De progressieve regeringen in Latijns-Amerika zijn het rechtstreekse of onrechtstreekse gevolg van de heropstanding van de volks- en arbeidersbeweging, van het verzet van de kleine en landloze boeren en van de inheemse volkeren. Massastakingen, protestacties, land- en bedrijfsbezettingen, revolutionaire opstanden sinds het einde van de jaren negentig van de vorige eeuw tot ver in het eerste decennium van deze eeuw hebben de verkiezing van linkse regeringen mogelijk gemaakt. Het is deze massabeweging in al haar verscheidenheid van vormen die, naast de bijzondere rol van persoonlijkheden zoals Hugo Chávez, de drijvende kracht is achter het proces van verandering.
Continentaal verzet
In verschillende landen ontstonden er ook openlijk revolutionaire situaties zoals in Ecuador en Bolivia. In Venezuela zette de verkiezing van Hugo Chávez in 1998 eveneens een proces in van revolutionaire verandering. Revolutionair in de eerste plaats omdat de tot nu toe politiek onteigende massa zich openlijk heeft begeven op het politieke terrein, dat vroeger uitsluitend bespeeld werd door de middenklasse en de burgerij. Door politieke massa-actie (vergelijkbaar met de Arabische lente) hopen ‘los de abajo’ hun lot in handen te nemen en hun toekomst te bepalen. In Latijns Amerika beschikken de ‘oprimidos’, net zoals op andere continenten over een sterke veerkracht, een sterk recuperatievermogen na de talrijke nederlagen van de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw.
Opvallend is het continentaal karakter van dit politieke proces. Het omvat het hele Latijns-Amerikaanse continent van de Rio Grande tot de Tierra del Fuego. Dit is geen toeval. De imperialistische overheersing door de VS en Europese landen maakt dat er geen echte sociale emancipatie is zonder een bevrijding van dat buitenlandse juk. Elke ernstige poging tot sociale hervorming brengt een regering in Latijns-Amerika automatisch op ramkoers met het imperialisme. De plundering van de natuurlijke rijkdommen door multinationale ondernemingen, hierin gesteund door hun regeringen, de ongelijke handelsverhouding (zie vrijhandelsakkoorden) en de buitenlandse schuld zijn de belangrijkste mechanismen van die overheersing. Ook botsen deze linkse regeringen op een hardvochtig verzet van hun eigen nationale oligarchieën die deze hervormingen niet willen en kunnen verteren. Hun patriotisme stopt daar waar hun winst begint. Bij de brede massa bestaat ook het terechte besef dat de opdeling van het continent in met elkaar rivaliserende landen en economieën een erfenis is van het kolonialisme. In verschillende landen regeert de oligarchie echter nog steeds rechtstreeks het land (zoals in Chile, Peru, Mexico, enz.)
Linkse regeringen
In het linkse kamp bevinden zich vooral Venezuela, Bolivia en Ecuador. Cuba ook natuurlijk, maar de revolutie is er het gevolg van een vroegere golf, deze van de antikoloniale revoluties onmiddellijk na de tweede wereldoorlog die ook het kapitalisme van het Caraïbisch eiland heeft verjaagd.
Zonder de rol van Bolivia, Ecuador of andere landen te willen kleineren bevinden Venezuela, de Bolivariaanse revolutie en Hugo Chávez zich centraal in dit continentale proces. De centrale rol van Venezuela heeft natuurlijk te maken met de belangrijke olierijkdommen van het land. Maar de bewuste politieke uitstraling van Hugo Chávez voorbij de grenzen van zijn eigen land als erfgenaam van Simón Bolívar, ‘El libertador’ speelt hier nog een grotere rol in. Als eerste politieke leider sinds de val van de Muur van Berlijn heeft hij tevens gedurfd de socialistische revolutie weer op de agenda te plaatsen. Het is tijdens het Wereld Sociaal Forum in 2005 dat hij oproept om ‘het kapitalisme te transcenderen’. De rol van Hugo Chávez in de politieke bewustmaking en de organisatie van miljoenen mensen in de hele wereld werd zelden geëvenaard in de moderne geschiedenis.
De hernationalisering van de olierijkdom en het gebruik van de winsten hebben een grote verandering mogelijk gemaakt in Venezuela. Tussen 2004 en 2012 werd de armoede gehalveerd en daalde de extreme armoede met zeventig procent.
De Gini-coëfficiënt die de ongelijkheid meet, is de laagste van het hele continent. Terwijl landen in Europa hun onderwijsuitgaven verminderen, verdubbelde de onderwijsbegroting als deel van het bbp van 3,4 procent naar 7 procent. 1,3 miljoen universiteitsplaatsen werden geschapen (gratis toegang tot de unief). De ongeletterdheid werd van de kaart geveegd door in een mum van tijd 1,5 miljoen mensen te leren lezen en schrijven. Venezuela heeft sleutelsectoren van de economie genationaliseerd of gerenationaliseerd (telecommunicatie, staal, cement, olie enz.). Meer dan duizend bedrijven werden zo genationaliseerd. De laatste twee jaar voor het overlijden van Hugo Chávez werden er 350.000 nieuwe woningen opgetrokken en (in de meeste gevallen) gratis overgedragen aan de noodlijdende families. Mission Barrio Adentro zorgt voor gratis eerstelijnszorg in de meest arme gebieden van het land met de hulp van Cubaanse dokters en paramedisch personeel. Een landhervorming werd ingezet op het platteland. Consejos Communales in de wijken zorgen voor een democratische deelname van de bevolking in de oplossing van hun problemen. In de bedrijven reageerde Hugo Chávez steeds positief op de initiatieven van arbeiderscontrole in bezette en/of genationaliseerde bedrijven. De nieuwe arbeidswet, besproken op duizenden algemene vergaderingen van arbeiders en bedienden, voorziet in nieuwe rechten zoals bv. het verbod op onderaanneming. Dit zijn slechts enkele van de voorbeelden van de hervormingen die werden doorgevoerd in Venezuela.
