Het eindresultaat van de Ecuadoriaanse verkiezingen is dat de door links gesteunde kandidaat Lucio Gutierrez gewonnen heeft. In de eerste ronde kwam 33 procent van de kiesgerechtigden niet opdagen. In de tweede ronde zakte dit tot 28,8 procent en behaalde Gutierrez 55,5 procent van de stemmen. Zijn tegenstander, rechtse miljardair en bananenmagnaat Alvaro Noboa, de rijkste man van het land, werd verslagen ondanks de enorme uitgaven tijdens zijn verkiezingscampagne. Noboa kwam onafhankelijk op naast de traditionele burgerlijke partijen, stelde zich ‘anti-systeem’ op en gebruikte allerlei demagogische beloften om de armen te bedotten. Hij combineerde dit met scherpe aanklachten tegen Gutierrez en bestempelde hem als communist en organisator van een coup. Dit met het doel de meest achterlijke en reactionaire lagen van de samenleving voor zich te winnen. Ondanks dit alles behaalde hij slechts 45,5 procent. Dit resultaat is een verdere indicatie van de verschuiving naar links en het heropstaan van de volksbeweging waarvan we getuige zijn in heel Latijns-Amerika.
Zoals het geval was met Hugo Chavez in Venezuela werd Gutierrez aan de macht gebracht door de meest onderdrukte en uitgebuite lagen van de Ecuadoriaanse samenleving die op die manier hun situatie trachten te veranderen. De laatste jaren probeerden ze dit reeds in verschillende gevallen met massamobilisaties. Vanaf het eerste moment zal de nieuwe regering enerzijds onder druk staan van de massa’s, die zullen eisen dat de dringende problemen van armoede en sociaal onrecht worden aangepakt. Anderzijds zal de regering onder druk staan van het imperialisme (via het IMF, de Amerikaanse regering en de Organisatie van Amerikaanse Staten) en de Ecuadoriaanse heersende klasse. Deze laatsten nemen reeds positie in het parlement, het staatsapparaat en zelfs de regering om Gutierrez in de tegenovergestelde richting te duwen en te verzekeren dat de huidige politiek, die reeds 60 procent van de bevolking in de armoede duwde en een grote groep mensen dwong te emigreren, wordt aangehouden. Het is totaal onmogelijk deze twee tegengestelde belangen te verzoenen, wat onvermijdelijk tot een verscherping van de klassenstrijd zal leiden.
Wie is Lucio Gutierrez?
In tegenstelling met wat de media constant herhalen is Lucio Gutierrez geen “coup organiserende legerofficier”. Hij is een voormalig kolonel die onder druk van de massabeweging gedurende de revolutie van 21 januari 2000 in conflict kwam met de toenmalige president Jamil Mahuad. In plaats van te chargeren tegen boeren en arbeiders die de straten van Quito vulden, legde hij orders van hogerhand naast zich neer en sloot zich samen met andere officiers en vele gewone soldaten aan bij de revolutionaire krachten. Hij nam ontslag uit het leger en net zoals Chavez richtte hij een politieke partij op samen met officiers die ook deelnamen aan de revolutie, zodat hij kon deelnemen aan de verkiezingen onder de naam “Patriottisch genootschap van de 21ste januari”.
In het parlement wordt Gutierrez gesteund door zijn eigen partij, de boeren en indianenleiders van Pachakutik-Nuevo Pais, een organisatie die beschreven kan worden als een politieke frontorganisatie van CONAIE (de belangrijkste organisatie van Ecuadoriaanse indianen die de revolutie geleid hebben in januari 2000). Beide partijen hebben zeventien leden in het parlement en zijn in de minderheid. Ze hebben echter ook de steun van de drie parlementsleden van de Maoistische Democratische Volksbeweging (MPD), die hun eigen lijst hadden voor de parlementaire verkiezingen en Gutierrez steunden in de presidentsverkiezingen.
De nieuwe president stelde dat het niet zijn doel is de samenleving te polariseren en verdelen, maar eerder om een groot nationaal partnerschap tot stand te brengen. Zodoende heeft de voormalige kolonel ook Mario Canessa, hoofd van de Associatie van Private Banken, in zijn team opgenomen als geste tegenover de big business. Ook heeft hij verklaringen afgelegd waarin hij zich distantieert van Chavez, waarbij hij erkent dat er gemeenschappelijke elementen zijn tussen de gebeurtenissen in Venezuela en Ecuador. Anderzijds maakt hij echter duidelijk geen offensieve houding te zullen aannemen ten opzichte van de patroons en dat het sociaal klimaat verschillend zal zijn. Hij vergeet dat Chavez in het begin ook elementen uit de Venezolaanse heersende klasse heeft opgenomen, zelfs in zijn eigen Patriottische Pool.
De reden van de huidige krachtmeting tussen revolutie en contrarevolutie in Venezuela is niet ingegeven door het vermeende radicalisme of de onverzoenlijkheid van Chavez, maar door de internationale crisis van het kapitalisme, die de Venezolaanse kapitalisten dwingt hun aanvallen op de arbeidersklasse op te voeren en steeds minder ruimte laat de meest bescheiden sociale hervormingen door te voeren. De regering van Chavez, die onder druk staat van de massa’s en ook afhankelijk is van hun steun, is niet in staat de politiek van het imperialisme door te voeren en betekent een risicofactor voor de kapitalisten. De regering is door de massa’s naar links gedwongen en kan ofwel overgenomen worden door de revolutionaire beweging of verder naar links geduwd worden. Het is de revolutionaire beweging van de massa’s die Chavez aan de macht hield en daarmee de contrarevolutionaire coup van 11 april in het zand deed bijten.
Het programma van Gutierrez
Gutierrez stelt een hele serie maatregelen voor in zijn programma die een enorme stap vooruit zouden betekenen voor de Ecuadoriaanse arbeiders en jongeren. Het gaat onder andere over verhoging van pensioenen, een veralgemeend systeem van sociale zekerheid voor de armen, uitbreiding en verbetering van de ziekenhuizen, het gratis verdelen van voedsel en schoolmateriaal aan kinderen van arme gezinnen en het uitbreiden en verbeteren van de pedagogische infrastructuur om de ongeletterdheid uit te roeien. Ook beloofde hij huizen te bouwen voor mensen die leven op grond die eigendom is van de regering maar momenteel niet gebruikt wordt en krediet voor het zelf bouwen van een huis en voor kleine producenten. Deze voorstellen en de hoop van miljoenen jongeren, arbeiders en boeren voor een vergaande sociale verandering – een einde van de corruptie, de terugkeer van hun familieleden die zich gedwongen zagen met honderden en duizenden tegelijk naar andere landen te emigreren en de belofte dat er land, voedsel en werk voor iedereen zal zijn en dat er sociale gerechtigheid zal komen – is wat de overwinning van Gutierrez verzekerde.
Om deze hervormingen door te voeren en ze aan te houden en uit te diepen zal Gutierrez de confrontatie met de corrupte Ecuadoriaanse oligarchie en het imperialisme moeten aangaan. De buitenlandse schuld staat nu op 11,3 miljard dollar en ondanks alle inleveringen die opgelegd werden aan de werkende massa’s is de schuld enkel afgenomen met 200 miljoen dollar sinds haar hoogtepunt in 1999. Zoals we reeds eerder stelden heeft zelfs de aftredende president Noboa aangeklaagd dat het IMF, als voorwaarde tot het openen van nieuwe kredietlijnen, nieuwe loonsverminderingen en aanvallen op de levensstandaard van de massa’s eist. Noboa en Gutierrez kwamen overeen dit nieuwe krediet samen met het IMF te onderhandelen, maar het ziet er niet naar uit dat de eisen van het IMF fundamenteel gewijzigd zullen worden.
Een ander programmapunt van Gutierrez is opnieuw aansluiting te zoeken bij de OPEC om meer bescherming tegen fluctuerende olieprijzen te bekomen (de belangrijkste bron van inkomsten in Ecuador), net zoals het promoten van bepaalde gewassen en een openbaar infrastructuurplan om jobs te creëren.
Zijn standpunt over de buitenlands schuld was tot nu toe een oproep aan het IMF en de Wereldbank om begrip te tonen en de schuld gedeeltelijk om te zetten in sociale investeringsprojecten. Het zou echter naïef zijn een medelevende houding te verwachten van het IMF, dat uiteindelijk een imperialistische organisatie is die de belangen van de multinationals nastreeft.
De enige manier waarop de nieuwe regering in staat zou zijn de problemen van het land aan te pakken en zelfs nog maar de meest bescheiden hervormingen uit haar programma door te voeren, bestaat erin de nodige middelen te verwerven. De middelen zijn er, in kluizen van grote banken, zowel Ecuadoriaanse als buitenlandse, de multinationals (vooral oliemaatschappijen) en de grote landerijen. De nationalisatie van deze bronnen van rijkdom, die overigens voortgebracht wordt door het harde werk van arbeiders en boeren maar geconcentreerd is in handen van een handvol kapitalisten die beslissen wanneer, waar en hoe deze rijkdom geïnvesteerd wordt, is de enige manier om de omstandigheden van de massa’s in Ecuador te verbeteren.
Als deze rijkdom onder controle stond van arbeiders en boeren zou het mogelijk zijn de economie op democratische wijze te plannen als voorwaarde om de problemen aan te pakken; het uitroeien van ongeletterdheid en honger, een einde stellen aan armoede en de terugkeer garanderen van al degenen die door honger en werkloosheid gedwongen werden te emigreren, zoals Gutierrez beloofd heeft.
Geen oplossing onder het kapitalisme
Een gedeelte van de leiding van Pachaktutik-Nuevo Pais en van de regering van Gutierrez denken dat dit bereikt kan worden onder het kapitalisme en door samenwerking met bepaalde delen van de heersende klasse. Ze lijken ervan overtuigd dat er geen alternatief op kapitalisme bestaat en dat de economische heropleving van de laatste twee jaren (na de ineenstorting in 1999, de 2,3 procent herstel in 2000, de groei van 5,6 procent van het BBP in 2001 en de 3,5 procent in 2002) genoeg ademruimte zou geven om te regeren zonder in conflict te komen met de heersende klasse.
Gutierrez heeft aangekondigd bereid te zijn de dollarisering aan te houden, maar dan met enkele sociale aanpassingen zoals een vermindering van de BTW met 10 procent. Ook stelde hij geen openbare bedrijven te willen privatiseren zoals de kapitalisten eisen, maar dat hij voorstander is privaat management te introduceren om ze meer winstgevend te maken. In alle landen waar deze methoden reeds werden toegepast, waren ze een voorbereiding om uiteindelijk toch tot privatisering over te gaan en ging het ten nadele van de arbeiders.
De realiteit is dat de verbetering van de macro-economische indicatoren, los van het feit dat ze zeer bescheiden zijn en de massa’s niet ten goede kwamen, geen solide basis hebben en niet lang aangehouden kunnen worden. Na de enorme ineenstorting in 1999 was het maar normaal dat er zich een zeker herstel zou voordoen, maar om nieuwe tewerkstelling te creëren en de massale vernietiging van rijkdom in de laatste jaren te boven te komen, zou de Ecuadoriaanse economie een grote groei moeten kennen voor een aantal jaren. De wereldeconomie glijdt duidelijk af naar een recessie. Dit gaat echter traag en heeft een zekere heropgang toegelaten in Ecuador. De twee belangrijkste factoren van de economische groei (die reeds vertraagde in 2002) zijn de olie-export en, belangrijker nog, het geld dat terug gestuurd wordt door geëmigreerde arbeiders, die vele malen in aantal verdubbelden de laatste jaren. Dit is nu de tweede belangrijkste bron van inkomsten, zelfs belangrijker dan de export van bananen en andere landbouwproducten. Enkel de inkomsten uit olie zijn nog groter. Dit toont duidelijk de zwakte van de Ecuadoriaanse economie aan.
Tegen de achtergrond van de Amerikaanse recessie, die een impact zal hebben op de wereldeconomie en op de crisis in de rest van Latijns-Amerika, zal onder andere Ecuador het zwaarst in de klappen delen. De toegenomen werkloosheid in de VS en Europa (in Spanje wonen veel Ecuadoriaanse migranten) zal eerst toeslaan bij de zwakste delen van de arbeidersklasse, de gastarbeiders, waardoor de mogelijkheid om geld naar huis te sturen zal afnemen. De algemene afname in investeringen zal een eind maken aan de droom van Gutierrez om buitenlandse investeringen aan te trekken. De Ecuadoriaanse kapitalisten, een bijzonder zwakke en parasitaire klasse, zullen ondervinden dat om in staat te kunnen zijn de concurrentie van de wereldmarkt aan te kunnen, ze de lonen zullen moeten verlagen en de sociale uitgaven drukken. De dollarisering van de economie heeft hun competitiviteit nog verder verzwakt.
Revolutie en contrarevolutie
Scherpe botsingen tussen de boeren en de arbeiders die Gutierrez aan de macht hebben gebracht enerzijds en de kapitalisten anderzijds zijn dus onvermijdelijk. De nieuwe president staat voor de keuze: ofwel zoekt hij zijn heil bij zijn brede volkse basis en voert hij een beleid in het belang van de meerderheid van de bevolking ofwel keert hij zich van hen af, vermijdt hij de open confrontatie met de rijke oligarchie en ontgoochelt hij de massa’s. Deze tweede optie zal de deur wagenwijd open zetten voor een offensief van de rechterzijde en voor een fatale verzwakking van zijn regering.
Er zijn duidelijke parallellen tussen de toestand in Ecuador en die in Venezuela. In beide landen staat een beslissende krachtproef op de agenda tussen revolutie en contrarevolutie. Vroeg of laat zal Gutierrez verplicht worden maatregelen te nemen die de kapitalisten tegen hem in het harnas zullen jagen. De gevolgen van het ontbreken van een linkse koers vanwege Gutierrez zal zijn eigen politieke beweging zwaar verdelen langs openlijke klassenlijnen.
Gutierrez staat nu oog in oog met een parlement waar hij niet over een meerderheid beschikt. Deze minderheidspositie wordt aangewend door zijn raadgevers om tot akkoorden te komen met delen van de heersende klasse en de snelheid van de aangekondigde hervormingen te vertragen. De kapitalisten beseffen dit. Een van de burgerlijke partijen, zoals de PSC, heeft reeds aangekondigd in de oppositie te willen blijven maar is toch bereid een dialoog aan te gaan met de regering zolang deze de ‘basisprincipes van de democratie’ eerbiedigt. Hiermee bedoelt de PSC dat er niet getornd mag worden aan het privé-bezit van de banken, de grote industrie en van het land. Andere delen van de oligarchie zoals de populistische PRE schijnen bereid te zijn mee in de regeringsboot te stappen. Een dergelijk bondgenootschap is als een judaskus voor de linkerzijde. Een coalitieregering zal gebruikt worden om Gutierrez te verlammen. De linkerzijde van de volksbeweging die de nieuwe president steunt, zal lessen moeten trekken uit het proces van de Bolivariaanse revolutie in Venezuela. Een massale revolutionaire stroming kan echter wel een alternatief bieden. Die zal echter opgericht moeten worden door deze linkerzijde. De ervaring van de Ecuadoriaanse revolutie van januari 2000 is zeer verhelderend: zonder een ervaren en gevormde leiding kan de revolutionaire beweging de macht niet uit de handen van de oligarchie nemen.
De opstand van januari 2000
De beslissing eind 1999 van de rechtse Jamil Mahaud-regering om de economie te dollariseren heeft het levensniveau van de massa’s doen verschrompelen. Het was al ernstig aangetast door de crisis die begon in 1998. In dat jaar kromp de economie met 0,4 procent en in 1999 nog eens met 7,3 procent. Toen waren de boeren (georganiseerd in de organisatie van Inheemse Indianen, de CONAIE) en de arbeiders (vooral dan in de olie-industrie, het transport en het onderwijs) erin geslaagd door massastrijd de regering te dwingen tot de intrekking van een aantal IMF-maatregelen. Het spook van de opstand van 1997 – een sociale uitbarsting die de president Abdala Bucaran tot ballingschap dwong – waarde door de kringen van de heersende klasse. Zij vreesden dat de inzet van het leger tegen de massabeweging enkel tot een nog grotere radicalisering zou leiden. Mahaud had eerder al het leger bevolen een aantal boerenprotesten te stoppen met echter weinig aanmoedigende resultaten. Maar de diepe economische crisis en de wil om het initiatief uit handen te nemen van de volksbeweging overtuigde de regering uiteindelijk tot een beslissende confrontatie. De dollarisering van de economie ging hand in hand met plannen voor verhoogde repressie van het sociale verzet. Deze keer kondigde de regering ook aan dat toegevingen uit den boze waren. Een nog verdere radicalisering was hier het gevolg van. In deze context ontwikkelen zich op verschillende plaatsen in het land de zogenaamde ‘volksparlementen’ die werden eengemaakt in een ‘nationaal volksparlement’, dat de legitimiteit van het officiële burgerlijke parlement, regering en instellingen in vraag stelde.
Deze ‘Volksparlementen’ waren de uitdrukking van de wil voor een revolutionaire verandering en voor de organisatie van eigen alternatieve democratische machtsstructuren op die van de burgerlijke staat. Het is enkel het gebrek aan een massale revolutionaire partij met een socialistische programma dat een effectieve consolidatie van de machtsovername door de boeren en de arbeiders onmogelijk heeft gemaakt. Het gebrek aan zo’n leiding zorgde ervoor dat deze volksparlementen, vooral dan het nationaal parlement, overheerst werd door individuen uit de middenklasse en reformistische leiders die helemaal geen revolutionair perspectief hanteerden. Dit laatste bestaat erin bestaat de economie, de banken, de industrie en het land onder controle van de bevolking te plaatsen. Een revolutionaire leiding zou het burgerlijk staatsapparaat vervangen hebben door een echt volksparlement samengesteld door vertegenwoordigers verkozen door het volk en permanent afzetbaar door het volk. De leiders van het volksparlement pleitten echter voor een akkoord met de ‘eerlijke en patriottische politici van de burgerij’ en ‘businessleaders’.
De kracht van deze beweging blijkt uit het feit dat in slechts één dag, op 21 januari 2000, de massaopstand de macht uit de handen van de burgerij had genomen en deze in de schoot had geworpen van de leider van de boerenbeweging van de CONAIE. Het leger was verdeeld en een groep officieren, onder leiding van de huidige president Gutierrez, daagde openlijk de militaire hiërarchie uit door te weigeren op het volk te schieten. Ze sloten zich ook aan bij de revolutie. Een junta – een revolutionaire raad – werd samengesteld uit Antonio Vargas, de toenmalige leider van de CONAIE, Lucio Gutierrez als vertegenwoordiger van de revolutionaire officieren en een derde persoon die het gerecht vertegenwoordigde.
De druk uitgeoefend door de burgerij zorgde voor de vervanging van Gutierrez door generaal Mendoza, die nog een zekere controle uitoefende in de staat en die ervoor heeft gezorgd dat de Junta de macht weer zou overdragen aan de vice-president Noboa.
De burgerij nam de macht weer in handen maar kon de revolutie niet de kop in drukken
Gebruikmakend van de aarzelingen en twijfels van de revolutionaire leiders ging de burgerij in het offensief. Alle segmenten van de burgerij in Ecuador dienen uiteindelijk één en hetzelfde belang, namelijk de verdediging van hun winsten en privileges die zij putten uit de uitbuiting van de meerderheid van de bevolking. De dollarisering van de economie werd voortgezet, Gutierrez en andere kolonels vlogen de gevangenis in enzovoort.
De leiders van de CONAIE en van de arbeidersvakbonden hadden de effectieve macht in het land in handen maar verkwanselden deze gelegenheid om de aanzet te geven tot de verandering van de maatschappij. Ondanks de ontsporing van het revolutionaire proces was de burgerij toch niet in staat de revolutionaire beweging van de massa’s te verpletteren. Dit verklaart in grote mate de overwinning van Gutierrez bij de presidentsverkiezingen. De regering van Gustavo Noboa voerde inderdaad een beleid tegen het volk maar is er niet in geslaagd om de maatregelen die de oligarchie en het imperialisme eisten volledig door te voeren. De reden hiervoor was de mobilisatiecapaciteit van de arbeiders, de studenten en de boeren, die in zeer grote mate intact is gebleven. Een paar maanden geleden gaf Noboa openlijk toe dat het niet mogelijk was gebleken een akkoord af te sluiten met het IMF voor een nieuwe lening. De reden hiervoor was dat de voorwaarden verbonden aan deze nieuwe lening – een brutale aanval op de lonen en omstandigheden van de massa’s – niet door zijn regering uitgevoerd konden worden. De voorhoede, gegroeid uit het proces van verhoogde klassenstrijd sinds het einde van de jaren ’90 en die aan de basis ligt van de revolutionaire opstand van januari 2000, is nog steeds aanwezig en breidt zich steeds meer uit. Deze voorhoede leert snel uit de gebeurtenissen van buurlanden zoals Venezuela, Argentinië en Brazilië. Dit proces komt nu in een stroomversnelling met de verkiezing van Gutierrez en de onvermijdelijke confrontaties tussen de sociale klassen.
Een socialistisch alternatief
Het is de impasse waarin het Ecuadoriaanse kapitalisme zich bevindt die de burgerij noopt tot een verhoging van de aanvallen tegen de arbeidersklasse. Deze laten zelfs geen ruimte voor de meest bescheiden en gematigde hervormingen van Gutierrez.
De Pachakutik-beweging en de Sociedad Patriotica van Gutierrez beschikken over een minderheid van zeventien volksvertegenwoordigers in het parlement. Zij hebben echter ook de steun van de leiding van de inheemse boerenbeweging en ook van de Democratische Volksbeweging (het electorale front van de maoïstische PCMLE), die drie gekozenen heeft en een sterke invloed in een aantal vakbonden en in de studentenbeweging.
Het is vitaal dat de meest linkse groepen onder de studenten, arbeiders en boeren niet de minste illusie mogen koesteren in de corrupte burgerlijke leiders van de PSC en de PRE. Geen enkele groep in de burgerij (vooral diegenen die zich voorstellen als de nieuwe vrienden van het volk) zal een grondige verandering kunnen verdragen. Ze zullen elke poging tot maatschappelijke verandering dwarsbomen en doen ontsporen. Eerst via parlementaire middelen, later met openlijke repressie. Kijk maar naar het verloop van de Bolivariaanse revolutie in Venezuela.
Geen enkel pact mag gesloten worden tussen de linkerzijde en de burgerij. Zowel in het parlement als erbuiten moet elk bondgenootschap met de burgerij afgewezen worden, hoe vaderlandslievend en eerlijk deze zich ook beweert op te stellen. Op basis van een massamobilisatie gelijkaardig aan deze van januari 2000 moet Gutierrez maatregelen nemen ten voordelen van het volk van Ecuador door de nationalisatie van de banken, de multinationals, de olie-industrie, het grote landeigendom, de verwerping van de buitenlandse schuld enzovoort. De reële macht en de steun van de burgerij is helemaal niet wat de verhoudingen in het parlement doen blijken en zou nog afnemen als er verdere revolutionaire massamobilisaties zijn. Net zoals in januari 2000 zou een gelijkaardige beweging vandaag de grote massa van de bevolking achter zich kunnen verenigen en zelfs een gedeelte van de middenklasse kunnen meekrijgen. Zo’n beweging zal vroeg of laat plaatsvinden, of Gutierrez er nu voor oproept of de crisis van het kapitalisme en de aanvallen van de heersende klasse de massa ertoe dwingen.
Hoe vroeger ze voorbereid wordt, hoe meer kansen ze heeft om te slagen. De linkerzijde moet daarom snel werk maken van massavergaderingen waar comités (gelijkaardig met de volksparlementen van januari 2000) worden verkozen met vertegenwoordigers die ook permanent afzetbaar zijn. Deze comités hebben als taak het hele proces van organisatie van maatschappelijke verandering van onderen uit te leiden. Dat is het echte mandaat dat Gutierrez van het volk heeft meegekregen. Zo kan ook een efficiënt antwoord geboden worden aan de onvermijdelijke sabotage door de burgerij. In laatste instantie is echter nog meer nodig voor een succesvolle sociale omwenteling: de organisatie van de meest bewuste activisten in een marxistische organisatie.
De revolutie in om het even welk land in Latijns-Amerika, in het bijzonder in een klein land als Ecuador, is verbonden met het lot van de revolutie in de rest van het continent. Een succesvolle revolutie in Ecuador kan daarom enkel maar volledig slagen als ze uitgebreid wordt tot de rest van het continent, beginnend met Venezuela, Argentinië, Brazilië, Peru enzovoort.
De werkende klasse van Ecuador gaat een beslissende periode tegemoet, net als de arbeidersklasse van Venezuela, Brazilië, Argentinië en de rest van het continent. Revolutie en contrarevolutie staan op de agenda. In deze periode zullen de arbeiders vele mogelijkheden hebben om de ideeën van het marxisme in de praktijk te brengen en de revolutionaire transformatie van de maatschappij door te voeren.