Wanneer ben je zelf politiek actief geworden? Hoe was de sfeer toen binnen de linkerzijde?

Toen ik 18-19 jaar was, werd ik actief binnen de Socialistische Partij (SP). Dat was in de jaren ’60. Rond ’65 was er een grote weerstand bij de jeugd, sterk onder invloed van de Cubaanse Revolutie. Er werden veel discussies gevoerd binnen de socialistische beweging over strategie. Wij waren toen in Viña del Mar, een industriestad vlakbij de havenstad Valparaiso. Onze afdeling van de SP was zeer combattief, de meerderheid werd gevormd door industriële arbeiders. Er was daar ook een oudere kern van trotskisten die in de SP werkten, zo kwamen wij in contact met trotskistische ideeën. Die ideeën werden vermengd met de emotie van de Cubaanse Revolutie.

Onze strijdbaarheid en ideeën leidden tot een serieuze confrontatie met de conservatieve leiding van de partij, en zij slaagden erin ons op een bureaucratische manier uit de leiding van de partij te zetten. Die confrontatie ging over de visie op partijdemocratie, want hoewel de SP democratischer was dan de burgerlijke partijen, heerste er toch nog geen echte democratie. De bureaucratische manoeuvres van de leiding tegen ons zorgden in Viña del Mar voor een grote reactie van de arbeiders, die reeds onrustig waren.

Wij hebben toen een soort marxistische school opgericht, die een enorme kracht kreeg want de mensen waren geïnteresseerd in nieuwe ideeën. Die marxistische school is de levende kern van de partij geworden in Viña. Iedereen kwam er om te discussiëren over strategie enzovoort. Daaruit is een gestructureerde groep geboren die de basis vormde voor een linkse groep binnen de SP. Dat was een prelude tot de toekomstige elementen. Ik vertel dit om aan te tonen dat de tendensen naar links in die periode een organische basis in de massa hadden.

Wat was de verhouding van Allende tot de linker- en de rechterzijde binnen de partij?

Allende zelf stond eigenlijk zowat boven de verschillende fracties binnen de partij, hoewel hij tegen het einde zeker meer bij rechts aanleunde. Eigenlijk kan je hier een vergelijking maken met het bonapartisme. De ene keer steunde Allende op de linkerzijde van de partij, de andere keer op de rechterzijde, om zo zijn persoonlijke controle te versterken.

Door de druk van de linkerzijde in de tweede helft van de jaren ’60 kwam er een verandering van de leiding. Zij gingen meer naar links onder leiding van Altamirano. Ik herinner mij dat ik als vertegenwoordiger aanwezig was op een partijcongres, ik denk in ’67. De belangrijkste discussie was toen of we konden samenwerken met bepaalde sectoren van de burgerij, de zogenaamde ‘nationalistische’ burgerij. Wij waren toen tegen de ideeën van de Allendistische stroming die zo’n samenwerking voorstond. We beargumenteerden dat het een illusie was zo’n ‘nationalistische’ burgerij te kunnen vinden en ermee te kunnen samenwerken. Dat congres zag een versterking van de linkse, revolutionaire tendensen binnen de partij, hoewel we nog in een minderheid waren.

Toch hebben die linkse tendensen toen een heel belangrijke fout gemaakt. Door de bureaucratische manoeuvres van de rechterzijde tegen ons, zochten wij, de linksen, meer contact met de MIR [de Beweging van Revolutionair Links, een uiterst-linkse beweging die voornamelijk uit studenten en intellectuelen bestond, die wel correcte kritieken maakten van de regering van Allende maar tegelijk zichzelf marginaliseerde van de massabeweging door haar ‘guevaristische’ tactieken, n.v.d.r.]. Ons gevecht met de rechterzijde leidde uiteindelijk zelfs tot een openlijke breuk en we stapten uit de SP vlak voor de verkiezing van Allende. Daardoor werd echter niet alleen de MIR versterkt, maar ook de rechterzijde binnen de SP, die nu veel minder oppositie kreeg van links binnen de partij.

Welke hoop en verwachtingen leefden er onder de massa nu Allende aan de macht kwam? Wat voor soort regering was het eigenlijk?

Allende is verkozen in ’70. De dag van zijn aantrede bezetten de arbeiders meer dan 80 procent van de industrie. Dat toont de diepte van het proces toen en wat de mogelijkheden waren. De mensen dachten: “dit is onze regering, dus nu gaan ze het socialisme invoeren”.

In Europa werd toen de discussie gevoerd over wat voor regering die van Allende was. Meestal werd gezegd dat het een volksfrontregering was [naar het voorbeeld van de volksfrontregeringen in de jaren ’30 zoals het Spaanse Volksfront of de Franse regering van Leon Blum, regeringsallianties tussen de arbeidersvertegenwoordigers en de zogenaamde ‘progressieve’ burgerij tegen het gevaar van het fascisme, n.v.d.r.]. Wij stelden dat de regering van Allende geen volksfront was, want dit is een structurele collaboratie tussen de arbeidersleiding en de bourgeoisie zoals bijvoorbeeld in ’38 in Chili. In de regering van Allende speelden vertegenwoordigers van de bourgeoisie weinig of geen rol.

In de jaren ’70 waren de taken van de burgerlijk-democratische revolutie al vervuld in Chili. De burgerlijk-democratische taken in de onderontwikkelde landen zijn de nationalisatie van de grond, landhervorming en industrialisering. Vanaf de jaren ’60 waren de Amerikanen niet meer geïnteresseerd in monoculturen en maakten zij openingen naar een politiek van gedeeltelijke nationalisaties, bijvoorbeeld in de grondstoffensector. De christen-democraten hadden tijdens de jaren ’60 de zogezegde ‘chilenisatie’ van de kopermijnen doorgevoerd. Vanwaar kwam die verandering in de politiek van het Amerikaanse imperialisme? Door de Cubaanse Revolutie werden de VS geconfronteerd met het probleem van de landhervorming. Zonder deze hervorming kwam er geen serieuze industrialisering op gang en konden ze onder de mensen geen steun krijgen voor het imperialisme. Bijgevolg gingen ze landhervorming stimuleren en beperkte nationalisaties van sommige grondstoffen. Bovendien zouden die landen zo de nodige financiële middelen krijgen om producten van de VS te kopen. Trotski legde al uit met zijn theorie van ongelijke en gecombineerde ontwikkeling dat plotse veranderingen in de onderontwikkelde landen teweeggebracht kunnen worden door de politiek van de ontwikkelde kapitalistische landen.

Die ongelijke en gecombineerde ontwikkeling geldt trouwens ook voor de vormen van strijd. De boeren namen bijvoorbeeld steeds meer de methoden van de arbeidersklasse over, ze gingen zich organiseren in vakbonden. Doordat de imperialisten verplicht waren landhervorming te bepleiten kregen de boeren plots van zowel het proletariaat als de bourgeoisie hetzelfde programma! Dat gaf een enorme impuls aan de boerenstrijd.

Met de aankomst van Allende aan de macht kwamen de arbeiders en boeren eigenlijk aan de macht. Maar er was geen overeenstemming tussen de sociale realiteit en de politieke realiteit, het beleid van de regering. Ze voerden wel een beperkt plan van nationalisering door, maar de arbeiders wilden verder gaan. Als reactie daarop kwam de regering tussen om de fabrieken te ontzetten en terug te geven aan de burgerij. Vanaf het begin voerde de regering dus vaak een beleid dat totaal indruiste tegen het socialisme.

Wat was de rol van de Communistische Partij (CP) in de regeringscoalitie van Allende, de Unidad Popular (UP)?

De CP was structureel krachtiger dan de SP. Binnen de SP was meer democratie, en dus waren er meer tendensen, wat leidde tot verhitte discussies binnen de partij. De CP was georganiseerd volgens strikt stalinistische lijn. Hoewel de SP de meerderheid vormde in de regering, was de gevoerde politiek meestal die van de communisten. Het teruggeven van de industrie aan de kapitalisten was bijvoorbeeld een idee van hen omdat Chili zogezegd nog niet klaar was voor socialisme. De ‘communistische’ leiders stelden zich vaak zeer arrogant op tegenover de arbeiders. Zo heeft Julieta Campusano, de ‘communistische’ minister van Arbeid, de hoofdvertegenwoordigers van de cordones industriales [arbeidersraden, zie verder voor meer uitleg, n.v.d.r.] klappen in het gezicht gegeven en publiekelijk vernederd. Allende volgde overigens ook de lijn van de ‘communisten’.

Ook de Movimiento de Izquierda Revolucionaria (MIR) was in die dagen zeer actief. Wie waren zij juist?

De MIR kwam voort uit de universiteit van Concepcion, uit studenten die afgesplitst waren van de christen-democraten en de socialisten. Zij waren op hun hoogtepunt met een 3.500 à 4.000 leden. Er bestonden diverse tendensen binnen de MIR en er waren splitsingen rond typische strategische kwesties zoals abstentionisme bij verkiezingen, guerrilla, guevarisme enzovoort. Wij vormden een tendens binnen de MIR, we waren in contact met resten van de trotskisten en organiseerden samen met hen een tendens. De leiding van de MIR was echter zeer streng en stalinistisch.

Eigenlijk hebben ze nooit echt de aard van de regering van Allende begrepen. Zo riepen ze bijvoorbeeld in 1970 op om niet te gaan stemmen, maar later vormden ze dan weer de linkervleugel van de regering. Door niet op te roepen om voor Allende te stemmen, heeft de MIR een belangrijke kans laten liggen. In de fabrieken organiseerden de arbeiders een soort van verkiezingscomités. Die waren een soort ‘présovjets’, arbeidersraden in wording, en ze hebben veel bijgedragen aan de overwinning van Allende. Voor ons was het belangrijk om in die comités te werken, maar de MIR heeft dit nooit begrepen.

Vertel eens wat meer over de rol die arbeiderscomités hebben gespeeld in het revolutionaire proces.

Toen Allende aan de macht was, begonnen zich echte comités van arbeiders te vormen, de cordones industriales, een typische fase van dubbele macht. Zij waren het embryo van sovjets, de arbeidersraden zoals die bestonden in Rusland aan de vooravond van de revolutie in 1917 [die arbeidersraden waren een vorm van dubbele macht tegenover de burgerlijke regering, zij hadden vaak de concrete macht in handen zoals Lenin beargumenteerde in zijn Aprilstellingen, daarom baseerden de bolsjewieken zich op die arbeidersraden voor de socialistische revolutie, n.v.d.r.]. In Chili waren de cordones nog maar het embryo van sovjets omdat ze nog niet nationaal georganiseerd waren, slechts lokaal in de steden.

Op sommige momenten gebeurde de discussie over strategie meer in die comités dan in de partijen. Op het laatste congres van de SP, in 1971, was er zelfs bijna geen discussie. Het bewustzijn van de mensen over de socialistische regering werd goed vervat in de uitspraak van de mensen “Este gobierno es nuestro gobierno pero un gobierno de mierda.” (Dit is onze regering, maar een kloteregering.) Deze uitspraak legt goed het klassengevoel uit.

De leiding van de cordones industriales was echter niet altijd direct gepolitiseerd, maar hield zich dikwijls bezig met de concrete problemen. Dat was het probleem: het ontbreken van een duidelijke politieke leiding binnen de cordones die wist waar ze naartoe wou met een duidelijke strategie daarvoor.

Op een bepaald moment kwamen ook andere vormen van organisatie op, bijvoorbeeld de Juntas de Abastecimiento y Precios (JAP, comités van bevoorrading en prijzen). Dat waren een soort controleorganen van het volk in de arbeiderswijken om te strijden tegen de zwarte markt, ze controleerden de handelaars. Wegens de toename van de zwarte markt, als gevolg van de economische sabotage door de bourgeoisie en de imperialisten, en de intrede van de militairen in de regering vanaf 1972, kwamen de JAP echter meer onder de controle van de militairen, waardoor ze uit handen van de arbeiders werden genomen en werden geïnstitutionaliseerd. De regering was op dat moment steeds meer een bonapartistische regering aan het worden en minder een volksregering.

Wat deed de bourgeoisie om de macht van de cordones te breken? En wat was de houding van de regering tegenover de cordones?

In het parlement hadden de burgerlijke partijen nog steeds de meerderheid, waardoor ze gemakkelijk manoeuvres konden uitvoeren. Allende is, om de institutionele vormen op te houden, in de archieven van de staat een decreet gaan zoeken om te interveniëren in de bezette fabrieken. Dan werd een overheidsvertegenwoordiger in de bezette bedrijven geparachuteerd om het sociale conflict op te lossen. Zij hadden een grote macht en gebruikten die tegen de arbeiderscomités. Ze gaven wel als toegeving bepaalde faciliteiten in de productie. In textielfabrieken bijvoorbeeld meters stof gratis voor de arbeiders die er werkten. Maar dit was ook een bewuste tactiek, want daardoor ging de zwarte markt toenemen en dat zorgde voor verdeeldheid onder de arbeiders. Langs de ene kant waren er arbeiders die in de moeilijke economische omstandigheden die extraatjes verwelkomden, langs de andere kant zagen de meer bewuste arbeiders de gevaren in van de toename van de zwarte markt, wat de regering zou ondergraven.

Mensen die de gebeurtenissen in Chili niet beschouwen vanuit een klassenperspectief, halen nogal makkelijk het feit aan dat de arbeiders uit de kopermijnen staakten tegen Allende. Ze plaatsen dit samen met de staking van de ‘camioneros’ in het offensief van rechts tegen de linkse regering. Wat was de aard van die stakingen?

De staking in de kopermijnen was zeker niet onderdeel van het rechtse offensief, maar was een antwoord op de beslissing van de regering om het stakingsrecht in te perken en was dus een gerechtvaardigde strijd. Allende wilde de vakbond van de kopermijnen controleren, want op dat moment heerste er onrust onder de mijnwerkers, die loonsverhoging eisten. Het antwoord van Allende was: “Wacht met die looneisen, wij zijn aan het socialisme aan het bouwen”. Op dat moment waren zij echter al twee jaar zogezegd aan het socialisme aan het bouwen, terwijl ze elke kans voorbij lieten gaan en vaak zelfs overgingen tot contrarevolutionaire handelingen, zoals het teruggeven aan kapitalisten van fabrieken die onder arbeiderscontrole waren.

Het ging dus om een conflict tussen vakbonden en de regering, waarbij de regering het stakingsrecht probeerde in te perken om zo de mijnwerkers in bedwang te houden. Daardoor kwamen de vakbonden van de mijnwerkers meer onder leiding van de christen-democraten, want de socialisten en communisten waren loyaal aan de regering.

De staking van de mijnwerkers kreeg daarna steun van sectoren die sterk samenhangen met de mijnen, zoals de transportsector. De vrachtwageneigenaars (camioneros) gingen ook in staking. Zij behoorden echter tot de middenklasse, en hun staking paste wel degelijk in het rechtse offensief. De reactie van de arbeiders was stoppen met hun staking, want ze zagen het klassenkarakter van de staking van de camioneros. De camioneros en de kleine handelaars gingen echter door met hun staking. Natuurlijk werden de camioneros gefinancierd door de CIA, maar dit is niet de hoofdfactor. Wat deze staking vooral aantoont, was dat Allende de steun van de middenklasse aan het verliezen was. In 1971 kende de Unidad Popular nog een klinkende overwinning in de gemeenteraadsverkiezingen, waar ze 51 procent van de stemmen haalden. Op dat moment stond er dus een aanzienlijk deel van de kleinburgerij ook aan de kant van de regering. In 1972 begon de regering die steun echter te verliezen, want ze had geen serieus antwoord op het offensief van rechts en de economische sabotage, waardoor de stabiliteit van Chili sterk achteruitging. En de middenklasse begon op dat moment weer naar stabiliteit te verlangen.

Was het revolutionaire proces in Chili geïsoleerd van de rest van Latijns-Amerika of was er daarentegen wederzijdse invloed?

Eind jaren ’60 lieten de industriële arbeiders hun kracht zien in heel Latijns-Amerika, in Brazilië, Bolivia, Peru enzovoort. Ook in Argentinië was er in 1969 de beroemde opstand in Cordoba, de Cordobazo. De oude boerenstrijd had toen plaats moeten ruimen voor een nieuwe actor, het stedelijke proletariaat. Doordat die nieuwe kracht in de politiek verscheen, kwam er ook een breuk in de leiding van de massa. De leiding veranderde. Dit proces heeft echter niet zo lang geduurd en is vroegtijdig afgebroken. In de jaren ’70 waren er in heel Latijns-Amerika veel dictaturen, met als gevolg dat ook het revolutionaire proces in Chili werd verzwakt en half geïsoleerd geraakte.

Ook de rol van Cuba was belangrijk. In juli ’71 bracht Fidel Castro een bezoek aan Chili. Dat was voor ons een symbolisch breekpunt met het imperialisme. Maar Fidel zelf had een tegenstrijdige positie. Enerzijds was hij zich bewust van de mogelijkheid tot reactie van de bourgeoisie en riep hij daarom op voor de bewapening van de Chileense arbeiders. Anderzijds riep hij om een akkoord met de linkerzijde van de christen-democraten, terwijl zo’n akkoord op dat moment niet meer mogelijk was en de christen-democraten het rechtse offensief steunden. Ik herinner me nog dat ik toen met Fidel in confrontatie ben gegaan in een vergadering van de provinciale regering. We hadden een discussie over de rol van de burgerij en ik stelde dat collaboratie met de zogenaamde progressieve burgerij gevaarlijk was. Fidel antwoordde altijd maar met: “Bij ons in Cuba dit en bij ons in Cuba dat”. Ons antwoord was heel eenvoudig: “Bij jullie in Cuba is de burgerij eruit gegooid!” Die standpunten kwamen trouwens niet uit het niets. In 1971 had er in Cuba een omslag plaats tussen de generaties. De oude revolutionairen moesten plaats ruimen voor nieuwe bureaucraten die het beleid van Moskou volgden omdat Cuba afhankelijk was van Rusland. Aangezien de Russische bureaucratie geen baat had bij de wereldrevolutie, stopte het Cubaanse regime met steun aan de guerrilla en oproepen tot wereldrevolutie.

Hoe is de Chileense revolutie dan uiteindelijk kunnen mislukken?

Zoals ik al vertelde kende de ontwikkeling van de arbeidersraden, de cordones, een forse toename. Zij gingen de confrontatie aan met de regering en het parlement, waar nog steeds een meerderheid van de burgerlijke partijen was. De centralisering van de leiding van de cordones op nationaal vlak liep echter vertraging op, en zo kon de regering toch de situatie in handen krijgen. Bijgevolg versterkte de burgerij haar greep op de regering en eiste ze de ontwapening van de arbeiders in de cordones en garanties voor de privé-eigendom van de fabrieken.