Pogingen tot integratie
Op Latijns-Amerikaans vlak stak Venezuela haar schouders onder een project om ‘andere’ economische en commerciële relaties aan te knopen met landen van het continent. De ALBA werd opgericht, het Bolivariaanse bondgenootschap voor Amerika. Maken hiervan deel uit: Cuba, Bolivia, Ecuador, Nicaragua en kleine Caraïbische eilanden. ALBA wil een ‘alternatief zijn op het neoliberalisme’. In plaats van vrijhandelsakkoorden opgelegd door de VS of de EU streeft ALBA naar handelsakkoorden voor de volkeren. Grote boerenorganisaties zoals de MST en Via Campesina werken mee met de uitbouw van ALBA.
Ook werd de CELAC opgericht in 2010, de Gemeenschap van Latijns-Amerikaanse en Caraïbische staten, met de bedoeling de integratie te bevorderen op het continent. Drieëndertig landen zijn hierbij aangesloten. In tegenstelling tot de ALBA zitten hier ook wel rechtse regeringen mee aan tafel, vertegenwoordigers dus van de belangen van de multinationals en het imperialisme. Akkoorden werden afgesloten met India en China, maar veel meer kunnen we niet verwachten als gevolg van de tegengestelde belangen tussen verschillende landen met verschillende regeringen. De economische rivaliteit tussen Argentinië en Brazilië, landen die ondanks de regering van de PT en die van de linkse peronisten nog steeds kapitalistisch zijn, verlamt samenwerking en integratie. De droom van Simón Bolívar, namelijk de eenmaking van het continent in een ‘Patria Grande’ zal pas mogelijk zijn met een socialistische federatie van Latijns-Amerika.
In Ecuador daalde de armoede met twaalf procent van 2006 tot 2012. De onderwijsbegroting werd met acht vermenigvuldigd onder de regering van Rafael Correa. Meer jongeren kregen zo toegang tot het secundair onderwijs. Vijf procent meer studenten kregen (gratis) toegang tot het hoger onderwijs.
Dankzij talrijke hervormingen groeide ook het gemiddelde inkomen van de bevolking.
In Bolivia daalde onder de regering van Evo Morales eveneens de armoede. In 2005 bedroeg die nog 60,6 procent, in 2011 slechts nog 45 procent. De extreme armoede ging ook achteruit van 38,2 procent naar 20,9 procent. In 1997 was het inkomen van de 10 procent armsten nog 96 keer kleiner dan dat van de 10 procent rijksten. Nu is dit nog maar 36 keer.
Belangrijk ook om te vermelden is dat deze veranderde politieke situatie plaats vindt tegen een achtergrond van economische groei. Ondanks verschillende pogingen tot staatsgreep (en geslaagde coup in Paraguay en Honduras) en aangehouden destabilisatie (Venezuela, Ecuador en Bolivia) is de reactie van de oligarchen zwakker dan in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Maar dit mag ons niet doen denken dat ze zich hebben neergelegd bij wat er gebeurt in Latijns-Amerika. Vroeg of laat gaan ze opnieuw proberen hun kans te grijpen.
Voor de linkerzijde in Europa tonen de voorbeelden van Ecuador, Bolivia en Venezuela dat er een alternatief is op de afbouw van de welvaartstaat en op de soberheid. De hervormingen zijn het resultaat van de wisselwerking tussen een massabeweging in de straat, op het werk, in de wijken en dorpen en linkse regeringen. Eens deze regeringen aan de macht komen, worden ze veel stokken in de wielen gestoken door het eigen staatsapparaat van bureaucraten, die nog steeds met duizend draden verbonden zijn aan de oligarchie, en door economische sabotage. Een gedeelte van de linkse leiders in of buiten de regering kan die druk niet aan en gaat een gematigder (reformistische) koers verdedigen. Een revolutie binnen de revolutie, de strijd ‘tegen het reformisme’ is dan nodig. Cruciaal hierin is de deelname en de besluitvorming ‘van onderuit’ om bureaucratische afwijkingen te bestrijden.
De ‘revoluciones’ in deze landen zijn nog niet voltooid. Hiermee willen we zeggen dat de kapitalistische economie en het oude staatsapparaat nog overeind blijven ondanks de doorgevoerde hervormingen. Om de sociale en andere hervormingen te bestendigen en uit te breiden zullen de kapitalistische eigendomsverhoudingen plaats moeten ruimen voor het gemeenschapsbezit van de economie onder de democratische controle van de bevolking en zal het oude staatsapparaat moeten vervangen worden door wat Hugo Chávez de ‘comuna socialista’ heette.