Responsibility, Command Counsel was extensively involved in force protection/anti-terrorism (FP/AT) planning and coördination with COMSC and other European commands.

"Major issues addressed including defining the legal parameters for use of civilian mariners and contractor security forces in FP/AT actions and possible legal implications of these efforts,

"advising on weapons and self-defense training for civilian mariners, and assisting in Command negotiatons on FP/AT responsibilities for MSC assets while in the MSCEUR Area of Responsibility."

(onze nadruk; geciteerd uit: The U.S. Navy’s Military Sealift Command, Europe; 2001 in Review, p.33)

Tegen deze achtergrond krijgen de maatregelen van de Antwerpse procureur Bart Van Lijsebeth om de invalswegen naar de Antwerpse haven te vrijwaren van syndicale acties, of het wetsontwerp van minister van Binnenlandse Zaken Duquesne om private beveiligingsfirma’s meer bevoegdheden te geven een wrange bijsmaak.

De rol van Antwerpen

De haven van Antwerpen is een regelmatige aanloophaven voor Amerikaanse militaire transportschepen en van een civiele rederij die vaart in opdracht van het Amerikaanse leger. Deze grote rederij, die in het eerder genoemde VISA programma zit, onderhoudt onder andere verbindingen tussen de Amerikaanse militaire havens Norfolk en Charleston enerzijds, en Antwerpen, Rotterdam en Bremerhaven anderzijds.

Behalve het regelmatige bezoek van deze civiele schepen in opdracht van het Amerikaanse leger, is van de volgende Amerikaanse marineschepen geweten dat zij in het recente verleden Antwerpen hebben bezocht:

USNS Dahl, één van de grootste roll on – roll off schepen van de US Navy

USNS Bob Hope

USNS Shughart

USS Stark

USS Thunderbolt

USS Cape Douglas

Daarnaast werd ook het Oekraïense troepentransportschip ‘Balakleya’ reeds in Antwerpen gesignaleerd terwijl het werd geladen met materieel uit de eerder genoemde depots van AWR-2.

Voor de fusie van Hessenatie en Noord Natie had deze laatste stouwerij het monopolie over de behandeling van Amerikaanse marineschepen. De meeste militaire trafiek verliep via kaai 704 van Noord Natie aan het Delwaidedok. Sedert de fusie tot HesseNoordNatie kunnen de Amerikanen op meerdere plaatsen terecht, maar gaat hun voorkeur wat containerbehandeling betreft uit naar de Europa- en de Noordzeeterminals omdat de schepen geen sluizen dienen te passeren om deze kaaien te bereiken. De roll-on/roll-off trafiek verloopt vooral via de Waaslandhaven op Linkeroever.

In september dit jaar werden Britse helikopters geladen aan het Churchilldok. En op 7 oktober laatstleden werd een Amerikaans militair konvooi van zware vrachtwagens, beladen met containers, tegen (veel te) hoge snelheid gesignaleerd op de Ijzerlaan. Alle Amerikaanse en Britse militaire goederen die in Antwerpen arriveren worden ingeklaard door een logistiek team van het Belgisch Leger, gekazerneerd in de basis van Kapellen bij Antwerpen. De CIA en het Amerikaanse State Department tenslotte huren permanent een groot magazijn behorend aan een verhuismaatschappij te Deurne. Dit magazijn is een draaischijf voor het transport van wagens en huisraad van Amerikaanse diplomaten en agenten van de CIA.

Omdat wij er niet van willen beschuldigd worden terroristische aanslagen aan te moedigen of gemakkelijker te maken publiceren wij in dit dossier geen namen of adressen van de betrokken bedrijven en diensten. Deze informatie werd echter wel in een aparte bijlage bezorgd aan de pers en aan de vredesbeweging in België, zodat zij bovenvermelde informatie steeds kunnen (trachten te) verifiëren. Eventuele publicatie van deze bijkomende informatie in de pers of via andere media valt geheel en al onder de verantwoordelijkheid van de publicisten in kwestie.

Politieke gevolgen

Op 5 oktober laatstleden voerde de Belgische vredesbeweging actie tegen de aanwezigheid van Amerikaanse atoomwapens op de luchtmachtbasis van Kleine Brogel. Het spreekt vanzelf dat wij deze actie volledig ondersteunen. Toch moet worden opgemerkt dat dit soort acties eerder van symbolisch belang is: de locatie Kleine Brogel is vanuit militair oogpunt perfect inruilbaar voor tientallen, zoniet honderden andere locaties in Europa.

Anders is het gesteld met de Europese havens, en zeker met de ‘main ports’: zij spelen een vitale rol in de oorlogsvoorbereidingen tegen Irak en zijn slechts ‘vervangbaar’ tegen een zeer hoge prijs. Zonder de minstens passieve medewerking van België en Europa is een oorlog tegen Irak logistiek onmogelijk.

Deze vaststelling heeft verregaande politieke gevolgen. Op dinsdag 8 oktober verklaarde SP.A minister Johan Vande Lanotte in Terzake: “Een oorlog tegen Irak is in de eerste plaats een humanitaire catastrofe voor de bevolking van dit land. In tweede instantie betaalt heel de wereld en ook België een zeer hoge economische prijs. Wij zullen dan ook alles in het werk stellen om deze oorlog te vermijden.” De kwestie Irak groeit steeds meer uit tot een splijtzwam voor de regering-Verhofstadt. Liberalen staan in dit dossier tegenover socialisten en groenen. De vraag is nu of beide partijen zich zullen tevreden stellen met een aantal diplomatieke démarches via de VN om dan te zeggen:”we hebben gedaan wat we konden.”

Indien SP.A en Agalev echter werkelijk alles in het werk willen stellen om deze oorlog te vermijden dan dient de logistieke rol van de Belgische havens aan de orde te worden gesteld. Het gaat immers niet op te beweren dat België niet deelneemt aan de oorlogshandelingen omdat het geen fregatten naar de Golf stuurt. De vraag moet worden gesteld in hoeverre België verplicht is om in het kader van artikel 5 van het NAVO-verdrag steun te verlenen aan een oorlog tegen een land dat geen aantoonbare daad van agressie heeft gesteld tegen een lid van de NAVO. De vraag kan ook ruimer worden gesteld: in hoeverre hoort België nog thuis in de NAVO, en de NAVO in België, vermits deze alliantie steeds meer verglijdt naar een instrument in functie van een unilateraal opgelegde ‘veiligheidspolitiek’ van de Verenigde Staten?

Ook voor de Belgische politici die zo begaan zijn met het electoraal erg populaire thema veiligheid vormt het dossier een kluif. Is het verantwoord om het land en zijn bevolking bloot te stellen aan het gevaar van terroristische aanslagen, en dit in functie van oorlogsvoorbereidingen die door de meerderheid van de Belgische bevolking worden afgewezen? (cfr. de recentelijk gepubliceerde opiniepeiling in Le Soir) De terroristische aanslag op de Belgische tanker ‘Limburg’ voor de kust van Jemen maken deze vraag nog actueler. In hoeverre is deze aanslag een voorbode van een koerswijziging van de terroristische netwerken die - gehinderd door de steeds strengere veiligheidsnormen in de luchtvaart – nu wel eens de scheepvaart tot doelwit zouden kunnen nemen? Wijst de arrestatie van een vermeend lid van Al Qaeda op donderdag 10 oktober in Antwerpen op een toegenomen interesse van deze terreurorganisatie in de grootste Belgische havenstad?

Ook de lokale Antwerpse coalitie mag zich in dit verband stilaan vragen stellen. Het Antwerpse schepencollege verbood eerder dit jaar een pro-Palestijnse betoging van de Arabisch Europese Liga, met het argument dat de “conflicten in het Midden-Oosten niet geïmporteerd mogen worden in Antwerpen”. Maar in hoeverre importeren wij deze conflicten niet dagdagelijks via onze haven?

En zijn de lokale autoriteiten wel op de hoogte van de inhoud van de konvooien die gesignaleerd werden op de Ijzerlaan en elders? De combinatie tussen de dreiging van het terrorisme enerzijds en de aard van de ladingen anderzijds (wapens en munitie) maakt van deze transporten een veiligheidsrisico van de eerste orde. In hoeverre zijn politie, brandweer en andere interventiediensten op de hoogte van deze transporten? Gaat het bijvoorbeeld om munitie op basis van verarmd uranium?

Laten we elkaar niet mis verstaan. Onze eerste bekommernis blijft dat miljoenen mensen in het Midden-Oosten getroffen zullen worden door deze neokoloniale oorlog om olie die in voorbereiding is. Maar aan dat minderheidsdeel van onze eigen bevolking dat meent onverschillig te moeten blijven tegenover het lijden elders in de wereld willen we er op wijzen dat dit conflict ook henzelf in gevaar brengt.

Een anti-oorlogscampagne in België

Om Winston Churchill, die wij citeerden aan het begin van dit dossier, te parafraseren: uit de ‘bloem’ van een eventuele ‘overwinning’ tegen de verarmde en uitgeputte bevolking van Irak zal enkel een bittere en weerzinwekkende vrucht groeien. Het is daarom beter om nu reeds de stengel van haar logistiek te breken. Dat is waar de anti-oorlogsbeweging in België zich in de komende maanden zal op moeten toeleggen in plaats van zich te verliezen in een schimmenspel rond het al dan niet goedkeuren van de oorlogshandelingen door de Verenigde Naties. Wij mobiliseren voor de vredesmanifestatie van 17 november te Brussel maar ijveren er tegelijk voor dat de vredesbeweging haar eisen aanscherpt. Vonk roept op tot de oprichting van anti-oorlogscomité’s in scholen, bedrijven en wijken ronde de volgende eisen:

*Tegen de oorlog om olie en tegen het kapitalisme!

*Belgische havens wapenvrij!

*Voor een syndicale boycot van het militair transport in de havens!

*België uit de NAVO, de NAVO uit België!

*Stop het moordend embargo tegen Irak!

Op zaterdag 19 oktober, om 13 uur op het Steenplein, zal Vonk voor een eerste maal actie voeren rond deze eisen. Dit is echter maar het begin van een volgehouden campagne die zoals gezegd verder reikt dan enkel de oorlogsdreiging tegen Irak, en de verheviging van het imperialisme in de wereld aan de kaak stelt.

De komende weken en maanden zullen wij door middel van acties de druk op zowel het Antwerpse schepencollege als op de nationale regering opvoeren om tot duidelijke stellingnamen te komen. Wij richten ons daarbij in de eerste plaats tot SP.A en tot Agalev die nu moeten bewijzen dat zij hun anti-oorlogstraditie ook daadwerkelijk hard kunnen maken. Daarnaast roepen wij ook vakbondsmilitanten op om zich bij onze campagne aan te sluiten en hun vakbondsleidingen te bewegen tot stellingname. Wij roepen iedereen die beroepshalve of via andere weg over informatie beschikt over buitenlandse wapentransporten doorheen ons land, om ons dossier te vervolledigen. Belgische arbeiders, bedienden en studenten zullen moeten optreden als wapeninspecteurs in eigen land. Naast Antwerpen roepen we op om ook anti-oorlogscomité’s op te richten elders in het land, en prioritair in de havensteden Gent, Brugge en Oostende. Studenten scholieren roepen wij op om anti-oorlogscomité’s op te richten in de scholen en aan de universiteiten en om dit dossier ter discussie te stellen tijdens lessen, schoolparlementen en andere fora.

Wij zullen de nodige inspanningen leveren om contacten te leggen in Rotterdam, Bremerhaven en andere Europese havens, en om van deze campagne een Europese campagne te maken. Ondertussen zijn de eerste acties in Nederland tegen de aanwezigheid van Amerikaanse oorlogsschepen trouwens begonnen en hebben we al contact met actievoerders.

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 326 1 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken