6 december 2015: de Venezolaanse Kiescommissie (CNE) maakt laat op de avond de voorlopige, maar wel beslissende verkiezingsresultaten voor het parlement bekend. De verenigde oppositie (MUD) wint 99 zetels en de regerende socialistische partij (PSUV) haalt er 46. Er zullen later nog 22 zetels verdeeld worden. Dit is een zware klap en het is onze plicht de oorzaken te analyseren en de waarschijnlijke gevolgen toe te lichten.
Wat opvalt, is dat er geen straatgeweld was, de resultaten werden niet in vraag gesteld en er werd deze keer niet beweerd dat er fraude gepleegd was in de internationale media. Iedere keer als de Bolivariaanse revolutie een verkiezing won – en dat waren er veel in de laatste zeventien jaar – zagen we een campagne van leugens en desinformatie. “Venezuela is een dictatuur”, “er is geen vrijheid van meningsuiting, “een autoritair regime”, kon men lezen in de berichten van CNN, FoxNews, het Spaanse ABC en El País. Toch wel een vreemd soort ‘dictatuur’ die alleen bestaat als de kapitalistische partijen verliezen, en die wonderbaarlijk verdwijnt als de chavisten verslagen worden.
De opkomst was hoog: 74,25% van 19 miljoen kiesgerechtigden brachten hun stem uit. Dat is acht procentpunten meer dan tijdens de vorige parlementsverkiezingen van 2010. Maar bij de presidentsverkiezingen van 2013 was de opkomst nog 80%. Vanaf zeer vroeg in de ochtend zag men een mobilisatie om naar de stembus te trekken in de armere wijken en de arbeidersweken van de grotere steden. Maar de mobilisatie van de opposanten was nog groter. Er stonden de hele dag wachtrijen aan de stemlokalen, en de Kiescommissie zag zich verplicht de lokalen een uur later dan voorzien te sluiten, om iedereen de mogelijkheid te bieden zijn stem uit te brengen. De leiders van de ‘democratische’ oppositie protesteerden tegen deze beslissing en eisten dat de kieslokalen gesloten werden.
Hoewel op het moment dat we dit schrijven de volledige nationale resultaten nog niet gepubliceerd werden, kunnen we een eerst analyse van de cijfers maken. Als we de deze cijfers vergelijken met die van de parlementsverkiezingen in 2010, dan zien we dat het aantal stemmen voor de chavistische partijen ongeveer gelijk gebleven is. Het aantal stemmen voor de oppositie steeg daarentegen sterk. Dit zou erop kunnen wijzen dat de hogere opkomst en de nieuwe kiezers daar een grote rol in speelden. Als we de vergelijking maken met meer recente cijfers van de presidentsverkiezingen van 2013, dan zien we dat de PSUV bijna 1,5 miljoen stemmen verloor en dat het aantal stemmen voor de oppositie lichtjes steeg.
Chavisten | Oppositie | |
2010 Parlement | 5.423.324 | 5.320.364 |
2013 President | 7.587.532 | 7.363.264 |
2015 Parlement | 6.082.000 | 7.500.000 |
(Opmerking: de cijfers voor 2015 zijn een benadering en moeten met voorzichtigheid behandeld worden)
Er is nog wel een polarisatie volgens klasse, maar het is ook duidelijk dat de oppositie stemmen wint in de vroegere revolutionaire bastions. De arbeiderswijk Antimano ten westen van hoofdstad Caracas is nog steeds overwegend chavistisch: 37.000 stemmen (55%) voor de PSUV; 27.000 stemmen (40%) voor de MUD. Maar in 2010 zagen de cijfers er nog zo uit: 39.000 stemmen (68%) voor de PSUV; 15.000 stemmen (27%) voor de MUD. De MUD kreeg hier zelfs meer stemmen dan tijdens de presidentsverkiezingen van 2013: 21.000 stemmen.
De rijkere wijk Baruta, in het oosten van Caracas blijft sterk in het voordeel van de oppositie: 31.000 stemmen (85%) voor de MUD; 4.600 stemmen (12%) voor de PSUV. Het resultaat is ongeveer hetzelfde als in 2010: 30.000 stemmen (85%) voor de MUD; 4.600 stemmen (13%) voor de PSUV.
De oppositie is er zelfs in geslaagd te winnen in het revolutionaire bolwerk van de ’23 de Enero’ wijk in Caracas, zij het met een zeer kleine marge. In 2010 had de PSUV er 29.000 stemmen en de oppositie 16.000, met een opkomst van 70%. Nu haalt de PSUV er 25.017 stemmen en de oppositie 25.140, met een opkomst van 77%.
Wat zijn de belangrijkste oorzaken van de nederlaag?
