De Europese commissie heeft de Belgische regering onlangs weer op de vingers getikt over de Wet Major. Europa ziet die graag aangepast. Waarom is de Wet Major zo belangrijk voor de havenarbeiders en hun vakbonden?
De Wet Major is tot stand gekomen onder druk van sociale strijd die door de dokwerkers in de jaren ’60 en ’70 gevoerd werd.
De “grote dokstaking” van 1973, waarbij de havens van Gent en Antwerpen solidair waren, speelde ook een grote rol in de verdere sociale verbetering op vlak van veiligheid, hygiëne en verloning.
De dokwerkers hebben toen niet getwijfeld om hun eigen lot in handen te nemen. Nochtans in moeilijke omstandigheden, want de toenmalige vakbondsinstanties wilden de staking niet erkennen.
Als we dat stukje van de geschiedenis extrapoleren naar deze tijd is die sociale strijd van toen vitaal voor de dokwerker van nu omdat veel van hun voorouders mee die strijd gevoerd hebben en dat we ons onmogelijk kunnen laten afpakken waar zij voor gevochten hebben.
Verder kunnen we stellen dat de Wet Major ervoor zorgt dat het laden en lossen van schepen én de behandeling van alle zeegoederen gedaan wordt door goed opgeleide mensen die zich zeer bewust zijn van de gevaren die havenarbeid met zich meebrengt. Er gaat geen jaar voorbij of je leest wel in de kranten dat havenarbeiders omgekomen zijn terwijl ze hun job uitoefenden. Het sterftecijfer “on the job” is in onze sector zeer hoog.
Alle dokwerkers weten dit en het maakt hen ontzettend alert voor de gevaren die er zijn. Je hoort vaak verhalen dat het er aan “de dok” soms bruut aan toe gaat. Dat er veel geroepen wordt en men vaak verwensingen naar het hoofd geslingerd krijgt, maar meestal is het zo dat als dit voorvalt, de veiligheid ergens in het gedrang gekomen is. Onder die omstandigheden en op die momenten manifesteert die alertheid zich soms in roepen en tieren. Alle dokwerkers weten dat en kunnen daar goed mee om - met die mentaliteit - omdat ze van levensbelang is.
Als morgen de wet Major afgeschaft zou worden en Jan en alleman schepen kan laden en lossen, dan komt die veiligheid en die alertheid zwaar in het gedrang. Dan krijgen we toestanden zoals onlangs nog gebeurde in de “Antwerpse Shop”, bij de scheepsherstellerij, waarbij twee sociaal gedumpte arbeiders uit het Oostblok de dood vonden en men twee weken na dat verschrikkelijke voorval nog steeds niet wist voor welke firma die twee mensen eigenlijk aan het werk waren. Als men de Antwerpse scheepsherstellerij niet had geliberaliseerd dan zou zulk een voorval onbestaande zijn. Dat is waar wij bang voor zijn en terecht!
Waarom is de ‘aanpassing’ van de Wet Major ook zo belangrijk voor de havenpatroons en ‘Europa’?
Sinds de bankencrisis kwam de economie in een nog zwaardere storm terecht.
De overheden pompte massaal belastingsgeld in een systeem dat eigenlijk bankroet was en zij die zich bezondigt hadden aan dat casinokapitalisme werden nooit op het matje geroepen. Neem nu Axel Miller en Pierre Richard van Dexia. Het waren twee megalomane geldwolven die totaal geen verstand hadden van hoe de bankenwereld in mekaar zat, maar die in Amerika wel het ene grote risico na het andere namen. De gevolgen kennen we en het was de belastingbetaler die ervoor diende op te draaien.
Er werden ettelijke miljarden in Dexia en Fortis gepompt. Tot op de dag van vandaag staat onze staat nog steeds garant voor een eventueel failliet van die banken, maar Axell Miller bijvoorbeeld, kreeg een mooi postje bij D’Ieteren terwijl de staat en de belastingbetaler met het infarct bleven zitten.
Vlak na die crisis stokte ook het consumentenvertrouwen. Dat wil zeggen dat de meeste mensen hun dure aankopen, zoals een nieuwe koelkast of salon, uitstelden omdat het zogenaamd “slechten tijd” was. In de plaats daarvan begon men zijn geld op te potten bij de banken, op de spaarboekjes. Je moet je eens voorstellen wie de uiteindelijke winnaar van de bankencrisis was. De banken zelf natuurlijk! Die banken vertikten het vervolgens ook om de nodige investeringen te doen onder de vorm van kredietverstrekking en omdat de bedrijven niet aan het broodnodige geld geraakten ontstond er een negatieve spiraal die alles naar beneden bleef zuigen.
Er was een massale overproductie als gevolg, er werd amper geconsumeerd en de nodige investeringen bleven uit. Hierdoor ontstond er een dodelijke mix en de gevolgen kennen we inmiddels: het ene bedrijf achter het andere moest de deuren sluiten of ze trokken weg naar het buitenland. Dit had een massaal banenverlies als gevolg. Je had ratingbureaus die gehele landen begonnen downsizen op vlak van kredietwaardigheid en het uiteindelijke antwoord waar de politiek mee op de proppen kwam was de loonlast. Alsof dát ervoor gezorgd had dat ons land in een crisis verzeild was geraakt!
Er kwam na de bankencrisis nog meer onheil over Europa.
De Eurocrisis, de monetaire crisis. Allemaal betaald en gered met belastingsgeld.
Er kwam een “stabiliteitspact” welk volgens mij één van de redenen is waarom Europa zich plots begon te moeien in het huishouden van elke regering. Het codewoord dat daarvoor gebruikt wordt tot op de dag van vandaag is: modernisering.
Zo ook met de Europese havens.
Het is kenmerkend dat de Europese Commissie zo zwaar de focus legt op onze havens en dat heeft zo zijn redenen.
Ten eerste is een zeehaven meestal ook het economisch hart van een land en ten tweede is er een zeer sterke vakbondsvertegenwoordiging. Sinds de jaren ’80 is er in de politiek een tendens ontstaan die de mensen wijsmaakt dat vakbonden economische groei in de weg zouden staan en dat ze mede verantwoordelijk zouden zijn voor de inflatie. Dit terwijl vooraanstaande economen zoals Pikety schrijven dat die economische groei vrij relatief is en dat in de hoogdagen van de conjunctuur, zoals in de jaren ’50 en ’60, er amper groeicijfers genoteerd werden van 3 procent
Vrij markant is die groei waarbij er toch ontzettend veel geconsumeerd werd en er veel welvaart was onder de bevolking, maar vooral omdat in die periode er ook een sterke vakbondsvertegenwoordiging was.
Dus die groei, waarvan men zegt dat ze zo broodnodig is, blijkt een liberaal dogma te zijn dat ons opgesolferd wordt door de aandeelhouders en de multinationals. Het heeft volgens mij ook maar één doel en dat is om de vakbonden te breken.
Bovendien streeft men ook naar nog meer competitiviteit en daarvoor moeten rechten sneuvelen. Het beleid van die competitiviteit schakelt de koopkracht uit en koopkracht is de voorwaarde voor groei. De oplossing die men daarvoor bedacht is goedkope productie om te exporteren naar koopkrachtige landen.
Er is wel een probleem. Als elk land dit model toepast, waar is dan nog dat koopkrachtige land te vinden dat al die export ontvangt?
Waar vakbonden worden uitgeschakeld, daalt de tewerkstelling, dalen de arbeidsvoorwaarden voor wie nog werk heeft en dalen de veiligheidsmaatregelen op de werkvloer. Mooi voorbeeld van die methode is de manier hoe Thatcher tewerk ging om de mijnvakbonden te breken. Van de 170 mijnen in Groot-Brittannië zijn er nu nog maar twee actief, maar de winsten voor de aandeelhouders stegen wel.
Voor de havenpatroons is dat wat telt: om de aandeelhouders zoet te houden dient er bespaart te worden om de winsten en de dividenden te garanderen en Europa denkt op haar beurt dat ze de werkloosheid oplost door her en der statuten en arbeidsvoorwaarden af te breken en dat ze op die manier de verschillende huishoudens van de deelstaten op orde krijgt. Dit onder streng toeziend oog van de bankenwereld die hun winsten uiteraard maar al te graag geconsolideerd zien.
Hoe reageert de federale regering op de Europese commissie? Staat die langs onze kant? Is er reden voor optimisme?
Er is bitter weinig vertrouwen onder de dokwerkers. De vakbonden hebben nog wel enig vertrouwen in Kris Peeters. Hij zoekt mee naar oplossingen terwijl hij evengoed had kunnen zeggen: “foert, ik laat ze gewoon veroordelen”.
Alleen, als je naar het palmares kijkt van Peeters, dan weet je dat het niet goed afloopt met zijn aanpak en daar zijn voorbeelden genoeg van.
Hij slaagde erin om fabrieken zoals Opel en Ford te doen sluiten in plaats van dat hij ze openhield. Wat Delhaize betreft is het zelfs zo dat Peeters de Wet Renault naast zich neerlegde door op voorhand al te gaan onderhandelen met de directie van deze winkelketen - in plaats van te wachten tot er een commissie opgericht werd waarin alle partners samen aan tafel zouden zitten.
Doordat Peeters zijn boekje te buiten ging, hypothekeerde hij op voorhand die gesprekken en werden de vakbonden van Delhaize gedwongen verdere acties te ondernemen op de verschillende werkvloeren.
Het is dankzij het doorzettingsvermogen van de Delhaiziens en hun vakbonden dat het besparingsplan van de directie teruggedraaid werd, niet vanwege de “vakkundigheid” van Peeters.
Het is diezelfde man die nu mee betrokken is in de gesprekken tussen de sociale partners, de patroons en de Europese Commissie.
Als je dan terugkijkt op wat Peeters reeds allemaal op zijn kerfstok heeft, dan kan ik alleen maar zeggen dat die man helemaal niet op zijn plaats zit. Integendeel!
In de maand mei was er door de sociale partners en in overleg met de medewerkers nog een voorstel overgemaakt aan de Europese Commissie. Daarover zei Peeters nog dat hij verwachtte dat de klacht zonder gevolgen zou blijven, maar Bulc antwoordde dat het voorstel niet ver genoeg ging, dat het duidelijker moest zijn en dat ze tot 23 oktober tijd kregen.
De situatie is dus nog wel ernstig, maar er is zeker geen reden om pessimistisch te worden. Pessimisme verspreiden belet mobilisatie en dan zijn we nog veel verder van huis.
De regering van haar kant neemt voorlopig nog geen echt standpunt in maar iedereen weet goed genoeg dat voor de N-VA en Open Vld de Wet Major een doorn in het oog is. Gwendolyn Rutten verklaarde onlangs nog in een televisiedebat dat de Wet Major afgeschaft moet worden om de concurrentiepositie van onze havens te verzekeren. Eigenaardig zijn dan wel de jaarlijks wederkerende berichten in de pers, die spreken over de recordcijfers die onze havens boeken. Welke positie moet dan verzekerd worden als onze havens die reeds ieder jaar weten te consolideren? En waarom moet de Wet Major dan afgeschaft worden?
In de Antwerpse gemeenteraad stelde Peter Mertens van de PVDA voor om een gezamenlijke brief te sturen naar de Europese Commissie, waarin ze zich distantieert van de klacht die neergelegd werd tegen het havenstatuut, maar hij kreeg een negatief antwoord van Marc van Peel, de schepen van de haven van Antwerpen.
Van Peel wou geen “commotie” veroorzaken, zo zei hij. Dat is wel vreemd omdat het niet de dokwerkers zijn die commotie veroorzaken, maar wel de Europese Commissie.
Dus wat de regering betreft kunnen we wel stellen dat ze in het geheel niet aan de kant van de dokwerkers staat.
Hoe gaan de havenarbeiders en de bonden reageren als er geraakt wordt aan de kern van de Wet Major, namelijk het poolsysteem voor erkende havenarbeiders?
Het poolsysteem en de dagelijkse aanwervingsprocedure is uniek in de wereld.
Elke “losse” havenarbeider moet elke dag opnieuw naar het aanwervingslokaal. Dat is een grote hal waar alle ploegbazen en dokwerkers verzamelen en waar het werk verdeeld wordt volgens verschillende beroepscategorieën. Dat aanwervingslokaal noemen wij ’t kot. Het is niet alleen een plaats waar men heen gaat om te kijken of er die dag werk genoeg is, maar het is ook een sociale ontmoetingsplek en uiteraard is het een ideaal informatiepunt tussen de vakbondsdelegees en de dokwerkers.
’t Kot is het hart van de Haven van Antwerpen en alle delegees en dokwerkers zijn het ermee eens dat als je de solidariteit en de vakbonden wil breken, je met ’t kot moet beginnen. Dus ja, dat kot is voor ons heilige grond.
Er zijn veel havenarbeiders die in vast dienstverband werken voor een vast havenbedrijf. Vooral op de containerterminals is dit de norm aan het worden. De meeste dokwerkers hebben er dus een vast arbeidscontract, maar werken er wel volgens alle modaliteiten van de Wet Major. Maar ’t kot zorgt er wel voor dat een havenarbeider altijd iets heeft om op terug te vallen als zijn contract ten einde is. Het is een soort van sociaal vangnet dat ervoor zorgt dat je nog altijd aan de bak kan komen.
Het poolsysteem is dus zeer cruciaal. Met de erkenning van de havenarbeider, de strikte voorwaarden en de syndicale controle hebben de dokwerkers een sterke positie om goede, sociale en veilige arbeidsvoorwaarden af te dwingen. Ze hebben hun rechten te danken aan eenheid en een strijdbare houding. Als die pool onderuit wordt gehaald, dan komt de sociale concurrentie binnensluipen en wordt de race to the bottom georganiseerd (zie de scheepsherstellers). Vandaar de discussie rond een parallelle pool, voorwaarden om erkend te geraken, etc.
De erkenning behaalde hij na een vijf weken lange en doorgedreven opleiding . Na die opleiding moeten er verschillende examens afgelegd worden. Zowel theoretisch als praktische.
En nadat men hiervoor geslaagd is behaald een havenarbeider zijn “boek” en zijn aanwervingspasje. Zonder die twee zaken kom je niet aan de bak in de haven.
In haar ingebrekestelling zegt de Europese commissie geen probleem te hebben met een vorm van erkenning, maar wel met de strikte voorwaarden van erkenning die 'te belemmerend' werken. De erkende dokwerker zal dus blijven bestaan, maar wat zal het nog voorstellen? En verder: gaat er op die wijze geen achterpoort cultuur ontstaan?
Als men de essentie van de Wet Major kaal stript, namelijk dat het laden en lossen van schepen dient te gebeuren door erkende havenarbeiders, dan kan iedereen aan de haven dit werk uitvoeren. Dit is dan wel zonder die doorgedreven opleiding en zonder de ondersteuning van ervaren rotten die automatisch wordt gegeven aan nieuwkomers. Je kan je voorstellen wat er dan zal gebeuren: een exponentiële verhoging van de arbeidsongevallen en de frequentiegraad, alsook een toename van dodelijke slachtoffers.
De afgevaardigden in de Europese Commissie dienen dringend tot besef te komen dat men met mensenlevens bezig is en dat de havenarbeiders niet bezig zijn om zakken met pluimpjes te versjouwen, maar wel met enorm zware en grote goederen en dat de behandeling van die goederen geen sinecure is.
Jijzelf schreef een opmerkelijk stuk (1) waarin je lessen trekt uit de Britse mijnwerkersstaking van 1984-85 en de strijd die de havenarbeiders zullen moeten voeren. Wat is het belangrijkst dat we hieruit kunnen leren?
Dat we nooit mogen opgeven!
Maar ook dat we niet moeten denken dat we als solitaire groep kunnen optornen tegen de Europese Commissie. Dat is uiteindelijk ook het breekpunt van de Britse mijnwerkers geweest in de jaren ’80. Die mannen stonden er op een gegeven moment helemaal alleen voor. Niet in het minst omdat Thatcher erin geslaagd was hen te isoleren van de overige sectoren. Hierdoor was er geen solidariteit meer tussen de mijnwerkers en de andere sectoren. Het wegvallen van die solidariteit betekende voor hen de uiteindelijke doodsteek.
Wat ten allen koste moet vermeden worden, is dat wij met de havenvakbonden in een isolement terecht komen. Eenmaal we daar in verzeild geraken gaat het enkel bergafwaarts.
Ik blijf erop hameren dat solidariteit de enige sleutel is die ons hier door zal kunnen halen. Op dit vlak is er misschien nog wel wat werk aan de winkel maar ik vang meer en meer signalen op dat het de laatste tijd beter gaat met die solidariteit omdat meer en meer mensen beginnen beseffen wat deze regering al heeft aangericht en dat die maatregelen iedereen treffen. Op dit vlak zit Jan en alleman in hetzelfde bad.
Dus, het gaat zeker de goede kant uit.
Hoe kunnen (vakbonds)mensen uit andere bedrijven, sectoren enz. jullie strijd helpen? Wat zou jou hen willen vertellen?
De vraag is niet hoe de andere sectoren ons kunnen helpen, maar wat de havenarbeiders moeten doen om hen te helpen!
Heb ook geen angst om een keer met de dokwerkers te komen praten over onze situatie. Wij zijn helemaal niet die wilde barbaren zoals men ons afschildert in de media. Ik herinner me nog het grote stakerspiket van 15 december vorig jaar in de haven van Antwerpen aan kade 470, waar een delegatie van Hart boven Hard heel vriendelijk ontvangen werd door de dokwerkers en waar een zeer gemoedelijke, solidaire sfeer ontstond tussen de “mannen van den baseng” en de kunstenaars, rappers en dichters van HbH. Dus op dat vlak moet je zeker niet terughoudend zijn.
Solidariteit is tweerichtingsverkeer. Je kan niet verwachten dat andere cruciale sectoren zoals het spoor en de ambtenarij solidair zijn met ons als er geen return is naar hen toe. Zo werkt dat niet.
Er moet daarom meer ingezet worden op gezamenlijke acties. Ik geef een voorbeeld:
als er nog stakingen volgen bij het spoor zouden er gemeenschappelijke acties gevoerd kunnen worden in de haven die het laden en lossen van wagons of het rangeren van goederentreinen belemmeren. Als je daar bovenop ook nog solidariteitsbezoeken kan brengen aan de verschillende piketten van de NMBS, dan ga je een bepaalde sympathie creëren bij die mensen en hun vakbonden.
Ik denk dat als je inzet op intersectorale solidariteit dat diezelfde solidariteit terugkomt van het ogenblik het er echt om begint te spannen wat betreft ons statuut en de Wet Major.
Wij zijn perfect in staat om een belangrijk gedeelte van de economie lam te leggen.
En dat is ook één van de redenen waarom men ons wil isoleren van de rest van de sectoren. Waarom men de solidariteit wil breken. Want ze weten goed genoeg dat die solidariteit in staat is om het gehele land plat te leggen.
Mijn droom is dat we met alle sectoren en alle vakbonden samenwerken om deze rechtse regering aan de kant te zetten. Het is mijn hoop dat de vakbonden en anderen een strategie uitwerken die gericht is tegen deze besparingsregering en tegen de maatregelen die onze sociale zekerheid afbreken.
Zet een grote mediacampagne op touw die de mensen sensibiliseert. Elke maatregel die deze regering neemt is koren op de molen. Niet alleen bij de vakbonden, maar ook bij de mensen thuis. Mensen die reeds tot zes maal toe een prijsstijging op hun energiefactuur moeten ondergaan in minder dan één jaar tijd. Dat is maar een klein voorbeeld.
Wat we inmiddels al zeker weten is dat deze regering, maar ook de Europese Commissie, niet zal stoppen met haar besparingsbeleid en het vergroten van de kloof tussen arm en rijk. Ze zal zover gaan tot ze uiteindelijk stuit op verzet.
Moeten wij dan wachten tot wij hen tegenkomen? Of zou het misschien niet beter zijn hen tegemoet te treden?
Michel en De Wever zijn bezig met een zwaar offensief en momenteel zitten we in de verdediging. Het is volop klappen krijgen terwijl we in de touwen hangen.
Wel! Ik zeg dat het tijd wordt dat we eens terugslaan en dit met een ijzersterke combinatie. Een combinatie van betogingen en stakingen om uiteindelijk te kunnen toeslaan met een mooie uppercut. Een uppercut van solidariteit!