Op zondag 3 december werd er in Venezuela een raadgevend referendum gehouden , uitgeschreven door de Nationale Vergadering, over het territoriale geschil over het Essequibo-gebied in Guyana. Het escalerende conflict over dit gebied heeft diepe reactionaire implicaties voor beide volken. Het is absoluut noodzakelijk dat communisten een internationalistische positie innemen.
[Dit is een bewerkte en vertaalde versie van twee artikelen gepubliceerd door Lucha de Clases, de Venezolaanse sectie van het IMT]
Het referendum bestond uit vijf vragen, welke (in volgorde) stemmers vroegen of zij:
1. Venezuela ’s “frauduleuze” onteigening van Essequibo uit de Parijs Arbitrage van 1899 verwierpen;
2. de overeenkomst van Genève van 1966 om het vraagstuk op te lossen steunden;
3. het eens waren met de historische Venezolaanse weigering om de “Jurisdictie van het Internationaal Gerechtshof (IGH)” over de kwestie te erkennen;
4. de territoriale claim van Guyana verwierpen;
5. akkoord gingen met de ontwikkeling van het “versnelde plan” om Venezolaanse soevereiniteit te bewerkstelligen.
Het stemmen vond plaats te midden van berichten over een lage opkomst bij de stembureaus. Volgens de officiële data waren de goedkeuringspercentages: 97.83 procent voor de eerste vraag, 98.11 procent voor de tweede, 95.40 procent voor de derde, 95.94 procent voor de vierde, en 95.93 procent voor de vijfde. De officiële opkomst was 10.5 miljoen stemmen, wat representatief is voor 50 procent van de stemgerechtigden.
Hoewel iedereen een "Ja"-overwinning verwachtte, hoopte de PSUV-regering op een hogere opkomst, gezien haar intensieve en miljoenen kostende chauvinistische campagne, wat een weerspiegeling is van een algemene apathie ten opzichte van alle politieke processen en instellingen, terwijl de arbeiders en armen worstelen met de basisbehoeften van het leven en geconfronteerd worden met voortdurende aanvallen op hun rechten.
Belangen op het spel
Na een lange periode waarin het territoriale conflict om Essequibo in de ijskast was gezet, is het in 2015 weer opgelaaid als gevolg van olie- en gasverkenningen in de betwiste Atlantische zone, die geautoriseerd worden door de Guyanese overheid.
De Essequibo-regio beslaat een gebied van 159.500 vierkante kilometer – groter dan Portugal – waarover Venezuela claims heeft die door de VN zijn erkend. Dit gebied blijft onder de jurisdictie van de Coöperatieve Republiek Guyana, en beslaat ongeveer 75 procent van haar territorium.
Deze stand van zaken is het resultaat van het Akkoord van Genève (1966), dat drie maanden voordat Guyana zich onafhankelijk verklaarde van het Verenigd Koninkrijk bereikt werd. Daarin werden de partijen opgeroepen om te zoeken naar een onderhandelde oplossing van het geschil, onder bemiddeling van de Verenigde Naties, wat in de praktijk leidde tot een patstelling vanwege de weigering van de Guyanese en Venezolaanse bourgeoisie om ook maar de geringste concessie te doen.
Essequibo beschikt over enorme mineraal-, bos-, water-, en biodiversiteitsbronnen, maar wat het meest opvalt zijn de energiebronnen. Directe buitenlandse investeringen voor de extractie van olie en gas zijn de laatste jaren met 110 procent gegroeid, wat verklaart waarom Guyana op dit moment de snelst groeiende economie ter wereld is.
De kwestie is aangescherpt door de wereldwijde energiecrisis, die nog verergerd is door wereldwijde geopolitieke conflicten (de oorlog in Oekraïne en de blokkade van de Russische energie-export) en gewapende conflicten in regio's die energiebronnen produceren (zoals het bloedige Israëlische militaire offensief tegen de Palestijnse bevolking van Gaza en de dreiging van een grotere oorlog).
De imperialistische VS heeft haar banden met Guyana versterkt, met een toenemend aantal ontmoetingen op hoog niveau tussen de twee staten, en de ontwikkeling van gezamenlijke en internationale militaire oefeningen op Guyanees grondgebied. Het is overduidelijk dat de VS probeert om de voorsprong van zijn multinationals op de Europese en Chinese concurrentie veilig te stellen en uit te breiden.
Venezuela heeft bezwaar gemaakt tegen de exploitatie van deze bronnen door de multinational Exxon Mobil, waarvan het land claimt dat deze het Akkoord van Genève en het internationaal recht schendt. Iets wat de Venezolaanse regering niet meldt is dat, naast Exxon Mobil, bedrijven die partner zijn van PDVSA in gezamenlijke ondernemingen met Venezuela (het Amerikaanse Chevron en het Chinese CNOOC), ook deelnemen aan de exploitatie van de bronnen in dit gebied.
Guyana had het IGH gevraagd om preventieve maatregelen te nemen om het Venezolaanse referendum te voorkomen, want het beschouwde het als een "bedreiging". Het hof deed op vrijdag 1 december uitspraak en veroordeelde het referendum niet, maar vroeg Venezuela geen maatregelen te nemen die het geschil tussen de twee landen zouden verergeren.
Geschiedenis van de kwestie
Het territoriale conflict tussen Venezuela en Guyana is geworteld in Europees kolonialisme. Het gebied genaamd Essequibo was onderdeel van de Capitania General de Venezuela in de Spaanse kolonie Gran Colombia, welke haar emancipatieproces in 1810 begon. De oostgrens van het gebied lag langs de Essequibo-rivier. In 1814 werden de provincies onder Nederlandse koloniale heerschappij die aan Venezuela grensden, verkocht aan Groot-Brittannië.
De verzwakte Venezolaanse bourgeoisie plaatste haar vertrouwen in het Amerikaans imperialisme, dat als dominante macht op het continent opkwam. De regering van de VS stelde in 1895 voor om het dispuut te beslechten door middel van arbitrage, en zowel de Amerikanen als de Britten gingen in 1897 bilateraal akkoord om op deze manier verder te gaan.
Zo werd er in 1899 een Arbitraal Vonnis gewezen in Parijs zonder deelname van de Venezolaanse vertegenwoordiging, met vijf rechters: twee Britten, twee Amerikanen en een Rus. Zoals te verwachten was, legitimeerde de uiteindelijke beslissing (die in werkelijkheid achter de schermen werd genomen), uitgevaardigd op 3 oktober 1899, de Britse onteigening van het uitgestrekte gebied van de Essequibo. Guyanese functionarissen hebben de soevereiniteit van hun land over de Essequibo altijd op dit vonnis gebaseerd.
Het Britse Rijk erkende de onafhankelijkheid van Gran Colombia (waarvan Venezuela onderdeel was) in 1825, en in 1831 (met het uiteenvallen van Gran Colombia) voegde het de Nederlandse provincies samen en schiep hiermee Brits Guyana. Jaren later dwong de ontdekking van goud in de Essequibo de eerste kolonisten om over te steken naar Venezuela, met bloedige gevolgen.
Venezuela en de Britse kroon bereikten in 1850 een overeenkomst waarin beide landen zich ertoe verbonden het grondgebied in kwestie niet te bezetten, maar deze belofte werd niet nagekomen door de Britse kroon, die bleef uitbreiden tot aan de monding van de Orinoco-rivier (die momenteel de oostgrens van Venezuela vormt). Er waren zelfs plannen om Apure, wat nu onderdeel is van de staat Venezuela, in te lijven bij Brits Guyana.
De verzwakte Venezolaanse bourgeoisie plaatste haar vertrouwen in het Amerikaans imperialisme, dat als dominante macht op het continent opkwam. De regering van de VS stelde in 1895 voor om het dispuut te beslechten door middel van arbitrage, en zowel de Amerikanen als de Britten gingen in 1897 bilateraal akkoord om op deze manier verder te gaan.
Zo werd er in 1899 een Arbitraal Vonnis gewezen in Parijs zonder deelname van de Venezolaanse vertegenwoordiging, met vijf rechters: twee Britten, twee Amerikanen en een Rus. Zoals te verwachten was, legitimeerde de uiteindelijke beslissing (die in werkelijkheid achter de schermen werd genomen), uitgevaardigd op 3 oktober 1899, de Britse onteigening van het uitgestrekte gebied van de Essequibo. Guyanese functionarissen hebben de soevereiniteit van hun land over de Essequibo altijd op dit vonnis gebaseerd.
Na de Tweede Wereldoorlog was de wereld getuige van talloze revoluties en opstanden in de koloniën onder Europese heerschappij in Afrika, Azië en de Amerika’s. In 1950 werd de People’s Progressive Party (PPP) opgericht in Brits Guyana. Deze won in 1953 een meerderheid van de zetels bij de eerste verkiezingen en werd toegelaten tot de Nationale Vergadering.
De belangrijkste leider van de partij, Cheddi Jagan, werd premier van een regering onder Britse leiding. De linkse ideeën die door Jagan werden gepromoot, hoewel ze slechts reformistisch waren, baarden de Britten en Amerikanen zorgen in een wereld die door de spanningen van de Koude Oorlog getekend werd. Maanden na de verkiezingen stuurde Groot-Brittannië troepen naar Guyana, zette het Jagan af en ontbond het de zittende regering. Vervolgens begon de VS een splitsing binnen de PPP aan te moedigen, langs reactionaire raciale lijnen. Deze splitsing werd geleid door Forbes Burnham, die het People’s National Congress (PNC) oprichtte.
In Venezuela sloten de partijen AD, COPEI en URD na de val van dictator Marcos Pérez Jiménez in 1958, als gevolg van een volksopstand, het Pact van Punto Fijo. Hierin werden onder andere de Amerikaanse belangen in ons land [Venezuela - vert.] beschermd.
Aan Guyanese zijde werden er in 1961 nieuwe verkiezingen gehouden, die met slechts een kleine marge door de PPP werden gewonnen, waardoor Jagan opnieuw een gelimiteerde regering kon leiden. Deze regering werd onmiddellijk gedestabiliseerd door racistisch gemotiveerd geweld, dat werd aangewakkerd door Washington, met samenwerking van de CIA en de Britten, in samenspanning met de Venezolaanse bourgeoisie.
Volgens Document 523 van Volume XXXI van het Bureau van de Historicus van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Venezuela, heeft de regering van Raúl Leoni meegedaan aan een door de CIA geleide samenzwering om 100 huurlingen op te leiden, de destabilisering van Guyana te financieren, een coup d’etat tegen Jagan op te zetten en hem en zijn vrouw te ontvoeren naar Venezuela.
Deze plannen werden echter niet uitgevoerd, en deze duistere episode wordt bijna geheel vermeden door de Venezolaanse geschiedschrijving over het dispuut met Guyana. Het is belangrijk om te begrijpen hoe deze territoriale claim veranderde van een rechtvaardig protest tegen koloniale en imperialistische onteigening in een reactionaire eis tegen het proces van nationale bevrijding van het Guyanese volk.
Na talloze onderhandelingen werd op 17 februari 1966 een akkoord bereikt door Venezuela, het Verenigd Koninkrijk en het bijna onafhankelijke Brits Guyana. Deze partijen ondertekenden het Akkoord van Genève waarin zij afspraken om een vreedzame oplossing te zoeken voor de kwestie, waarbij in ieder conflict bemiddeld zou worden door de VN. Deze regeling zorgde voor de oprichting van een Venezolaans-Guyanese commissie die in een tijdsspanne van vier jaar een einde aan de kwestie moest maken, hetgeen stagneerde doordat beide bourgeoisies weigerden om maar enigszins in te gaan op elkaars eisen.
In oktober 1966 bezetten militaire en civiele manschappen van Venezuela het eiland Anacoco. Het jaar daarop had Venezuela de hand in de totstandkoming van de Inheemse Conferentie van Kabakaburi, die opriep tot de ontwikkeling van de Essequibo onder Venezolaanse soevereiniteit. In 1968 breidde Venezuela zijn territoriale wateren met ongeveer 12 mijl uit in het betwiste gebied, een daad die door de Guyanese regering werd veroordeeld.
Tot slot steunde de Venezolaanse regering de separatistische opstand in de Rupununi, die in 1969 tussen de 70 en 100 mensen het leven kostte, en maakte ze opnieuw met reactionaire bedoelingen gebruik van de eisen van de inheemse bevolking. In het licht van dit alles is het duidelijk dat de historische legitimiteit van de Venezolaanse territoriale claim verloren is gegaan.
Verergerd nationalisme aan beide kanten
De Venezolaanse claim op Guyanees Essequibo is een van de speerpunten die de traditionele bourgeoisie historisch heeft aangehaald om haar gefrustreerde ambities naar regionale macht en overheersing te uiten. Het werd eveneens gebruikt om de bevolking af te leiden en te manipuleren, zowel tijdens periodes van verhitte klassenstrijd als tijdens verkiezingen.
Men kan waarnemen hoe de meeste delen van het politieke spectrum zichzelf afschilderen als de grootste voorvechter van de belangen van de natie in dit vraagstuk. De pro-imperialistische oppositiegroepen steunen allemaal de Venezolaanse soevereiniteit over Essequibo, waarbij ze alleen over de methodes van mening verschillen: sommigen geven een voorkeur aan referenda, anderen stellen dat de kwestie voor het IGH moet worden gebracht.
De verschillende oppositiefracties zijn de erfgenamen van het Puntofijismo, dat het land plunderde ten voordele van de Creoolse elites en hun buitenlandse partners, en dat volks-, arbeiders- en linkse leiders vervolgde en vermoordde. Sinds het begin van deze eeuw hebben deze zelfde figuren er geen moeite mee om staatsgrepen te organiseren, op te roepen tot buitenlandse militaire interventie, opdracht te geven tot invallen door Amerikaanse huurlingen en economische sancties tegen hun eigen land te promoten. Het verbaast ons niets dat ze geen bezwaar hebben tegen Guyana.
Aan de andere kant zien we hoe de PSUV-regering de nationalistische kaart speelt, na de lonen en de fundamentele rechten van de arbeidersklasse compleet te hebben vernietigd, en vooraan stond om kapitalisten van over de hele wereld uit te nodigen om de goedkoopste arbeid van de planeet te komen uitbuiten. De intensivering van het conflict heeft de PSUV een kans gegeven om de bevolking afgeleid te houden van de vele problemen die in het land heersen. Ondertussen gaan de tegen het volk gerichte aanpassingsmaatregelen, gecombineerd met de onderdrukking en het schenden van politieke en democratische rechten, gewoon door.
Met betrekking tot het referendum probeert Maduro het beeld te versterken dat hij de “leider van de natie” is in het licht van de buitenlandse dreiging die uitgaat van Exxon Mobil, het Amerikaans imperialisme en Guyana, waarmee hij het anti-imperialistische sentiment van brede lagen van de bevolking manipuleert en verdraait. Sommige delen van de linkervleugel van het chavismo hebben beschamend gecapituleerd voor de groep die oproept tot het neerleggen van eisen en het “sluiten van de rangen” voor het vaderland.
Aan Guyanese zijde zijn de zaken niet erg anders. Op 24 november leidde de Guyanese president Irfaan Ali in het gezelschap van militaire officieren een nationalistische bijeenkomst op de Pakarampa-berg, enkele kilometers van de Venezolaanse staat Bolivar, waar hij de “Eed van Nationale Trouw” voordroeg en er een gigantische Guyanese vlag werd gehesen.
De PPP-regering heeft de optie opgeworpen om door het buitenland gesteunde militaire bases op te zetten in Essequibo, en heeft daarnaast een bezoek van gedelegeerden van het Ministerie van Defensie van de VS aangekondigd. Al deze acties en bedreigingen vormen gevaarlijke provocatieve handelingen, waar wij van Lucha de Clases – IMT Venezuela stellig op tegen zijn.
Zo zijn wij getuige van hoe woordvoerders van beide regeringen in toenemende mate de retoriek steeds verder opvoeren, onder de waakzame ogen van de verschillende imperialistische machten. De heersende klassen van Venezuela en Guyana verzoeken de arbeiders hun problemen te vergeten en hun aandacht te richten op de dreiging van over de grens, met behulp van miljoenen kostende publiciteitscampagnes.
De arbeiders in de steden en op het platteland, zowel Guyanezen als Venezolanen, worden uitgenodigd tot een gevaarlijk spel, waarbij alleen wij zullen doden als het conflict escaleert in een oorlogsscenario. We moeten hier duidelijk over zijn: de elites aan beide kanten van de grens geloven alleen in de soevereiniteit van hun bankrekeningen.
Voor een internationalistisch klassenstandpunt
Wij erkennen dat het gebied van de Essequibo van Venezuela is afgenomen als onderdeel van het expansionisme van het Britse rijk in de 19e eeuw, in een zoektocht naar goud en een sterke positie aan de oevers van de Orinoco-rivier.
De turbulente eerste vijf decennia van de 20e eeuw introduceerden nieuwe elementen in de vergelijking; met name de opkomst van de Sovjet-Unie als een vooraanstaande speler, de ontwikkeling van de Koude Oorlog en de revoluties in de koloniale wereld. De combinatie van alle bovengenoemde factoren veranderde de Venezolaanse claim in het tegengestelde.
Het Guyanese arbeidersvolk vocht voor zijn emancipatie van het Verenigd Koninkrijk, tegen interventies van Britse troepen, couppogingen en rassenconflicten die door de VS werden gesponsord. Gedurende dit hele proces was de Venezolaanse bourgeoisie een bruggenhoofd voor imperialistische belangen tegen Guyana. Het gebruikte de aanspraak op de Essequibo als wapen om het nationale bevrijdingsproces van een broederlijk volk te verstoren.
We moeten het vraagstuk van de zelfbeschikking van de bevolking van Essequibo niet uit het oog verliezen. Wij hebben verteld dat deze gebieden bevolkt worden door verschillende inheemse groepen, waarvan sommigen zich niet identificeren met nationale identiteiten, maar de absolute meerderheid van de bevolking voelt zich onderdeel van Guyana.
Wij stellen linkse patriotten de volgende vraag: zouden zij bereid zijn om steun te bieden aan de onderwerping van een broedernatie die niet Venezolaans wil zijn? Als het antwoord ja is, is het opvallend om te zien hoe sommigen enerzijds uiting geven aan de terechte solidariteit met Palestina, terwijl zij ondertussen bereid zijn te accepteren dat Venezuela een rol zal spelen die overeenkomsten heeft met die van Israël.
Lenin zei in zijn werk Over het recht der naties op zelfbeschikking (1914):
“Het belang van de arbeidersklasse en van haar strijd tegen het kapitalisme vereist de volledige solidariteit en de onverbrekelijke eenheid van de arbeiders van alle naties, vereist verzet tegen de nationalistische politiek van de bourgeoisie, van welke nationaliteit ook.” En in dezelfde tekst merkt hij op dat: “Wie het proletariaat wil dienen, moet de arbeiders van alle naties verenigen en onverzettelijk strijden zowel tegen het eigen burgerlijke nationalisme als tegen het vreemde.”
Het kan niet duidelijker.
Aangezien we weten dat onze woorden door sommige chauvinisten gemanipuleerd kunnen worden, hebben we ook nooit gezegd dat de Venezolaanse revolutionairen van vandaag de kant van de Guyanese regering moeten kiezen, die onderdanig is aan het Amerikaanse imperialisme. Als er een militaire basis van de VS in Guyana wordt geïnstalleerd, zullen de heersende klassen van dit land dienen als een bruggenhoofd voor agressie tegen ons volk.
Het is om deze reden dat wij, net zo sterk als wij het gemanoeuvreer van de PSUV en het chauvinisme van de traditionele bourgeoisie veroordelen, ook de acties van de Guyanese bourgeoisie en pro-imperialistische regering veroordelen. Er mag nooit vergeten worden dat het nationale vraagstuk in eerste instantie een klassenvraagstuk is.
Zal er oorlog komen? Een diplomatieke oplossing die bevredigend is voor alle partijen, is op zijn zachtst gezegd utopisch. Venezolaanse soevereiniteit over Essequibo kan alleen door oorlog worden bereikt. Maar gegeven dat Guyana een militair bondgenootschap met de Verenigde Staten is aangegaan, lijken de kansen van slagen van een militaire campagne nihil. Desalniettemin staat Maduro onder immense druk om opvolging te geven aan het proces dat hij in gang heeft gezet als gevolg van dit referendum. Geen enkel scenario kan uitgesloten worden.
Het is noodzakelijk om een internationalistisch standpunt in te nemen, in het licht van het beschamende chauvinisme van de uitbuiters aan beide kanten en de jingoïsten van alle kleuren. De werkende mensen, zowel ten westen als ten oosten van de Essequibo-rivier, hebben dezelfde vijanden: de imperialistische aasgieren en hun verraderlijke bourgeoisies. Klassenoorlog, gericht op het omverwerpen van het kapitalistische sociale stelsel, is de enige vorm van oorlog die we bereid moeten zijn te voeren.
De enige weg naar een echte en rechtvaardige oplossing is dat de arbeiders van beide landen, aan het hoofd van alle onderdrukten, hun respectieve heersende klassen omverwerpen en daarna aftrappen met de opbouw van het socialisme. Alleen op deze weg, bevrijd van het juk van degenen die ons ons hele leven hebben geplunderd, en binnen het kader van een Socialistische Federatie van Latijns-Amerikaanse en Caribische Staten, zal het mogelijk zijn om de rijkdom van deze regio te gebruiken ten gunste van de hele bevolking.
Met dezelfde moed als Karl Liebknecht in 1914 moeten consistente revolutionairen de slogan roepen:
“Geen oorlog, de hoofdvijand bevindt zich in eigen land.”