Sp.a hield een nationaal congres op 7 februari. De korte congrestekst die er werd goedgekeurd blinkt uit door nietszeggendheid. Dit schudden ze uit hun mouw na een periode van grote syndicale bewegingen in eigen land, na de klinkende verkiezingsoverwinning van Syriza in Griekenland. De ideologische neergang van de sp.a blijft ons verbazen. Niet dat we dit schrijven met leedvermaak. We leven mee met de duizenden basismilitanten van de sp.a die knarsetandend de teloorgang van hun partij ondergaan en meestal niet op het congres aanwezig waren.
Maar wat te doen om het tij te keren? De misnoegdheid over de politiek van de rechtse regering is toch groot. Waarom kunnen noch sp.a noch PS voordeel halen uit hun kritiek daarop? Het antwoord is duidelijk: die kritiek is compleet ongeloofwaardig als men geen afstand neemt van veel maatregelen die de vorige regeringen genomen hebben, met deelname van de socialistische partijen en zelfs met een socialistische eerste minister.
De basis van de partij weet dat het nodig is om afstand te nemen van het verleden. Nergens was dat duidelijker dan in Antwerpen. Op de eerste vergaderingen die de Antwerpse afdeling hield na de nederlaag in de gemeenteraadsverkiezingen was de haat tegen het beleid van Patrick Janssens voelbaar. Unaniem werd beslist de naam “stadspartij” te laten vallen. Het woord socialisme uit de partijnaam weren, de partij een kartel met de CD&V opdringen, het had enkel maar geleid tot De Wever als burgemeester. Helaas blijven de geesten van vroeger sterk aanwezig.
Als de sp.a in de pers komt, is het meestal in de vorm van heimelijke of openlijke ruzies. Het ontslag (en dan toch niet: dubbel pijnlijk) van Yasmine Kherbache als fractieleidster in de Antwerpse gemeenteraad; de tweestrijd tussen Bruno Tobback en John Crombez voor het voorzitterschap. Laat ons duidelijk zijn: er is niets verkeerds aan dat er meerdere kandidaturen zijn voor het voorzitterschap. In een gezonde partij kan dit de politieke discussie stimuleren en duidelijke keuzes mogelijk maken. Maar bij de sp.a krijgt dat altijd de allures van een gevecht in een krabbenmand.
Op het congres had de Nederlandse geschiedkundige Bregman veel succes. Hij veegde de Europese sociaaldemocraten grondig de mantel uit en verweet hen een gebrek aan ambitie, aan “utopie” (slechte term volgens ons: socialisme is niet utopisch, denken dat men het kapitalistisch systeem menselijker kan maken is dat wel). Maar zoals het dikwijls gaat, heeft deze denker goede diagnoses, maar gebrekkige oplossingen. Een ervan is het basisinkomen. In het vorige nummer van Vonk hebben we al uitgelegd dat dit absoluut geen goed idee is.
Nieuwe ideeën zijn welkom, maar de socialistische partijen hebben er ook nood aan om oude ideeën opnieuw te ontdekken. Enkele maar:
Dat socialisme er niet is om het kapitalisme te beheren, maar om het te vervangen door een rechtvaardiger systeem.
Dat een socialistische partij een politieke stem geeft aan de arbeidersklasse. Ja, we zijn niet bang deze term te gebruiken, ook al wordt arbeider in het Nederlands dikwijls enkel voor handarbeiders gebruikt. We bedoelen uiteraard alle loontrekkenden, de overgrote meerderheid van de bevolking dus: al degenen die de vakbonden bij de recente stakingen wél wist te betrekken. In ieder geval niet de ergerlijke term middenklasse, een term die sommigen uit de arbeidersklasse wil wijsmaken dat zij beter zijn dan de anderen.
Het zuiden van Europa toont dat er verandering op komst is. Nieuwe partijen zoals Syriza en Podemos boeken gigantische stemmenwinst omdat zij een radicaler programma hebben en niet meegaan in de kapitalistische retoriek. In de jaren 1980 had PASOK nog een absolute meerderheid, nu nog 4,7% bij de laatste verkiezingen. Syriza haalde 36,3% en leidt nu de regering. Ook zij zullen het in de praktijk moeten bewijzen natuurlijk, maar in ieder geval is het duidelijk dat niets meer evident is voor de socialistische partijen. Verder plooien voor de kapitalistische logica betekent alleen verdere achteruitgang.