Zaterdag 14 juni blokkeerden anti-oorlogsactivisten, vooral jongeren, in verschillende Belgische steden tankstations van Esso en Texaco. Met een ludieke actie wilden ze de klanten duidelijk maken dat de betreffende bedrijven de regering van Bush financieel steunen en aanzetten tot oorlog. Dit kadert in de campagne van Voor Moeder Aarde en enkele andere NGO’s om bepaalde Amerikaanse producten te boycotten aangezien de makers van die producten betrokken zijn in het agressieve buitenlands beleid van het Witte Huis.

Wij vinden het bemoedigend dat mensen nog steeds iets willen doen tegen het Amerikaanse imperialisme en hun medemens bewust willen maken/houden van de moorddadige politiek van Bush & co. Het zijn zulke geëngageerde mensen die elke keer opnieuw het verzet mee dragen. Bovendien delen wij de analyse dat de bazen van multinationals Washington tot agressie aansporen en dat we dus verder moeten kijken dan Bush zelf om de oorzaak van het geweld te vinden.

Methode is daarbij echter wel heel belangrijk. Wie willen we bereiken, wat is ons doel en hoe kunnen we daar toe komen? Volgens ons is dat het pijnpunt van de boycotcampagne. Vandaar onze kritiek.

Geloof in de Verenigde Naties

Alvorens we overgaan naar een kritiek op de methode van de boycot, willen we het algemene kader van de campagne onder de loep nemen. Op de website van Voor Moeder Aarde lezen we het volgende:

"Met de boycot van een aantal Amerikaanse producten willen we de Amerikaanse regering dwingen om weer deel te gaan uitmaken van de internationale gemeenschap, handelend in overeenstemming met de regels van de Verenigde Naties en met het internationale recht. Met de militaire aanval op en de invasie van Irak in maart 2003, heeft de USA gehandeld als een schurkenstaat.
Met de aanval heeft de USA het handvest van de Verenigde Naties geschonden. Vandaag blijken Amerikaanse bedrijven meer dan ooit invloed te hebben op de politiek van de Amerikaanse regering. De politiek van de USA is in toenemende mate gekenmerkt door arrogantie en eigenbelang."

We hebben in voorgaande documenten al gewezen op de reactionaire rol van de VN (lees bijvoorbeeld ‘Het manifest van In Defence of Marxism over de imperialistische oorlog tegen Irak’). Dat werd herbevestigd toen de Veiligheidsraad de controle over het veroverde Irak toekende aan Washington en Londen, waarmee de agressors opnieuw in overeenstemming zijn met het ‘internationaal recht’. De oude Solon, grondlegger van de Atheense grondwet tijdens de Antieke periode, had het bij het rechte eind: “De wet is als een spinnenweb: de kleinen geraken erin verstrikt en de groten rijten het aan flarden.” Het internationaal recht is handig om naar te verwijzen als we de hypocrisie van de grootmachten willen blootleggen. Vertrouwen hebben in een ‘internationaal recht’ dat is opgesteld door diezelfde grootmachten, desoriënteert nochtans de anti-oorlogsbeweging.

We mogen immers niet vergeten dat de VN opgericht zijn als een instrument van het Amerikaanse imperialisme om hun dominantie aan de rest van de wereld op te leggen en het kapitalisme te laten heersen in de context van de Koude Oorlog en revolutionaire ontwikkelingen in de kolonies en zelfs in belangrijke kapitalistische landen (Frankrijk, Italië, Griekenland, Joegoslavië). We laten een van de huidige strategen van Washington aan het woord, Thomas Donnelly die van 1999 tot 2002 Deputy Executive Director was van het beruchte Project for the Next American Century. In een recent artikel voor het neoconservatieve American Enterprise Institute, ’What’s next? Preserving American Primacy, Institutionalizing Unipolarity’, maakt hij de volgende analyse:

“Amerikanen hebben ervaring met de creatie van internationale instellingen die de crisis van de Koude Oorlog hielpen beheren. Ondanks hun recente falen hebben organisaties zoals de Navo en de Verenigde Naties bewezen dat ze heel bruikbare instrumenten kunnen zijn van de Amerikaanse staat. (…) De Verenigde Naties werden, ten dele, uitgedacht en gebouwd om soevereine staten te beschermen tegen de uitdaging van het revolutionaire communisme. Daartoe waren de VN voorzien van controlemechanismen – waarvan het veto van de permanente leden van de Veiligheidsraad het meest duidelijke voorbeeld is – gebaseerd op staatssoevereiniteit, die zeer nuttig waren voor het beperken van de beweegruimte van de Sovjetunie en dus voor de bescherming van de liberale orde van het Westen.”

Bovendien gebruiken de imperialistische grootmachten hun instrumenten ook nog eens in hun onderlinge strijd voor economische expansie en dominantie. In dat verband citeren we graag de Russische revolutionair Trotski over de Volkerenbond, de voorloper van de Verenigde Naties:

“Met zijn verdediging van de status-quo is de Bond geenszins een vredesorganisatie, maar een organisatie van het geweld van de imperialistische minderheid tegenover de absolute meerderheid van de mensheid. Deze 'orde' kan slechts behouden worden via continue oorlogen, kleine en grote, vandaag in de kolonies, morgen tussen de grootmachten. (...) De taak van de zogenaamde partizanen van de status-quo is in essentie om in de Bond de meest gunstige combinatie van krachten te vinden en de voordeligste dekmantel voor de voorbereiding van een toekomstige oorlog.”

Deze woorden zijn evengoed toepasbaar op de VN. Iedereen weet dat Washington zijn begerige oog al heeft laten vallen op Iran, indien nodig met een nieuwe oorlog. Momenteel bereiden zij in de schoot van de VN en meerbepaald in het nucleaire orgaan ervan, het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie, de ‘regimewissel’ in Iran voor. Moeten wij geloven dat deze instelling een oplossing zal bieden voor de problemen in de wereld? En moeten we misschien ons vertrouwen stellen in de rechtse regering-Chirac om onze belangen te verdedigen in de Veiligheidsraad? De vraag stellen is ze beantwoorden.

Laat ons echter overgaan naar de boycot zelf, de methode en het doel dat we willen bereiken.

Wie raakt een boycot van Amerikaanse producten?

Ten eerste een bedenking. Het is merkwaardig hoe snel bepaalde groepen en individuen binnen de anti-oorlogsbeweging hun eigen argumenten tegen economische boycot vergeten zijn. Sinds het inschakelen van de economische boycot tegen Irak hebben heel wat progressieven terecht standpunt ingenomen en campagne gevoerd tegen de boycot die het Amerikaanse imperialisme oplegde waardoor honderdduizenden Irakezen, vooral kinderen, de dood vonden. Men argumenteerde dat een boycot niet zou leiden tot het ondermijnen van de macht van Saddam Hoessein en zijn regime, maar enkel de gewone bevolking en de armste lagen in de maatschappij zou treffen. Een correcte analyse die op een walgelijke manier door de feiten bevestigd werd.

Vandaag zijn een deel van dezelfde mensen die zich verzet hebben tegen de economische boycot van Irak echter voorstander van een boycot van Amerikaanse producten. Het zou niet correct zijn de Amerikaanse samenleving te vergelijken met de Irakese. Toch blijft ook hier het argument overeind dat het de zwaksten in de samenleving zijn die het gelag zullen betalen. Terwijl men zich verzet tegen uitwassen van het kapitalisme, vergeten sommigen bizar genoeg dat het kapitalistische economische model de ganse wereldeconomie in haar greep houdt en zolang dit duurt een hypotheek legt op de toekomst van de mensheid. Men gaat dus uiteindelijk voorbij aan de fundamentele en uiterst bepalende vraag wie de economie in handen heeft. Consequent links denkende mensen weten dat bij elke ‘herstructurering’ of faillissement degenen die in loondienst werken voor het getroffen bedrijf aan het kortste eind trekken. Sommigen verliezen hun job, anderen moeten inleveren op hun loon, of moeten voor hetzelfde loon meer gaan werken om het werk te compenseren dat vroeger door hun ontslagen collega’s werd uitgevoerd. Hoe men het ook draait of keert, uiteindelijk is het de werkende klasse die moet opdraaien voor de gevolgen van de economische problemen.

Waarom wijzen we daarop? Omdat de boycotcampagne de arbeidsverhoudingen volledig negeert. Natuurlijk zorgt de boycot van specifieke bedrijven niet voor meer werkloosheid. Maar stel dat de boycot het beoogde effect heeft, dan zullen bedrijven zoals Exxon dit voelen in hun portefeuille. Het zit in de logica van het kapitalisme zelf dat die bedrijven al het mogelijke zullen doen om eventuele verliezen af te wentelen op hun ‘werknemers’, via slechtere werkomstandigheden, lagere lonen en zelfs ontslagen. Het objectieve gevolg van een succesvolle boycot zou uiteindelijk zijn dat diegenen die van hun arbeid leven er schade van ondervinden.

Nochtans hebben deze mensen geen schuld aan een oorlog die gevoerd wordt voor de winsten van de eigenaars van die multinationals. Vaak zijn ze zelf tegen het imperialistische beleid van hun ‘werkgevers’. Wat bijvoorbeeld met de arbeiders en bedienden van de Esso-raffinaderij? Zij hebben zich expliciet uitgesproken tegen de oorlog en de wapentransporten via België. De gehele vakbondsdelegatie van ABVV en LBC ondertekenden de oproep voor een syndicale boycot van de wapentransporten. De boycot van Amerikaanse producten daarentegen zou, indien effectief doorgevoerd door een grote groep consumenten, de job van deze mensen bedreigen en daarmee ook acties van binnenuit tegen het beleid van Exxon.

De kapitalisten die Exxon controleren zullen minder last van hebben van de boycot. Multinationals worden immers al lang gecontroleerd door financiële groepen die gewoon hun kapitaal investeren in andere bedrijven als het Exxon minder voor de wind gaat. Bovendien maken álle multinationals in de oliesector (en bij uitbreiding alle sectoren) zich schuldig aan gelijkaardige praktijken, met name hun overheid gebruiken om hun greep op de wereld te versterken. Dat is nu eenmaal de aard van de burgerlijke staat! Zij is een instrument in handen van het kapitaal. Exxon en Texaco vallen gewoon harder op omdat ze voortkomen uit de sterkste grootmacht, de VS. Maar wie gelooft er dat Royal Dutch-Shell of TotalFinaElf een haar beter zijn? Zij zouden in de gegeven situatie juist hetzelfde doen. Daarom moeten we oppassen om ons niet mee te laten sleuren in een kapitalistisch gevecht voor marktaandelen, maar daarentegen een onafhankelijk klassenstandpunt innemen.

Syndicale boycot

Natuurlijk kan een boycot van bepaalde producten onder bepaalde omstandigheden zinvol zijn. In Indonesië maken vakbonden regelmatig gebruik van dit wapen om de rechten van arbeiders te verdedigen. Toen in 2001 alle 150 leden van de textielvakbond Garteks ontslagen werden bij PT Istana Garmindo Jaya na een staking, bracht de vakbondsleiding contacten over heel de wereld op de hoogte, waaronder de schone-kleren-campagne. Ze vroegen daarbij druk uit te oefenen op Fruit of the Loom, Diadora, Tom Tailor en andere bekende merken die hun textiel laten maken bij PT Istana. Hier wordt een consumentenboycot gekoppeld aan concrete strijd tegen uitbuiting en de wanpraktijken van het kapitalisme. Voor deze syndicalisten blijft de sociale strijd op de werkvloer centraal, waarbij ze tactisch gebruik maken van de consumentenboycot.

De Amerikaanse studentenorganisatie United Students against Sweatshops zet eveneens druk op universiteiten om geen producten aan te kopen van bedrijven die de arbeidsrechten op een schandalige manier met de voeten treden. Hun gevecht tegen multinationals verbinden zij met solidariteitscampagnes voor arbeid(st)ers in de Derde Wereld, zij zenden zelf studenten ter plaatse voor coördinatie en om te leren over arbeidersstrijd, terwijl ze ook geregeld vakbondsmensen naar de VS halen. Ze gebruiken hun rol als consumenten in de strijd tegen multinationals, maar die rol maken ze complementair en ondergeschikt aan de strijd binnen de bedrijfsmuren.

Het regime in Zuid-Afrika is in het verleden heel sterk onder druk gezet om de apartheid af te schaffen. Dat ging op den duur ook gepaard met een boycot van bepaalde producten, bijvoorbeeld citrusvruchten van het merk Outspan. De zwarte arbeiders in Zuid-Afrika hadden echter zelf gevraagd voor die boycot, dus opnieuw stond hun ontvoogdingsstrijd centraal en was de consumentenboycot een complementaire tactiek. Wij benadrukten toen bovendien dat de boycot pas effectief kon werken als het een arbeidersboycot werd, waarmee we bedoelen dat de oproep voor een boycot in de betreffende sectoren binnen de vakbond verspreid moet worden zodat de arbeiders gecoördineerd zeggen: “Wij laden en lossen dit product niet, we plaatsen het niet in de rekken enzovoort”.

Al deze kenmerken gelden niet voor de boycot van Amerikaanse producten: deze boycot is niet gevraagd door de mensen in de bedrijven of in de VS (enkele alternatievelingen daargelaten). Deze boycot wordt evenmin gekoppeld aan strijd binnen de bedrijven voor sociale rechten en tegen de imperialistische politiek van multinationals. De boycot van Amerikaanse producten staat zelf centraal en vervalt zo in zuiver consumentisme. Ontdaan van elke klasseninhoud is de consumentenboycot niet meer dan een liberaal idee pur sang, via markten verandering afdwingen. Nochtans is de consument ook producent, arbeider in de distributie, transporteur enzovoort. In hun positie als producenten komen mensen tot collectieve actie, terwijl de consumentenboycot aanzet tot een individuele benadering: “Ik als consument weiger nog te tanken bij Esso”. Als individu staan wij echter het zwakst en het is geen toeval dat zo’n benadering opgang maakte op het moment dat de anti-oorlogsbeweging al in een neergang was. Het was juist tijdens de reuzenbetogingen dat we het sterkst stonden door het massale karakter en de reactie als collectief. Aanzetten tot collectieve actie creëert een dynamiek, terwijl consumentisme het individu terugwerpt op zichzelf.

Wij hebben in de anti-oorlogsbeweging steeds het belang van een syndicale boycot van de wapentransporten vooropgesteld en deze idee verdedigd bij het Anti-Oorlogsplatform Irak. Spijtig genoeg vielen onze pleidooien bij de meeste organisaties van dit platform in dovemans oren. Zij zweerden bij een boycot van Amerikaanse producten en ludieke acties daarrond. Het voorstel voor een syndicale boycot werd niet afgeschoten, maar ze beschouwden het simpelweg niet als een prioriteit. En dat op een moment dat de Belgische regering harde maatregelen aankondigde tegen iedereen die ook maar iets ondernam tegen de wapentransporten, waarmee duidelijk werd dat het Witte Huis sterk druk zette op Brussel. In Washington hielden ze hun hart niet vast voor een boycot van Amerikaanse producten, maar de mogelijke syndicale boycot van de wapentransporten was wel een groot gevaar, zeker omdat die syndicale boycot in bepaalde landen al in werking was. Met Vonk hebben wij toen nog een syndicale boycot proberen te forceren door solidariteit te verzamelen voor de loodsen, die zouden weigeren om schepen met wapens voor de Golf door de Schelde te loodsen als ze genoeg steun kregen van de vakbond. Dat de top van de vakbond uit zichzelf die steun zou weigeren, dat wisten we wel, maar door solidariteit en druk van de basis had de boycot nog geforceerd kunnen worden. Onze oproep werd ondertekend door veel individuele vakbondsmilitanten, maar tevens door hele delegaties en zelfs regionale sectoren. Vonk is evenwel een kleine organisatie. Wat zou er gebeurd zijn als de meer dan honderd organisaties van het Platform, die veel meer bekendheid en autoriteit genieten in België, hun achterban voor de syndicale boycot hadden gemobiliseerd? Zij kozen er echter voor om van de boycot van Amerikaanse producten de prioriteit te maken…

Anti-Amerikanisme versus internationalisme

De reikwijdte van de campagne is minimaal. Enkele geëngageerden voeren ludieke acties en krijgen daarop van de meeste klanten aan tankstations goede respons. De actieve steun bij de bevolking voor een dergelijke campagne is echter zeer klein, tot die conclusie komt ook het maandblad MO, dat nochtans vanuit NGO-middens komt.

Wij twijfelen geen seconde aan de goede bedoelingen van activisten die overal ter wereld op straat of voor vestingen van schuldige bedrijven mensen trachten te overtuigen Amerikaanse producten te boycotten. Een Bijbels spreekwoord zegt evenwel dat “de weg naar de hel geplaveid is met goede bedoelingen”. Het is spijtig genoeg niet voldoende goede bedoelingen te hebben, om resultaat te boeken moeten ze ook verbonden worden met een ideologisch kader, een strategie, methoden en een programma.

De grootste verantwoordelijkheid voor de intrede van onproductieve en zelfs nefaste methoden en tactieken, het gebrek aan strategie en een ontoereikend of ronduit verkeerd programma, ligt bij de leiding van de arbeidersbeweging en andere progressieve bewegingen. Zij hanteren een ideologisch kader dat niet (meer) vertrekt van de gezamenlijke belangen van alle onderdrukten ter wereld, maar tot doel heeft de beweging op zich in stand te houden en het welvaartsniveau en de privileges van de leiding zodoende te vrijwaren. Dit is het gevolg van ideologische vervaging en recuperatie door de burgerlijke (kapitalistische) staat waaraan zowel vakbonden, arbeiderspartijen als NGO’s onderhevig zijn.

Sommigen zullen op basis van het voorgaande misschien de conclusie trekken dat wij elke deelstrijd voor hervormingen verketteren en enkel zweren bij revolutie. Niets is minder waar, de twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het is echter belangrijk de strijd voor hervormingen te kaderen binnen een groter ideologisch geheel en een project voor maatschappijverandering. Wie greep wil krijgen op het doen en laten van financiële groepen, banken, holdings en bedrijven die de cynische politiek van het Amerikaanse imperialisme financieren, kan geen betere strategie bedenken dan het bewust maken en organiseren van de mensen die in loondienst werken voor die ondernemingen. Het bewust maken van de economische afhankelijkheid van loonarbeid zonder welke het kapitalisme niet kan bestaan en de koppeling van die bewustmaking aan een programma voor concrete hervormingen op de werkvloer.

Marxisten baseren zich steeds op de internationale solidariteit van de werkende klasse, ook met de Amerikaanse werkende klasse. Zij werken immers in loondienst voor de betrokken multinationals en beschikken door die positie over een enorme potentiële macht, namelijk de mogelijkheid om het productieproces stil te leggen, de winsten te ‘bevriezen’ en meer zelfs: het roer over te nemen zodat die multinationals niet langer ingezet worden voor individuele winsten maar voor de belangen van de mens als groep, als gemeenschap.

De boycot van Amerikaanse producten staat haaks tegenover internationale solidariteit en getuigt van een sterk anti-Amerikanisme. Wat denken de actievoerders eigenlijk te bereiken bij de doorsnee Amerikaan? Of doet dat er niet toe? Gaan Amerikanen door zo’n boycot kritischer nadenken over de banden tussen bedrijven en de overheid? Nee, de boycot zal juist het nationalisme van de gewone Amerikaan opzwepen en hem in handen van de aangeklaagde bedrijven jagen. Exxon en Texaco zullen heel blij zijn als ze kunnen zeggen dat het door die ‘laffe Europeanen’ is dat ‘hun werknemers’ ontslagen worden of voor minder moeten werken. En als de gewone Amerikanen onder de paraplu van de Amerikaanse bourgeoisie blijven, wie kan de wereld dan nog redden van de sterkste imperialist?

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 326 1 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken