Als we de sensationele berichtgeving nemen voor wat ze is, is de Belgische kust op zaterdag 8 augustus niet alleen getroffen door een hittegolf van formaat, maar ook door een spoor van vernieling vanwege een dubbel dozijn jonge Brusselse hooligans.
Het hele conflict, en hoe het aangewend wordt door de politie en rechtse kustburgemeesters, is het resultaat van een klassensamenleving waar ongelijkheid, politie-intimidatie en het opzwepen van racisme niet alleen om de hoek loeren, maar voortdurend aanwezig zijn.
Vijandig gebied
Het incident in Blankenberge veroorzaakte de grootste heisa, maar het is niet de eerste keer dat gelijkaardige conflicten ontstaan. Er is meer aan de hand. Brusselse jongeren die naar Vlaanderen trekken zijn als katten op vijandig territorium: nerveus en gespannen. Ze kennen die 'Flamands' niet zo goed. Ze hebben er wel al eens een haastig door hun straat zien stappen. En op het spitsuur lopen de Vlaamse arbeidsmigranten in het station als mieren door elkaar om zo snel mogelijk de stad uit te zijn. Wat wel geweten is: 43% van de Vlamingen stemmen op uitgesproken racistische partijen. En dat heel wat politieagenten zich Vlaamse cowboys onder Brusselse Apachen wanen. Die gemeenschappelijke ervaringen met racisme en discriminatie zorgen ervoor dat deze de trein opstappen met het gevoel dat ze zich zullen moeten laten gelden om een leuke dag te beleven. Dat geeft ook de Franstalige kinderrechtencommissaris aan:
“Dat [een bezoek aan de kust] is altijd een moeilijke ervaring. Je wordt met achterdocht bekeken, krijgt negatieve commentaar en bij het minste of het geringste – een kind van 12 jaar dat wat te luidruchtig is, bijvoorbeeld – volgt een spervuur van racistische beledigingen. (…) Het grote probleem van Brusselse jongeren is dat ze, hoe ze zich ook gedragen, altijd met die relschoppers zullen worden geassocieerd.”
Coronamaatregelen zijn geen pretje
Daarnaast hebben ze nood aan een dagje 'eruit'. Tijdens de quarantaine hadden ze geen tuin en beperkte levensruimte. Op het voetbalpleintje of in de club mochten ze hun sport niet meer beoefenen. Adil, die ze misschien kenden, werd in april doodgereden door de politie, omdat hij met een groep vrienden op een pleintje samenkwam. Diegenen die werk hadden, hebben waarschijnlijk de hele tijd moeten doorwerken onder bedenkelijke sanitaire maatregelen.
Touria Aziz merkt op DeWereldMorgen terecht op:
“De drukbevolkte wijken langs het kanaal in Brussel hebben bijna geen openbare zwembaden. Je geraakt er bovendien bijna niet meer binnen. Als je wil reserveren in het zwembad van Laken krijg je de melding dat alles volgeboekt is tot 18 augustus. Het zou perfect mogelijk geweest zijn om de weinige openbare ruimte met water die er is (de zwembaden, de vijvers en het strand) te verdelen onder de mensen die in de lente het hardst geleden hebben onder de lockdown. In plaats van de stoelen te verkopen aan de hoogste bieder of de eerste beller hadden overheden een groot deel van die plaatsen kunnen geven aan organisaties die dan op hun beurt er voor kunnen zorgen dat ze terecht komen bij de mensen die het hardst snakken naar een plek aan het water. Op stranden kan je ook perfect een grote ruimte afbakenen waar jonge mensen zich kunnen uitleven. Dat dat niet mag door de bubbels klopt niet. Scoutsgroepen gaan ook op kamp in bubbels van 50 en krijgen wel de kans om te dansen, te sporten of te spelen.”
De coronamaatregelen stellen de gespannen zenuwen extra op de proef. De kust rekent vooral op de politie, sancties en mogelijke arrestaties en geweld, om de regels te handhaven. Ook redders en strandstewards (vaak jobstudenten uit de kustgemeentes) worden ingezet om iedereen die de regels overtreedt op de vingers te tikken. Ze gaan er (niet per se met slechte bedoelingen) van uit dat iedereen respect zal hebben voor de regels, en dat de regels niet als respectloos zullen overkomen. Maar daarin zijn ze verkeerd.
De optelsom van de maatregelen en de centrale rol van de politie in de handhaving ervan (en niet jeugdwerkers of andere persoonlijkheden die respect genieten), zorgt ervoor dat een welbepaalde laag van de bevolking extra geviseerd wordt. Dat bleek duidelijk wanneer de N-VA-burgemeester van Blankenberge van het incident gebruik maakte om de politiek van de elitaire buur Knokke-Heist te volgen: dagjestoeristen zijn niet meer welkom in de kustgemeente. Groepen met hetzelfde profiel als de 'knokjongeren' (lees: jongeren van allochtone afkomst), werden zondag bij aankomst door de politie terug huiswaarts gestuurd. Ook de voorbije jaren waren er conflicten met jongeren die met hun energieke beleving al snel voor 'overlast' zorgen op de stranden die toegeëigend zijn door de horeca. En wanneer ze daarvoor racistisch beschimpt worden door andere strandgangers en geviseerd worden door de politie, is conflict nooit ver weg.
Privatisering van de openbare ruimte en discriminatie
De kern van het conflict in Blankenberge wordt duidelijk na het beluisteren van de getuigenis van medewerker van een stranduitbating:
“Alles is begonnen met de zee die dichter kwam en ze [de jongeren] wouden zich plaatsen op ons strand[!]. Maar dat is niet mogelijk en het mag ook niet om de handdoeken op ons strand[!] te leggen. Na ze drie keer gewaarschuwd te hebben en te vragen het strand te verlaten en hun muziek uit te doen want dat is gewoon complete overlast. Daar zijn ze agressief op beginnen te reageren en beginnen te duwen. Daarop is alles geëscaleerd.(...) Het was allemaal met de mentaliteit: 'Fuck de politie.'”
De politie moet dus snel aanwezig zijn geweest om de situatie te doen escaleren. Een tweede getuige uit dezelfde reportage vervolledigt het beeld: er waren al de hele dag spanningen met de politie die de groep om onduidelijke redenen meermaals uit elkaar probeerde te drijven.
In deze verklaringen zitten veel tegen de borst stuitende elementen. Eerst en vooral, beschouwen stranduitbaters het stuk strand dat bij hoogtij overblijft als hun strand. Wanneer het vloed is, is er dus geen plaats meer voor het deel van de bevolking dat niet wenst te betalen om van het strand te genieten.
Wat ook blijkt, is dat de politie al de hele dag druk in de weer was om groepen jongeren weg te jagen. De korpschef wond er ook geen doekjes om:
“Ik ga daar eerlijk in zijn. Het betreft jongeren van allochtone afkomst. (…) Ze aanvaarden geen gezag. Een constante is dat ze al gekend zijn bij de politie. Ook in hun eigen woonplaats veroorzaken ze problemen.”
De korpschef wekt dus ook nog eens de indruk dat alle jongeren van allochtone afkomst die zich niet 'zoals gewenst' gedragen, een strafblad hebben en potentieel gevaarlijk zijn. Zo wordt meteen het racisme aangewakkerd en een hardhandige aanpak bij volgende incidenten voorbereid en alvast goedgesproken.
De grootste politievakbond VSOA, nog steeds ontevreden over het succes van de Black Lives Matter-protesten die hun instelling viseren, doet er nog een schep bovenop. Ze vragen van de volgende regering een oorlogsverklaring (nultoleratie):
“De brave burger werd reeds geruime tijd lastig gevallen, de coronaregels werden genegeerd en deze ‘jongeren’ probeerden ook op het strand (en andere recreatiedomeinen) - zoals in de probleemwijken van bepaalde steden - de baas te spelen. Deze 'jongeren' moeten eindelijk benoemd worden door de politiek.”
Het is duidelijk dat een deel van het politiekorps hun Amerikaanse collega's als voorbeeld nemen. Die hebben in twee jaar al meer doden veroorzaakt dan 18 jaar oorlog in Afghanistan.
De vechtpartij van zaterdag in Blankenberge wordt op het conto geschreven van een drugsbende. Dat is zeker mogelijk, maar het feit blijft dat er slechts 3 van de 20 gearresteerden, toevallig of niet allemaal met een strafblad, langdurig zijn vastgehouden. In een stad als Brussel waar 22% van de jongeren werkloos is (reken gerust 40% in de armste wijken) en 15% geen middelbaar diploma behaalt, is de grens tussen een rotjob zoals maaltijdkoerier, de loopbaan van een eeuwige interimaris of kleine drugsdealer klein. Geen van de trajecten biedt hoop op een betere toekomst.
In de kranten staat het vol aan verontwaardigde commentaren: “Jongeren moeten de politie respecteren.” Maar dat is nu net onmogelijk. Lees er de bovenstaande verklaringen vanuit het politiekorps nog maar eens op na. En dat is nog maar de verbale uitdrukking van de politieterreur in sommige wijken. Dit kan niet anders dan conflict veroorzaken. Voor tal van jongeren is het onmogelijk om het gezag van de politie te respecteren, omdat het zou betekenen dat ze het systeem waarvoor de 'ordediensten' staan, aanvaarden. En dat systeem geeft hen niets.
Klassenjustitie
Daar waar de mensonterende en dodelijke rituelen van elitair studentenclubje al snel als een ongelukkig accident worden geframed, vergaat het de gearresteerde strandjongeren helemaal anders. Het viel de pers op dat ze maandag voor de rechter verschenen in dezelfde strandkleding als op zaterdag. Het is te zeggen topless in zwemshort. Dit is een overduidelijke vernedering en een techniek van de politie om de rechtbank te beïnvloeden. Het zal de studenten en rechterszoontjes van Reuzegom niet voorvallen. Zij zullen zich van achter hun batterij aan advocaten van hun beste kant, deftig in maatpak, kunnen presenteren aan de rechter.
Solidariteit en strijd
Op dit ogenblik uit deze woede zich in uitbarstingen en conflicten zonder veel perspectief. Maar een deel van deze jongeren zal de komende jaren de stakingspiketten en straatprotesten bemannen. En daar zal hun zo gevreesde opstandige geest haar nut bewijzen en een antikapitalistische uitdrukking krijgen.
Om de geviseerde jongeren een vernederende dag aan de kust te besparen, moet de handhaving van de sanitaire maatregelen uit de handen van de politie worden genomen. Het kan een eerste stap zijn in de volledige opheffing van de politie als ‘ordehandhaver’. Laat deze taken over aan jeugdwerkers en andere gerespecteerde leden uit de gemeenschap die in respectvolle dialoog kunnen gaan, indien er zich problemen zouden voordoen (in beide richtingen!). Stranduitbaters die denken dat ze het strand bezitten, vallen alleszins niet onder die groep.
En blijf vooral zelf niet terzijde. Verhef het woord tegen de politiediscriminatie en andere racistische uitlatingen. Aanvaard de privatisering van het strand niet. Wanneer ook de diegenen die misschien wel het meeste nood hebben aan een verfrissende plons zich welkom voelen en met respect worden behandeld, kunnen zulke conflicten vermeden worden. Ze worden grotendeels uitgelokt door de repressieve houding van de autoriteiten. Zo kan zelfs een middag op het strand van Oostende het begin vormen van de eenheid van de werkende klasse, klaar voor de strijd tegen het systeem van ongelijkheid en racisme.