Vóór de verkiezingen schreven we al een uitgebreide analyse over de zeer moeilijke uitdagingen voor de Bolivariaanse revolutie. Er zijn een aantal factoren die niet onderschat mogen worden: de mediacampagne tegen de revolutie, internationale inmenging en intimidatie – rechtstreeks door de VS of onrechtstreeks via Colombia, Guyana, de nieuwe president van Argentinië (Macri), de OAS enz. – sabotage van de economie, gestegen onveiligheid en criminaliteit. Maar deze factoren waren niet beslissend. Ze waren ook al aanwezig tijdens de vorige verkiezingen, toen de PSUV wél won.
Er zijn nieuwe problemen, vooral in de economie, die de situatie veel slechter maakten. De ineenstorting van de olieprijs heeft de bewegingsvrijheid van de regering veel kleiner gemaakt. Er is namelijk minder geld beschikbaar voor haar sociale beleid en voor de invoer van producten voor de binnenlandse markt, die gewurgd wordt door het verzet van de privéproducenten tegen de prijscontroles.
De hyperinflatie, toenemende schaarste van basisproducten, illegale handel en de zwarte markt speelden allemaal een belangrijke rol. Maduro haalde deze zaken aan in zijn speech toen hij het verkiezingsresultaat erkende. Hij zei: “Je zou kunnen stellen dat de economische oorlog gewonnen heeft”. Dit is echter slechts een deel van de verklaring. In het verleden hebben de massa’s de sabotage van de economie overwonnen, vooral tijdens de twee maanden durende patronale lock-out en de sabotage van de olie-industrie van december 2002 tot februari 2003. Waarom was het anders deze keer?
Het was een combinatie van bovenstaande factoren, samen met het gevoel dat de Bolivariaanse leiders de problemen niet resoluut konden of wilden aanpakken. Het is geen goed idee de Polar Groep en haar eigenaar, Lorenzo Mendoza, steeds aan te klagen voor de rol die hij speelt in het veroorzaken van de schaarste. Dit klopt wel, de Polar Groep saboteert wel degelijk de economie, en het volk weet dat ook. Maar het probleem ontstaat wanneer de aanklacht niet gevolgd wordt door concrete actie. Er werd verschillende keren mee gedreigd de Polar Groep te onteigenen. Op 1 mei van dit jaar speelden Polar-arbeiders een hoofdrol in de Bolivariaanse optocht. Maar er gebeurde niets.
Naast deze passiviteit speelden ook de sterk toegenomen corruptie en bureaucratie in eigen rangen een demotiverende rol. Ze veroorzaakten scepticisme en zelfs cynisme in vele lagen van de bevolking. Onteigende en genationaliseerde bedrijven, waar arbeiderscontrole geïmplementeerd werd, hebben nu te lijden onder wanbeheer ten gevolge van de corruptie en de bureaucratie. Dit versterkt de stelling van de oppositie dat nationalisaties niet werken. Erger nog, het demotiveert de arbeidersklasse die opkomt voor arbeiderscontrole in de bedrijven.
Er zullen er altijd zijn die het volk en het ‘lage niveau van bewustzijn’ de schuld geven voor de nederlaag. Deze stemmen worden nu al gehoord. “De revolutie gaf hen onderwijs, gezondheidszorg en onderdak en nu stemmen ze voor de oppositie”. Dit is een totaal verkeerd argument, dat door reformisten en bureaucraten gebruikt wordt als excuus voor het eigen falen. Het verklaart helemaal niets.
De arbeiders en de armen hebben zeer vaak al hun revolutionair instinct, bereidheid tot zelfopoffering en loyaliteit aan het Bolivariaanse project getoond. Het waren de massa’s die de staatgreep in 2002, de patronale lock-out in 2002-2003, het referendum tot afzetting van president Chávez en de gewelddadige straatprotesten in 2004 overwonnen. Het waren zij die met miljoenen gehoor gaven aan de oproep van Chávez om de PSUV op te richten, te strijden voor socialisme, enz.
Het probleem is dat, telkens wanneer ze vooruitgang boekten in hun strijd om de macht van de privé-eigenaars in te dijken – door arbeidersraden op te richten, door fabrieken te bezetten en arbeiderscontrole te implementeren, door land in te nemen, door gemeenschapsraden op te richten in de wijken – ze geblokkeerd werden door de bureaucratie, die in feite de interne vijand is van de Bolivariaanse beweging.
We geven drie recente voorbeelden:
Industrias Diana verwerkt eetbare oliën en margarine. Het bedrijf werd door Chávez onteigend in 2008 en draaide sindsdien onder arbeiderscontrole. In 2013 besliste Maduro’s Minister van Voeding, Osorio, er een nieuwe manager te benoemen, zonder inspraak en tegen de wil in van de arbeiders. Deze verzetten zich en eisten inspraak. Na maanden van strijd werd de nieuwe manager eindelijk uit zijn functie gezet.
Een gelijkaardig conflict ontwikkelde zich bij Fama de America, een verwerkingsbedrijf van koffie dat in 2010 onteigend werd als resultaat van de strijd van de arbeiders. Op dit ogenblik is er een conflict over het ontslag van een activist door het management. De arbeiders stellen dat het ontslag een politieke aanval is tegen hun organisatie.
Honderden werknemers werden ontslagen bij het Ministerie voor Milieu toen het een fusie onderging met een ander ministerie en gereorganiseerd werd. De benadeelden vechten voor hun rechten, maar worden niet gehoord door de autoriteiten.
Dit zijn slechts een paar voorbeelden, maar er zijn er veel meer. Onder deze omstandigheden worden praatjes over ‘revolutie’ en ‘socialisme’ holle retoriek. Vóór de verkiezingen waarschuwden we al: “Onder deze omstandigheden is er een groot gevaar dat de oppositie goede resultaten zal halen bij de parlementsverkiezingen, waarbij ze de meerderheid van de stemmen en zetels zouden kunnen halen. Dit zou een ramp betekenen. Ze zullen deze positie gebruiken om een offensief tegen president Maduro te starten en om de vele sociale verworvenheden terug te draaien. Als dat gebeurt dan is het niet de fout van het volk, maar van de reformistische leiders die er steeds voor gekozen hebben de heersende klasse niet te onteigenen, te rekenen op de welwillendheid van de privésector en te proberen de kapitalistische markt te reguleren”. (http://www.handsoffvenezuela.org/venezuela-parlementsverkiezingen-op-6-december-de-moeilijkste-uitdaging-voor-de-bolivariaanse-revolutie.htm)
Wat nu?
Het is duidelijk dat de oppositie deze meerderheidspositie in het parlement zal gebruiken om een meedogenloze aanval te ontketenen tegen alle verworvenheden van de revolutie, en dat zijn er heel wat. Ze zullen proberen de economische problemen op te lossen op de kap van de arbeiders, door het opheffen van de prijscontroles, door te besparen in de sociale uitgaven, door devaluatie van de munt, enz.
Ze zullen hun overwinning vooral ook gebruiken om een aanval te lanceren tegen de macht van de instellingen die in handen blijven van de Bolivariaanse beweging. Zo zullen ze zo snel mogelijk een referendum tot afzetting van president Maduro organiseren. Ze zullen ook een wetsvoorstel indienen en goedkeuren om amnestie te verlenen aan de activisten en politici van de oppositie die veroordeeld werden voor hun aandeel in de dodelijke rellen van 2014, waarbij 43 doden vielen.
In eerste instantie zal de nederlaag een zware klap zijn voor de revolutionaire krachten. Jaren na elkaar volgden de overwinningen elkaar op. Maar als het stof is gaan liggen, zal er een intense politiek discussie plaatsvinden over de oorzaken voor de nederlaag. Toen de Spaanse revolutie in oktober 1934 neergeslagen werd, leidde dat tot een radicalisering van de socialistische organisaties, te beginnen bij de socialistische jeugd. De nederlaag in Venezuela zou een versterking van de meer radicale en revolutionaire vleugel van het chavisme tot gevolg moeten hebben.
Tegelijkertijd zal de reformistische en bureaucratische vleugel van de beweging onder druk komen te staan. Sommigen praten nu al over de noodzaak van “dialoog” en “compromissen”. Sommige corrupte ambtenaren overwegen nu al om van kant te veranderen ter verdediging van hun privileges en hun buit. Dit zal een goede zaak zijn voor de Bolivariaanse beweging.
Het Venezolaanse volk zal niet zo snel de verwezenlijkingen van de laatste jaren opgeven. Het is nog afwachten hoe snel de oppositie zal proberen de belangrijkste sociale programma’s te ontmantelen. Ze zullen proberen de Cubaanse dokters – die werkzaam zijn in de sociale projecten voor de gratis gezondheidszorg – het land uit te zetten, de gratis onderwijsprogramma’s af te schaffen, de nieuwe universiteiten tegen te werken, de pensioenrechten te beknotten, de staatsbedrijven te privatiseren, een politieke zuivering van de staat uit te voeren, enz. Ze voelen zich nu zelfzeker en daardoor zouden ze snel tot actie over kunnen gaan. Maar elke provocatie kan leiden tot een tegenreactie van de Bolivariaanse massa’s, die wel degelijk de verkiezingen verloren hebben, maar die geenszins verpletterd zijn.
De tijden dat reformisme leek te werken – het implementeren van sociale programma’s zonder de oligarchie te onteigenen – zijn voorbij. Dat is de belangrijkste les. De Bolivariaanse revolutie kan enkel gered worden door de implementatie van een duidelijk socialistisch programma, door de uitvoering van de ideeën van Hugo Chávez, die in zijn toespraak “Gooi het roer om (Golpe de Timón)” de twee overblijvende taken duidelijk omschreef: de uitbouw van een socialistische economie en het verwijderen van de overblijfselen van de bourgeoisie in het staatsapparaat.
Er moet nu een ideologische strijd gevoerd worden. Een duidelijk revolutionair socialistisch programma zal nodig zijn om te herstellen van deze zware klap.