‘De ene zijn dood is de andere zijn brood’. Het is gewoon pervers hoe de aankondiging van 2500 afdankingen de beurskoers van het aandeel van Delhaize doet stijgen. Op een paar uren tijd werden de aandeelhouders van de winkelketen nog rijker dankzij de aangekondigde ellende van duizenden personeelsleden. De aankondiging is brutaal en kil: 14 winkels moeten dicht, 2500 personeelsleden worden de laan uitgestuurd en de werkomstandigheden van de overblijvende collega’s moeten er op achteruit. De grote boeman van de directie is, ja u hebt goed geraden, de loonhandicap van het bedrijf.
Nochtans maakte Delhaize twee jaar geleden 400 miljoen euro winst waarop het slechts 0,15 procent belasting betaalde. Het volgende jaar betaalt het 160 miljoen euro uit aan dividenden, een stijging van 11 procent tegenover het vorige jaar. De helft hiervan zou het jaarloon van 2500 personeelsleden kunnen betalen. En de kers op de taart is de opbrengst van een half miljard euro dankzij de notionele interestaftrek en de coördinatiecentra in de laatste 10 jaar. Wij vinden daarom dat niet de loonkost hier te hoog is maar de winsthonger van het bedrijf, van de aandeelhouders.
Talrijke winkels gingen spontaan in staking de eerste 4 dagen na de aankondiging van het ‘transformatieplan’ van de directie. Aan beide kanten van de taalgrens werd het werk neergelegd. Droefheid was troef bij het personeel, maar ook woede en strijdbaarheid waren present. De strategische vergissingen van de directie, de moordende concurrentie in de groothandel en de winsthonger hebben een prijs. Die factuur moet nu betaald worden door het personeel. Delhaize wil als het ware sociale dumping organiseren binnen het paritaire comité van de groothandel. Ondertussen heeft het personeel het werk weer hervat. De strijd is echter nog niet gedaan. De druk moet op de ketel worden gehouden via informatievergaderingen en verdere acties. Er is vooral een actiestrategie nodig waarbij niet al het kruit onmiddellijk wordt verschoten. Een actieplan dat in crescendo gaat en ook de klanten en andere vakbonden betrekt is nodig. De vakbonden steunden wel de stakingen in de winkels maar ze waren begonnen van onderuit. De vakbondstop stelt zich in een zwakke positie door bewust geen nationale staking te organiseren (De Tijd, 13 juni 2014). Syndicale zwakheid in de sociale strijd zet altijd aan tot patronale agressie. Een nationale staking waarbij de klanten en de bredere arbeidersbeweging worden uitgenodigd om de piketten te versterken is daarom nodig. De vakbonden mogen ook niet vergeten dat het beste sociale plan het behoud is van de huidige banen en werkomstandigheden.