Een van de belangrijkste feiten was de wet van wapencontrole, die in het parlement gestemd werd met de afwezigheid van de socialisten en de communisten. Zij bleven dus met opzet weg om zogezegd niet mee te moeten doen, maar daarmee gaven ze wel een cadeau aan de burgerij. Dat was het vertrekpunt van het Chileense drama. De militairen begonnen alle bewapening van de arbeiders te controleren. Toch was er in het leger nog veel sympathie voor de socialistische regering. Er was een poging tot muiterij in de zeemacht, een rechtse samenzwering van officieren, en die is gestopt door de matrozen. En wat deed de regering? Ze strafte die matrozen! Veel van hen zaten gevangen op het moment van de staatsgreep.

De revolutie kwam in de laatste fase, het was heel duidelijk dat er een confrontatie met het leger aankwam, de vraag was alleen wanneer. Het leger ging naar de grootste concentraties van arbeiders om hen te ontwapenen. Ze gingen bijvoorbeeld naar de textielarbeiders in Santiago, dat was echt een krachtproef om te testen hoe ver ze konden gaan. En er kwam geen reactie van de arbeidersleiding. Wij zeiden toen dat de militairen zich op dat moment, na die test, klaar voelden voor een staatsgreep. Dat was ongeveer tien dagen voor de werkelijke staatsgreep. Drie à vier dagen voor de coup waren er troepenverplaatsingen, de soldaten uit verschillende kazernes werden door elkaar gemengd, want in het leger bestonden nog steeds comités om de revolutie te verdedigen. Daarom gaf Pinochet het bevel de soldaten te verspreiden zodat geen organisatie van linkse soldaten mogelijk was.

Joan Garcés, de adviseur van Allende, waarschuwde hem dat dit typische troepenbewegingen waren ter voorbereiding van een staatsgreep, maar Allende geloofde hem niet. Hij bleef geloven in de trouw van de generaals. We moeten ons toch enkele vragen stellen bij Allende. Waarom is hij op de dag van de staatsgreep nog naar het presidentieel paleis gegaan? Waarom niet naar de cordones, waar de strijd makkelijker te voeren was? Waarom heeft hij geen wapens geleverd aan de arbeiders uit zijn persoonlijk arsenaal in Santiago? Hij had thuis meer dan 3.000 stuks liggen! In zijn beroemde laatste toespraak via de radio vanuit het belegerde paleis, spreekt hij enkel over zichzelf: “Ik ben het slachtoffer van de verraders enzovoort”, terwijl wij allemaal het slachtoffer van de coup waren. Hij deed in die toespraak geen enkele poging om de arbeiders op te roepen tot gewapend verzet. Nochtans hebben zij tot twee uur, half drie gewacht op wapens en instructies.

Ik was op dat moment in Santiago en niet zo ver van ons was er een kazerne van de landmacht die niet direct gehoorzaamde aan de oproep van Pinochet. Dat toont dat er veel soldaten aan de kant van de regering stonden. Bovendien leven wij daardoor ook nog, want ons appartement was al gesignaleerd, maar door de weigering van de soldaten was er niet zoveel militaire activiteit in die regio.

Is die historie nu verwezen naar de prullenbak van de geschiedenis, of kunnen we er lessen uittrekken voor vandaag?

Er zijn altijd historische lessen te trekken. Trotski’s concept van de permanente revolutie is vandaag meer geldig dan ooit. Allianties met de zogenaamde progressieve burgerij leiden tot niets, de arbeidersklasse moet zelf de taken van de burgerlijk-democratische revolutie uitvoeren in de onderontwikkelde landen en ineens overgaan naar de taken van de socialistische revolutie. Die lessen zijn heel belangrijk als we vandaag kijken naar wat Chavez aan het doen is in Venezuela of Lula in Brazilië. Ze maken dezelfde fouten als Allende.

Voor verdere analyse van de revolutie en contrarevolutie in Chili, kan u ook ons artikel ’11 september 30 jaar geleden: de coup van Pinochet in Chili’ lezen.

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 326 1 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken