Het federaal congres van het ABVV van juni vindt plaats tegen een uitzonderlijke achtergrond, namelijk de ergste crisis van het wereldkapitalisme sinds de jaren ‘30. Dit heeft in ons land geleid tot een verhoging van de werkloosheid tot het niveau van 1970 en een opmars van de armoede tot zelfs binnen de middenklasse. Meer en meer mensen kijken aan tegen een onoverkoombare schuldenberg. Het sluipend gif van de stress, even dodelijk als cholesterol of hoge bloeddruk, neemt toe. De staatsschuld is weer torenhoog door de overheidshulp aan de banken. Frank Vandenbroucke schat de nodige besparingsinspanning op twee keer de opofferingen die in de jaren ’80 en ’90 zijn opgelegd aan de bevolking. Het pensioen ligt in de vuurlinie. Langer werken is de boodschap. Dit zal zorgen voor grote confrontaties tussen arbeid en kapitaal, tussen de vakbonden, de bazen en de regering.
Het zal een tijdje duren voordat het doordringt dat deze crisis geen normale crisis is of een ‘normale’ cyclusbeweging van de economie. Deze crisis zal lang duren. Het is geen crisis van een ‘model’ van het kapitalisme maar van het kapitalisme zelf. Alle vertrouwde visies en waarheden in onze vakbond zullen hierdoor overhoop gehaald worden. Het ABVV moet zich hierop voorbereiden. Het begint allemaal met een correcte analyse van de aard van de crisis en van de kapitalisten.
Sommigen in de vakbond denken dat het erop aan komt even op de tanden te bijten. Binnenkort is het weer zoals vroeger en zal er weer naar ons worden geluisterd. De redding komt van het herstel. Regulatie en controle over de excessen van het kapitalisme gekoppeld met oproepen tot bezinning zouden alles terug in zijn oude plooien brengen. Vandaar het pleidooi van het ABVV in haar resoluties om snel met het patronaat een eco-solidair groeimodel te onderhandelen. “Weer aan tafel kunnen zitten”, daar gaat het voor te veel vakbondsleiders om. De messen worden echter gewet in het patronale kamp. Aan tafel zitten is goed. Maar niet om de patronale agenda sociaal aanvaardbaar te maken. De strijd bij AB Inbev geeft ons goede inzichten over de strategie die we als vakbond moet hanteren. Ten slotte stellen we voor dat het ABVV-congres een concrete actiestrategie uitwerkt op federaal en interprofessioneel vlak.
Strijden tegen het kapitalisme of voor ‘goede ondernemers’
“Ik droom van echte entrepreneurs. Dat zijn ondernemers die voor hun bedrijf gaan, aan innovatie doen, van de loonkosten geen fetisj maken en in sociaal overleg geloven. Veel van de huidige bedrijfsleiders zijn eerder financiers dan ondernemers”, stelt Rudy De Leeuw in De Tijd.
De scheiding tussen ‘goede’ en ‘slechte’ ondernemers is zeer kunstmatig. In dit verhaal zijn de slechte ondernemers speculatieverslaafde financiers die fundamenteel verschillen van de productieve, innovatieve patroons. Deze laatsten zouden kunnen rekenen op de inschikkelijkheid van de vakbonden. Die opdeling bestond misschien nog in de 19e of aan het begin van de 20e eeuw. Maar vandaag is het financiële kapitaal zo vervlochten met het commerciële en industriële kapitaal dat die verschillende groepen in grote mate in elkaar zijn opgegaan. AB Inbev is niet alleen een brouwerij maar ook een beleggingsmaatschappij geworden. Het financiewezen overschaduwt alle andere sectoren van de economische activiteit en heeft die aan haar eigen wetmatigheden onderworpen. We weten dat de natte droom van iedere kapitalist erin bestaat geld te kunnen maken met… geld, zonder ook maar iets te moeten produceren, want dit houdt risico’s in. Allen kijken met nijd naar die speculanten die miljoenen euro winst maken zonder hun handen vuil te maken.
