Bij geldkoerier Brink’s zit het sociaal overleg muurvast. De werkgever wil mordicus de bedienden het arbeidersstatuut opdringen. Hoe zit het met het eenheidsstatuut waarover iedereen de mond vol heeft? Kan men zomaar een bediende transformeren tot een arbeider?

Going back in time… 

Bij de overgang van de negentiende naar de twintigste eeuw kwamen in vele West-Europese landen arbeidsovereenkomstenwetten tot stand. Deze waren niet het gevolg van een sociale strijd maar een creatie van juristen voor wie het Burgerlijk Wetboek niet langer volstond om de arbeidsverhouding te regelen. In landen zoals Nederland werd er geen onderscheid gemaakt naargelang de activiteiten die werden verricht. Iedereen was werknemer. In België koos men voor het Duitse model waarbij een regeling werd uitgewerkt per categorie van werknemers. Eerst kwam een regeling tot stand voor arbeiders (1900) en vervolgens één voor bedienden (1922). Werklieden werden beschouwd als minderwaardig. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ze ook in de wetgeving als tweederangsburgers werden behandeld.

Begin jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw rees er protest tegen deze discriminatoire behandeling. Reeds in de regeringsverklaring van 29 juli 1965 werd vooropgesteld dat het onderscheid moest worden weggewerkt. Drie decennia lang gebeurde er echter… niets. In een arrest van het Arbitragehof (nu het Constitutioneel Hof) van 8 juli 1993 werd het onderscheid aangevochten op grond van een schending van het gelijkheidsbeginsel. De eisers haalden het niet. Een passage is evenwel interessant. Het Hof stelt:

“De wetgever heeft dus een maatregel genomen die in overeenstemming is met zijn doelstelling van toenadering tussen de statuten van de arbeiders en de bedienden door de voorkeur te geven aan een geleidelijke harmonisering ervan, boven een plotselinge afschaffing van het onderscheid tussen die beroepscategorieën, inzonderheid in een aangelegenheid waar de normen kunnen evolueren ten gevolge van collectieve onderhandelingen”.

Men moet dus tot “een geleidelijke harmonisering” komen. Zeventien jaar later is er nauwelijks iets veranderd. Integendeel, door de crisis heeft men aan de regering een alibi verschaft om tijdelijke werkloosheid in te stellen voor bedienden. Zo kan het dus ook. In plaats van de arbeiders een betere regeling te geven, geven we de bedienden er een slechtere.

Van bediende naar arbeider

In de Arbeidsovereenkomstenwet wordt gesteld dat men arbeider is wanneer men in hoofdzaak handenarbeid presteert en een bediende als men in hoofdzaak hoofdarbeid verricht. Het is de eigenlijke werksituatie die bepaalt hoe men moet worden gekwalificeerd. Werkgever en werknemer kunnen echter in onderling akkoord afspraken maken die beter zijn voor de werknemer dan datgene wat in de wet staat. Zo kan men overeenkomen dat een arbeider een bediendestatuut krijgt. Een arbeider die zo een transformatie ondergaat kan echter alleen de voordelen krijgen en nooit de nadelen. Zo zal hij bv. nog de korte(re) opzeggingstermijnen kunnen gebruiken indien hij de werkgever verlaat.

In sommige sectoren/bedrijven worden upgrades van arbeider naar bediende geregeld door middel van een cao. Het is onwaarschijnlijk dat de vakbonden deze situatie ook kunnen omkeren tenzij dit expliciet in de cao werd voorzien. Cao-bepalingen worden immers geïntegreerd in de individuele arbeidsovereenkomst. Eenmaal bediende, altijd bediende, tenzij …. individueel afstand wordt gedaan van het voordeel.

Het is ook maar de vraag of alle geldtransporteurs voor omschakeling in aanmerking zouden kunnen komen. Een politieman die geldtransporten beschermt, is weliswaar een ambtenaar zodat het onderscheid arbeiders/bedienden niet van toepassing is, maar in de perceptie van de meeste mensen zal hij toch vooral hoofdarbeid verrichten. En waar ligt het verschil met wat de koeriers doen? Indien deze een grote verantwoordelijkheid dragen, papierwerk moeten invullen, enz. is de kans reëel dat een rechter hen als bediende zal kwalificeren zelfs als ze ooit hebben toegegeven om het arbeidersstatuut te omarmen.

De te volgen strategie

In 2005/2006 werd er in de schoot van de Nationale Arbeidsraad een commissie opgericht om een eenheidsstatuut te construeren. Deze bestond uit de sociale partners en een aantal experten. Eind 2006 zijn de werkzaamheden gestopt met een debacle; de synthesenota van de experten mocht zelfs niet publiek worden gemaakt. De sociale partners waren immers te verdeeld. Er was een dubbele tegenstelling: werkgevers contra werknemers, maar ook de sociale partners intern en dit zowel bij de werknemers (binnen ACV en ABVV zaten niet alle centrales op dezelfde golflengte), als bij de werkgevers (VBO en Union des Classes Moyennes hadden duidelijk een andere agenda).

De regering Verhofstadt schepte er plezier in om de werkzaamheden tegen te werken. Het beloofde budget dat de commissie in staat moest stellen om economische modellen te ontwikkelen om de verschillen te becijferen, werd bv. nooit uitgekeerd.

De sociale partners geraken er dus niet uit en het gevaar is groot dat de regering De Wever I (sic) er alles aan zal doen om de gelijkstelling te gebruiken om de rechten van de bedienden terug te schroeven. De arbeiders zullen er niet veel beter van worden.

In plaats van oeverloos te zwetsen in de Nationale Arbeidsraad zouden de vakbonden er beter aan doen om weer door middel van een procedure het onderscheid voor het Grondwettelijk Hof aan te vechten. Er zijn dan twee scenario’s. De eis wordt verworpen en dan wordt het Grondwettelijk Hof ontmaskerd als een marionet van de politiek. Geen zinnig mens kan immers anno 2010 nog beweren dat er een objectieve reden bestaat om het onderscheid te handhaven. Ofwel wordt de discriminatie vastgesteld. De kans is reëel dat dit gebeurt. Er zijn immers een aantal nieuwe argumenten die kunnen worden gebruikt in vergelijking met 1993. In een recent artikel heeft een rechter van de Arbeidsrechtbank te Gent hierover een aantal zeer interessante ideeën aangereikt.

Indien de discriminatie wordt vastgesteld, krijgt de arbeider in dat geding de voordelen (bijvoorbeeld de opzeggingsvergoeding) van een bediende. Een minpunt is dat een dergelijke uitspraak alleen de partijen bindt en dus telkens opnieuw naar het Hof moet worden gestapt. In de hypothese dat de discriminatie wordt vastgesteld, zou dat wel eens der große Kladderadatsch kunnen betekenen. Wedden dat het recht dan in ijltempo zal worden aangepast en dat de bedienden pluimen zullen laten?

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 326 1 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken