2 april was een historische dag voor de vakbonden van de bouw in België. Voor het eerst was er een algemene staking van de sector over heel het land.
Ondanks het feit dat in deze sector 98 procent van de arbeiders gesyndiceerd zijn, waren stakingen en zeker algemene stakingen er tamelijk zeldzaam. Toegegeven: zes jaar geleden was er ook een algemene staking, maar dan alleen gesteund door het ABVV. De grote vooruitgang was dat deze maal ook het ACV en het ACLVB meededen. Het toont dat ook in sectoren waar "sociale vrede" tot nu toe de regel was, de conflicten scherper worden. De staking was een groot succes, met 90 tot 95 procent in sommige van de grote bedrijven en een zeer goede opvolging daarbuiten.
Redenen van de misnoegdheid
Sedert het bestaan van de loonnorm (1) werden in de bouwsector altijd "all in akkoorden" (2) gesloten bij de CAO-onderhandelingen. De grote prijsstijgingen, vooral in de eerste helft van 2008, hebben echter de afgesproken loonsverhoging van 5 procent volledig opgepeuzeld. In praktijk kwam dat voor de bouwsector neer op een inkomensverlies van ongeveer 2,5 procent. En dat in een periode dat de zaken nog buitengewoon goed gingen en de patroons dus dikke winsten maakten! Logischerwijze eisten de bouwvakkers een inhaalbeweging. Hier kwam het pas gesloten Interprofessioneel Akkoord (IPA) (3) stokken in de wielen steken. Daardoor werd de marge voor de loonsverhogingen zeer beperkt en kon er enkel sprake zijn van netto- loonsverhogingen. Wij vinden dat je beter spreekt over "extra voordelen" zoals maaltijdcheques enzovoort. De druk om iets substantieels te bekomen was echter groot. Er werd een gemeenschappelijk eisenprogramma opgesteld van de drie vakbonden. De onderhandelingen sleepten echter aan en er werd een stakingsaanzegging ingediend.
Voorakkoord
Grote verassing: in de vroege ochtend van 2 april kwam het bericht dat er een voorakkoord was gesloten tussen het patronaat van de bouw en de vakbondstop. Het bericht kwam er twee uur voor het begin van de staking en was dus te laat om die tegen te houden. Dat de staking desondanks toch nog een succes werd is een waar huzarenstukje. Was dat wel een gelukkige timing van de (nationale) vakbondsleiding? Was er geen beter akkoord mogelijk geweest indien men wat langer aan tafel was blijven zitten en de impact van de staking duidelijk was geworden? De vakbondsbasis vond in ieder geval van wel, want het voorakkoord werd bij de raadplegingen in de daarop volgende week afgekeurd. Ondertussen was de staking opgeschort. Maar laat ons eerst even bekijken wat in het voorakkoord stond.
We geven kort de voornaamste positieve en de negatieve punten:
Positief:
Negatief:
Verdere verhoging van de flexibiliteit. Bovenop de bestaande 130 overuren per jaar worden nog extra 50 overuren ingevoerd, waarbij de overuren slechts aan 120 procent moeten worden uitbetaald in plaats van de gebruikelijke 150 procent.
Afwijzing
Blijkbaar woog het tweede zwaarder door dan het eerste bij de miltanten die in de week volgend op de staking werden geconsulteerd. Er speelde natuurlijk sterk mee dat er niet echt een inhaalbeweging was voor het loonverlies van 2,5 procent dat vroeger werd geleden (5). Maar er was ook grote ontevredenheid over de eisen tot bijkomende flexibiliteit. "Als de bazen in crisistijden vragen naar meer overuren betekent dat dat ze van plan zijn mensen te ontslaan en tegelijkertijd de anderen langer te doen werken", zegden de militanten. Vooral in de betoncentrales viel de eis naar meer flexibiliteit buitengewoon slecht. Die betoncentrales, die slechts 1500 van de 170.000 arbeiders uit de bouw tewerkstellen, hebben een sleutelpositie omdat zij alle werven van beton voorzien. "Wij zijn al zo flexibel als een tuinslang," zegden ze "nog grotere flexibiliteit zou de mogelijkheid tot zaterdagwerk inhouden en dat is een brug te ver."
Het akkoord werd afgekeurd met 53 procent door het ACV, met 57 procent door het ABVV en met 68 procent door het ACLVB. Nieuwe onderhandelingen werden gestart en er werd een bemiddelaar gevraagd. Voorlopig worden geen nieuwe stakingen aangekondigd. Op het ogenblik dat we dit schrijven weten we nog geen uitkomst van de onderhandelingen. Maar we vinden wel dat het al mogelijk is om lessen te trekken uit het voorgaande.
Besluit
De geslaagde staking in de bouwsector toont aan dat het niet onmogelijk is om in tijden van recessie syndicale actie te voeren. Ook in de bouw is er een achteruitgang van de activiteit, hoewel minder dan in veel andere sectoren. Het toverwoord was hier: gemeenschappelijk front. Eenheid van de arbeiders in actie kan poorten openen die anders gesloten blijven. In het verleden was een dergelijke eenheid verre van evident in de bouw. Nu werden zelfs gemeenschappelijke militantenvergaderingen gehouden. Op de plaatsen die we konden bezoeken was de sfeer opperbest.
De percentages waarmee het voorakkoord werd afgekeurd waren duidelijk, maar niet overdonderend. Logisch ook als je nagaat dat de nationale vakbondsleiding het niet alleen voorgelegd heeft aan haar basis, maar ook heeft verdedigd. Het zou kunnen dat de patroons in die percentages (meer dan de helft afkeuring, maar niet de twee derde die normaal vereist is om een staking verder te zetten) aanleiding ziet om het been stijf te houden. Dat zou hun zuur kunnen opbreken want de ontevredenheid in de bouw is niet te onderschatten. Het is de taak van de nationale vakbondsleiding dat aan het patronaat duidelijk te maken en de stemming onder hun basis beter in te schatten dan de vorige keer.
De zwakte van het huidige interprofessionele akkoord wordt door het conflict in de bouw ook volledig blootgelegd. Het verhindert de bouwsector looneisen te stellen die volkomen gerechtvaardigd zijn. Maar dat is niet de enige boosdoener. De oorspronkelijke oorzaak van het verlies aan koopkracht zijn de all-in-akkoorden die in de bouw werden afgesloten. Wij zijn altijd tegenstander geweest van dergelijke akkoorden. Zij zijn een regelrechte aanval op de index en dat is ook de reden waarom de patroons ze hebben doorgedrukt. In tijden van grote inflatie leiden ze onvermijdelijk tot loonverlies, zoals de arbeiders uit de bouw hebben ondervonden. Er is nog een andere reden om er tegen te zijn: het verdeelt de arbeiders over verschillende systemen en maakt eenheid in actie moeilijker. In praktijk zal het all-in-systeem de volgende twee jaar worden afgeschaft in de bouw. Doen, zouden we zeggen! CAO-onderhandelingen dienen voor wat we kunnen bekomen bovenop de index.
Het wordt ook tijd dat er meer erkenning komt van het syndicaal feit in de bouw. Zoals al gezegd is 98 procent van de bouwvakarbeiders lid van een vakbond. Vakbondwerking blijft echter dikwijls voornamelijk een administratief gebeuren. Er zijn ook geen syndicale verkiezingen. Verstaanbaar als dat mag zijn in kleinere bedrijven (de meerderheid) even onaanvaardbaar is dat in grotere (en de bouw kent bedrijven van 1000 arbeiders en meer). De vorige staking heeft getoond dat de verhoudingen harder werden. Sommige patroons hebben hun arbeiders met ontslag bedreigd indien ze zouden staken, zonder succes evenwel. De arbeiders uit de bouwsector hebben recht op verkozen afgevaardigden om hun rechten te verdedigen. Dat zou moeten kunnen in bedrijven vanaf 30 werknemers.
voetnoten
1) Een woordje uitleg voor de niet-syndicalisten onder ons: om de twee jaar worden onderhandelingen gevoerd tussen de patroons en de vakbonden, die als ze lukken uitmonden in een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO), waarbij lonen arbeidsvoorwaarden enzovoort worden afgesproken voor de volgende twee jaar. De loonnorm is een gevolg van de wet van 26 juli 1996 en wordt vastgelegd door onderhandelingen van alle vakbonden over gans het land en het (nationale) patronaat. Theoretisch kan die loonnorm ook bij wet worden vastgelegd, maar dat is slechts eenmaal gebeurd, in de periode 1997-1998. In alle andere nationale CAO's werd dit beschouwd als een stilzwijgende overeenkomst tussen patroons en vakbonden. Voor de periode 2007-2008 bedroeg de loonnorm bijvoorbeeld 5 procent. Dezelfde wet garandeert minimaal de indexering van de lonen en de loonschaalverhogingen. Eenmaal de CAO voor gans België is onderhandeld (wordt tegenwoordig Interprofessioneel Akkoord genoemd) kunnen er afzonderlijke CAO's gesloten worden voor de sectoren (zoals bouw, metaal, overheidsdiensten enz.). Zo gaat dat verder langs ondersectoren (voor overheidsdiensten bv. spoor, onderwijs enz.) tot men uiteindelijk op bedrijfsvlak terechtkomt.
2) Bij 'all-in-akkoorden' wordt in praktijk de index buiten spel gezet. Zo werd in de CAO van de bouwsector voorzien dat de marge voor loonsverhogingen in de periode 2007-2008 maximum 5 procent was. Daarbij werd geen rekening gehouden met de index. Het is de meest 'zuivere' vorm van all-in-akkoorden. In de metaalsector bijvoorbeeld geldt een ander soort all-in waarbij de indexaanpassing van de lonen wel wordt gegarandeerd, maar waarbij bijkomende loonsverhogingen worden beperkt of afgeschaft als de index meer stijgt dan voorzien. Bij de openbare diensten, de meeste bedienden en de uitkeringstrekkers geldt het systeem niet. Daar geldt de index onverkort en worden CAO-onderhandelingen gevoerd over hetgeen bovenop de index kan bekomen worden.
3) In het pas gesloten IPA voor de periode 2009-2010 werd afgesproken dat er geen loonsverhogingen mogelijk zijn bovenop de index. Hooguit kunnen in 2009 voor 125 euro en in 2010 voor maximaal 250 euro netto voordelen worden gegeven in de vorm van extra-legale voordelen zoals maaltijdcheques. Dergelijke systemen ondermijnen de financiële basis van de sociale zekerheid.
4) Tot voor kort werden alle premies in de bouwsector via de vakbonden verdeeld. De vakbonden kregen daar ook een administratieve vergoeding voor van de patroons. Niet-leden konden de premies ook verkrijgen via het sectorfonds, maar moesten dan wel de administratieve premie zelf betalen. Door een gerechtelijke tussenkomst van het Vlaams Blok moest heel het systeem afgeschaft worden. Daarom wordt de syndicale premie, een systeem dat in andere sectoren al zeer lang gangbaar is, nu ook in de bouw ingevoerd.
5) In de pamfletten die voor de staking werden verdeeld, werd dit geschat op ongeveer 50 euro per maand.