Een verbetering van de winstvoet door de creatie van relatieve meerwaarde via investeringen in constant kapitaal in tijden van crisis is amper een optie: kapitalisten beginnen geen investeringsprojecten wanneer de afzetverwachtingen ontbreken. Bovendien is er amper kredietverlening (noch van de banken, noch op de kapitaalmarkten). In crisissituaties wordt de winstvoet dus inderdaad opgetrokken door te snoeien in variabel kapitaal. Die mogelijkheid tot verlagen van de loonvoorwaarden vergroot ook onder druk van de crisis (cf. de verandering van paritair comité in Carrefour). Daarenboven gaat de kapitalist ook over tot het verlengen van de arbeidsduur (zonder loonsverhoging) en het verhogen van het arbeidsritme (aan hetzelfde loon).
Een kapitalist die in crisistijden zijn winsten wil vrijwaren, is noodzakelijkerwijs een luie ondernemer die niet innoveert en een slechte werkgever die mensen ontslaat, lonen bevriest en zijn werknemers langer laat werken. Er zijn geen goede of slechte kapitalisten. Er bestaan enkel kapitalisten die winst willen maken ten koste van hun personeel. Dat moet onze basisstelling zijn omdat die beste overeenstemt met de realiteit van een kapitalistische economie in de 21e eeuw.
Economisch herstel. Back to normal?
De economie blijkt weer lichtjes aan te trekken. Het IMF voorspelt dit jaar een groei van 1,2 procent en amper 1,3 procent in 2011. Een belangrijk gedeelte van de ondernemers is weer optimistisch gestemd. De Belgische economie is echter zeer afhankelijk van de wereldeconomie. Hier groeit de vrees voor een nieuwe inzinking van de economie, wat ze een ‘double dip’ noemen, een dubbele duik. Zelfs als dit niet zo uitkomt in de volgende maanden, is het herstel niet echt vreugdevol voor de werkende bevolking. De schuchtere groeicijfers worden vooral behaald door fors de kosten te drukken. Een echte shocktherapie als het ware. Dit jaar alleen komen er 90.000 werklozen bij. Vooral de jonge mensen zien hun kansen op een baan verminderen. Het herstel is er vooral een van de winsten, de bonussen en de dividenden. Bij de kapitalisten is het weer kermis. De werkloosheidsstatistieken en andere sociale barometers blijven in de recessie. Als er dan toch weer wordt aangeworven of er een bedrijf open gaat, is de prijs nogal groot voor de arbeiders. Twee voorbeelden. Audi Brussel haalt het Audi 1 model binnen. 1800 arbeiders wordt werkzekerheid aangeboden gedurende zes jaar. Maar Audi Brussel staat ook voor een primeur: het wordt het eerste bedrijf in ons land dat het plusminusconto invoert, een systeem van flexibele uurroosters aangepast aan de levenscyclus van automodellen. Arbeiders kunnen in het systeem gevraagd worden om 48 uur per week te werken. Werkweken van zes dagen worden perfect mogelijk. Net zoals werkdagen van tien uur. Eveneens is er overeengekomen dat er 12 procent sneller zal gewerkt worden. Bitter herstel.
In Luik brandt sinds april de vlam weer onder hoogoven nummer 6 van Arcelor Mittal. Een jaar geleden werd de HF6 gedoofd als gevolg van de strenge terugval van de vraag naar staal. Vandaag is er weer vraag naar staal en daarom wordt er weer geproduceerd. Veel van de taken bij de productie van staal werden nu echter uitbesteed. Minder dan wat de bazen wilden dankzij wat vakbondsverzet. Maar uiteindelijk wordt er met 33 procent minder volk gewerkt. Dit zal ongetwijfeld zijn weerslag hebben op de veiligheid in een bedrijf dat op een paar jaar tijd 25 dodelijke ongevallen heeft gekend.
In de mate dus dat er herstel is in de economie, herstellen de bazen niet dezelfde werkomstandigheden als voor de crisis, twee jaar geleden. Het wordt dus niet ‘back to normal’ op de werkvloer.
De vakbondsleiding en het overleg
In België is het al lang geweten dat vooral de leiders van de twee grote vakbonden, het ACV en het ABVV, beslissend kunnen zijn in crisissituaties. Er zullen zich gelegenheden voordoen: de onderhandelingen over het eenheidsstatuut van arbeiders en bedienden en de onderhandelingen over een nieuw Interprofessioneel Akkoord in het najaar. Maar de onderhandelingsmarges zijn klein. Bovendien heeft de regering al gezegd dat zij geen geld meer heeft om een CAO af te kopen, zoals bij het vorige interprofessioneel akkoord. Mogelijks zullen de patroonsorganisaties proberen om het ACV los te weken uit het gemeenschappelijk vakbondsfront. We mogen ons ook aan een verhevigde perscampagne verwachten tegen ‘overdreven’ en ‘onredelijke’ vakbondseisen.
Zeker in tijden van crisis lijkt de drang naar ‘staatsmanschap’ bij sommige vakbondsleiders groot. Herwig Jorissen, voorzitter van de Vlaamse rode metallo’s, pleite onlangs opnieuw voor het Duitse model van medebeheer. De Leuvense professor arbeidsverhoudingen, Valeria Pulignano, vraagt dat de vakbonden mee “betrokken worden bij de strategische beslissingen”. “Neem ze op in de raden van bestuur”, is haar advies.
De patroons spelen hier op in. Met een sociaal pact hopen ze dat de vakbondstop haar achterban in bedwang kan houden. Zo lijkt het Belgische sociale model gered. Is dat zo? Niets is minder waar.
De vakbonden zijn institutioneel sterk verankerd. Dit maakt dat ze (zeker aan de top) vergroeid zijn met een heleboel staatsinstellingen. Maar beneden in de bedrijven en in de sectoren voert het patronaat oorlog. Een onverklaarde oorlog waarvan zij alleen de spelregels heeft geschreven. Hier geldt de Conventie van Genève niet. Respect voor de delegees is er niet. Deze worden op verschillende plaatsen gemobd, gepest, psychologisch kapot gemaakt. Op andere plaatsen is de formele sociale dialoog enkel schone schijn. Herstructureringen worden door de strot geramd van de vakbonden, die tot ‘sociale begeleiders’ gereduceerd worden.
De messen worden geslepen bij het patronaat. Getuige hiervan het oorlogspamflet van Voka in Vlaams-Brabant. In een tijd van kapitalistische crisis proberen de kapitalisten hun winsten te herstellen met een shocktherapie tegen de sociale verworvenheden van de arbeidersbeweging. Voor hen is het een bittere objectieve noodzaak. De schijn van overleg en dialoog wordt hooggehouden. Maar enkel de schijn. Er wordt weldegelijk overlegd, maar enkel in het belang van het patronaat. De werkende klasse is hier niet blind voor, tot ongenoegen van de bazen: “De normale gang van zaken is dat men bij een sociaal conflict overlegt, praat en discussieert. Geraakt men er niet uit, dan komt er normaal een stakingsaanzegging en pas dan wordt tot actie overgegaan. Nu slaan de vakbonden te vaak een stap over en blokkeren ze meteen de boel als de gesprekken afspringen. Als werkgevers blijven wij voorstander van de dialoog. Dat is en blijft de meest efficiënte manier om een probleem op te lossen”, klaagt Pieter Timmermans van het VBO.
Wat kunnen we leren uit de blokkade bij AB-InBe?
Het was in meer dan één opzicht een merkwaardig strijd. Vooreerst wegens de duidelijkheid van de vakbondsstandpunten: het intrekken van de aangekondigde herstructureringsplannen, met inbegrip van de 263 ontslagen. Maar vooral de gekozen actiemethode was nieuw en verrassend: de blokkade – zonder staking – van de afgewerkte producten bood vanuit syndicaal standpunt de beste van alle werelden. De moderne economie is uiterst afhankelijk van onmiddellijke levering van de afgewerkte producten. Elke, zelfs kortstondige, breuk in de keten van levering na de productie brengt onmiddellijke problemen en grote verliezen teweeg. Vanuit syndicaal standpunt is het bovendien mogelijk de arbeiders, die nog altijd in het bedrijf aanwezig zijn, constant te informeren. Bovendien lijden ze natuurlijk geen loonverlies. Er stelt zich duidelijk de vraag: wie is de baas in het bedrijf? Het gebeurt zelden dat vakbonden bij een conflict al hun eisen behalen, wat hier wel gebeurd is, en dat bovendien in een strijd met een belangrijke multinational.
In normale tijden wordt er door het kapitalistische staatsapparaat korte metten gemaakt met een dergelijke actie. AB-InBev was dat ook van plan. Haar eenzijdig verzoekschrift tot opheffing van de blokkades werd aanvaard door de rechter in Leuven, maar niet door die van Luik. Burgemeester Tobback van Leuven weigerde de politie in te zetten. Dit zijn uiterst uitzonderlijke gebeurtenissen! De gehaaide kapitalisten van AB-InBev zullen waarschijnlijk met de ogen geknipperd hebben. Toen zij overgingen tot het stopzetten van de productie en het instellen van de tijdelijke werkloosheid weigerden de vakbonden nog verder aan de onderhandelingstafel te komen. Op dat ogenblik riep minister van Werk Milquet alle partijen weer aan tafel en werden alle eisen binnengehaald. In eerste instantie zelfs zonder dat er vakbondsvertegenwoordigers aan tafel zaten! Wat een les voor de helden van het overlegsyndicalisme, die denken dat men alleen met slimme onderhandelingen iets kan bereiken.
Niets is zo belangrijk als een overwinning. De lessen van AB-InBev werden vlug geleerd. Bij Opel, waar het wagenpark werd geblokkeerd. Bij de kleinere brouwerij Alken-Maes. Op 9 februari wonnen zelfs de varkenshouders hun conflict met de “AB-InBev-methode” na een blokkade van de slagerij Westvlees in Oostrozebeke. Naast de grote steun bij de bevolking weerspiegelt dit vooral het feit dat het kapitalisme enorm aan legitimiteit heeft verloren. Een bedrijfsconflict is uitgegroeid tot een maatschappelijk conflict. “De vakbond wint de communicatieoorlog”, stelde De Morgen bij de ontknoping van het conflict bij AB-InBev. Een kantelmoment zoals er nog vele zullen zijn... In het bijzonder wordt niet meer aanvaard dat er ontslagen vallen in een bedrijf dat winst maakt, zeker niet als er ook nog grote bonussen worden uitgekeerd aan de toplui. Samen met Bayer heeft de strijd bij de brouwerij AB-Inbev een nieuwe schwung gegeven in een aantal bedrijven. Uit de lessen van deze bedrijvenstrijd kan het ABVV haar strategie uit tekenen tegen het patronaat.
Een actieplan en duidelijke eisen
Met de rug tegen de muur en alleen in hun bedrijf houden onze delegees zich bezig met het ‘managen’ van de ontslagen en herstructureringen. In de openbare diensten zal ook hard gesnoeid worden. De beproefde salamitactiek moet er zorgen voor de nodige verdeeldheid tussen de werknemers. Om hier een ommekeer te krijgen, stellen we voor dat het ABVV een actieplan uitwerkt. De afzonderlijke acties in de bedrijven worden best eengemaakt tot een grote beweging. We aanvaarden de ontslagen niet meer. Zowel in winstgevende als in zogezegde verlieslatende ondernemingen. Dit is het beste uitgangspunt voor het begin van het verzet. Tegen ontslagen plaatsen wij de eis bijvoorbeeld van arbeidsduurvermindering (32 uur zonder loonsverlies). De vierdagenweek van het ABVV moet weer voorop worden gesteld. Ook willen we weten wat met al de inspanningen (o.a. productiviteitsstijgingen, vermindering sociale bijdragen, subsidies) is gebeurd. Hiervoor moeten we de boekhouding grondig doorlichten. Niet alleen van een individueel bedrijf maar van het hele patronaat. Naast blokkades zijn bezettingen ook een goed syndicaal wapen, zeker in geval van lock-out of sluiting. In navolging van wat er in andere landen gebeurt, mogen we zeker geen schrik hebben om de nationalisatie te eisen van deze bedrijven die willen sluiten. Wat de pensioenen betreft zijn wij voorstander van het versterken en consolideren van de eerste pijler. Het pensioen moet minstens 75 procent zijn van het laatste loon. Een vermogensbelasting en/of de afschaffing van de notionele interestaftrek kan dit allemaal zonder probleem financieren. De banken in overheidshanden nemen en fuseren tot een overheidsbank onder de democratische controle van het personeel en klanten is eveneens een vitaal bestanddeel van een offensief eisenprogramma. Vorming hierrond met de delegees en de militanten kan een brede informatiecampagne in de bedrijven en de wijken voorbereiden rond deze eisen. Een nationale betoging (zonder quota’s en lang genoeg op voorhand aangekondigd) kan het startschot geven aan de actie. Vroeg of laat zal dan ook een stakingsdag moeten worden gehouden. Want dat is de enige taal die de bazen begrijpen.