In de laatste parlementsverkiezingen in Nederland boekte de extreem rechtse demagoog Geert Wilders een grote overwinning. Met 37 zetels veroverde hij de grootste fractie in de Nederlandse Tweede Kamer. De grootste partij op links is de nieuwe combinatie GroenLinks-PvdA geworden. Het plan was om de fusiepartij-in-oprichting de verkiezingen te laten winnen met de uit Brussel teruggebrachte Frans Timmermans aan het hoofd. Dit plan heeft gefaald. Hoewel de partij tweede werd, met 25 zetels (15,7%), was dit niet het beoogde resultaat. De SP, een meer linkse partij die ooit een valabel alternatief leek, verschrompelde (5 zetels 3,2%). De opgang van extreem rechts is een internationaal fenomeen. Velen hebben schrik voor een overwinning van het Vlaams Belang in onze verkiezingen van volgende juni of van Trump in de VS.
En nee, het fascisme staat niet voor de deur. In de jaren 1930 betekende fascisme de totale ver-nietiging van de arbeidersbeweging. Het verschil met die tijd is dat de fascisten in die jaren bes-chikten over tienduizenden militair georganiseerde milities. Ook de grote geruïneerde midden-klasse die de basis van het fascisme vormde bestaat niet meer. Maar dat wil zeker niet zeggen dat extreem rechts ongevaarlijk is. Het is wel een teken van de huidige seniele crisis van het kapita-lisme. De kapitalisten zelf zouden liever steunen op de traditionele partijen van de burgerij, zoals de VLD en de CD&V of - als het echt nodig is - de socialistische partijen en Groen. Maar als ex-treem rechts de verkiezingen wint zullen ze daar zeker gebruik van maken om verdere besparin-gen door te voeren, de sociale zekerheid nog meer af te breken en zo voort. Extreem rechts zal hen dat zeker niet beletten, wat ze vandaag ook beweren. Ook is racisme een adequaat middel om de arbeidersbeweging te verdelen, zullen ze denken bij het grootkapitaal. Dat staat Nederland te wachten en misschien ook ons land.
Hoe moet de arbeidersbeweging (vakbonden, Vooruit, de PS en de PVDA) daar weerwerk tegen bieden is de vraag die zich onmiddellijk stelt. De arbeidersbeweging moet haar programma radica-liseren en zich niet laten kisten door wat er ‘realistisch’ is in het kapitalisme. Ze moet onvoorwaar-delijke opkomen voor een betere sociale zekerheid, meer geld voor onderwijs en sociale woning-bouw, voor bescherming van het milieu en de strijd tegen ongelijkheid en zonder een millimeter toe te geven aan het racistisch discours.
Vooral moeten we ook oppassen voor de schijnoplossingen waar we niet moeten aan meedoen. Niet alle kapitalisten steunen extreem rechts. De grote meerderheid van het Amerikaanse grootka-pitaal is ongetwijfeld gekant tegen Trump. Ook bij ons zijn er rechtse politici die zich opstellen als duidelijke tegenstanders van extreem rechts, zoals Karel De Gucht of Patrick Dewael. Maar er is wel degelijk een programmatische toenadering aan de gang tussen rechts en uiterst rechts en soms leidt dit zelfs tot een effectief bondgenootschap. Daarom zou het een fatale fout zijn om “anti-fascistische” coalities te sluiten met deze politici. Voor één fundamentele reden: als puntje bij paaltje komt zijn de klassentegenstellingen beslissend. Als we vechten voor een betere le-vensstandaard en een groter deel van de koek voor de arbeidersklasse, zullen deze politici, samen met extreem rechts aan de andere kant van de barrière staan.
Evenmin moeten we de strijd tegen extreem rechts voeren onder het banier van “de verdediging van de democratie”. Natuurlijk verdedigen we de persvrijheid, het stakingsrecht, werklozensteun, het recht op betogen en zo voort. Stuk voor stuk zij dat verworvenheden van de arbeiders-beweging, die nu geleidelijk worden afgebroken unisono door extreem- en gewoon rechts. Geloof de fabeltjes niet dat die verworvenheden het gevolg zijn van hetgeen ze de laatste jaren met de idiote term “liberale democratie” bestempelen. Zij zijn er gekomen na harde en dikwijls revolutio-naire strijd. Wij willen een arbeidersdemocratie die veel verder zal gaan dan de huidige burgerlijke democratie. De noodzakelijke voorwaarde daarvoor zal de onteigening zijn van de banken en de grote monopolies. Daarna zal democratische controle een essentieel onderdeel zijn van een ge-zonde geplande economie, want ook nog vandaag houdt de democratie op aan de fabriekspoor-ten. Daarbinnen heerst de dictatuur van de bazen en de aandeelhouders.
Een laatste schijnoplossing kunnen we zien bij links reformisten zoals Sanders, Corbyn of Tipras (Syriza). Dat waren eerlijke verdedigers van de werkende klasse, die verschillende voorstellen deden die -als ze konden worden doorgevoerd- en serieuze verbetering zouden betekenen. Allen hebben ze de laatste jaren fatale nederlagen geleden. Dat zij op zo’n vernederende manier in het stof hebben moeten bijten is hoofdzakelijk te wijten aan één kapitale denkfout: zij wilden een com-promis bereiken binnen het kapitalistisch systeem. In de huidige toestand van het wereldkapita-lisme is dat onmogelijk. Alle machtsblokken zijn verwikkeld in een gevecht voor markten en invloed. Alle middelen zijn daarvoor toegelaten, tot oorlog toe. Over slechts één ding zijn ze het eens: de arbeidersklasse zal betalen, met hun levensstandaard, desnoods met hun bloed.
Telkens als deze schijnoplossingen onvermijdelijk tot een nederlaag leiden zet dit de deur open voor ontgoocheling en een groei van extreem rechts. Uiteindelijk zal er slechts één uitweg overblij-ven: de revolutionaire omverwerping van het kapitalisme en de stichting van een internationale so-cialistische wereldfederatie. Als puntje bij paaltje komt is dat de enige duurzame oplossing tegen extreem rechts.