Samen met de transportstaking in februari is de onderwijsstaking van 17 maart een aanwijzing van de groeiende oppositie tegen de regering van Carlos Mesa in Bolivia. Mesa kwam slechts aan de macht als neveneffect van de revolutionaire opstand van oktober jl., toen de arbeiders en boeren de mogelijkheid hadden om de macht te nemen. Alleen doordat de leiding van de beweging niet beschikte over een duidelijk programma om de laatste slag toe te brengen aan de regering van de bourgeoisie, kon de heersende klasse een vervanger vinden voor de gehate regering van Goñi de moordenaar (lees ons Bolivia-archief).
Zoals we toen al stelden, moest de acute sociale, economische en politieke crisis waarmee Bolivia geconfronteerd wordt, vroeg of laat tot een nieuwe botsing tussen de klassen leiden. Op 22 januari kondigde de COB (de grootste vakbondsfederatie in Bolivia, n.v.d.r.) al een staking van onbepaalde duur aan met als doel de vervanging van het parlement door een Volksvergadering. Ongetwijfeld weerspiegelde die oproep de strijdlust van de meest geavanceerde delen van de Boliviaanse arbeidersbeweging. Aangezien de kwestie van de macht aan de orde werd gesteld, had de oproep een potentieel revolutionair karakter.
Nochtans materialiseerde de aangekondigde staking niet. Van veraf is het moeilijk om in te schatten wat de redenen zijn, maar we kunnen minstens proberen een verklaring te geven. Om te beginnen trachtte de regering van Mesa de klap te verzachten toen ze, geconfronteerd met een dreigende opstand, hun pakket van economische maatregelen bekend maakten. Zo kondigden ze in plaats van een algemene stijging van de gas- en benzineprijs de ‘liberalisering’ ervan aan. Natuurlijk betekenen beide zaken op lange termijn hetzelfde. Omdat er echter geen scherpe prijsstijging was, maar eerder een kleine als onderdeel van een langer proces van prijsstijgingen, werd de maatregel niet zo scherp aangevoeld.
Om de lege schatkist te vullen, probeerde Mesa ook de belastingen te doen stijgen door bepaalde maatregelen te implementeren die ingingen tegen de belangen van de werkgevers en de oliemultinationals. Zo stelde Mesa een Netto Eigendomtaks voor, die mensen zou raken die huizen of ander eigendom bezitten van meer dan 80.000 dollar. De voorgestelde wet op financiële transacties zou eveneens vooral de rijkste werkgevers en de multinationals geraakt hebben. Ten slotte stelde de regering een hervorming van de Hydrocarboon-wet voor, waardoor de inning van belastingen op de oliebedrijven makkelijker en efficiënter kon gebeuren (hoewel het eigenlijke bedrag slechts een luttele 50.000 dollar zou stijgen).
Mesa stelde deze maatregelen heel intelligent voor als een belasting op de rijken, zodat hij de voorgestelde besparingen kon rechtvaardigen met het argument dat “we allemaal opofferingen moeten doen”. Al deze factoren droegen ertoe bij dat de in februari verwachte volksopstand tijdelijk kon worden afgehouden. Nochtans dienen we nog een andere factor te benadrukken, en we hadden hiervoor gewaarschuwd. De vakbondsleiders kondigden een algemene staking van onbepaalde duur aan en stelden zelfs de kwestie van de macht zonder dat ze de noodzakelijke voorbereidingen hadden getroffen om succes te verzekeren. Bij een analyse van de COB-resoluties van 22 januari waarschuwden we reeds (lees de Engelse versie Bolivia is moving towards a third uprising):
“Hier zien we de beperkingen van centristische leiders, dat willen zeggen degenen die ergens tussen het revolutionaire marxisme en het reformisme in blijven. Bij situaties van revolutionaire opstand kunnen zulke arbeidersleiders zeer radicale en zelfs formeel marxistische taal aannemen. Over het algemeen zijn ze niet bij machte deze taal te laten samengaan met de praktische maatregelen ter voorbereiding van de machtsovername om tot een overwinning te komen. De kwestie van de macht stellen zonder gedetailleerde voorbereidingen, de meerderheid van de arbeidersklasse te winnen en de noodzakelijke militaire voorbereidingen te maken, is uitermate gevaarlijk en leidt tot een nederlaag.”
Zwakke regering
Zoals we van het begin zeiden, is de regering van Mesa zwak en zit ze zonder veel manoeuvreerruimte. In minder dan een maand werden alle budgettaire maatregelen teruggetrokken die gericht waren op het belasten van de rijken. Geconfronteerd met de stalen oppositie van de heersende klasse gaf de regering toe op alle punten. Op 5 maart verlieten ze het idee van een Netto Eigendomtaks en op 8 maart nam de minister van Mijnbouw en Hydrocarboon ontslag wegens de druk van de multinationals tegen de voorgestelde hervorming van de Hydrocarboon-wet. En de wet op de financiële transacties verwaterde uiteindelijk met een afname van 33 procent van de voorgestelde belasting.
Als je de fiscale druk op de rijken vermindert, dan betekent dat automatisch dat je de druk verhoogt op arbeiders, boeren en de verarmde lagen van de middenklasse. Om de voorgestelde belasting van de in februari aangekondigde maatregelen te vervangen, wil Mesa er nu voor zorgen dat zij die meer dan 10.000 dollar aan eigendom bezitten tweemaal belastingen betalen, aan de gemeentelijke overheid en eveneens aan de centrale staat, een maatregel die de middenklasse direct raakt. Bij een verklaring aan Unitel TV vatte een inwoner van Villa Copacabana in La Paz de betekenis van deze maatregelen als volgt samen: “Mesa liet zijn broek zakken voor de werkgevers van Santa Cruz en wil nu dat wij daarvoor betalen.” (Econoticiasbolivia.com 9 maart) De werkgevers van Santa Cruz en de oliemultinationals zijn niet de enigen die druk hebben gezet op de regering. Ook de ambassades van de VS, Brazilië en Spanje deden dit. Het is overduidelijk wie in de praktijk over Bolivia regeert: het imperialisme en zijn lokale lakeien.
Doordat Mesa elke maatregel heeft geëlimineerd die, hoe mild ook, de belangen van de oligarchie en de multinationals zou schaden, kon hij een akkoord bereiken tussen zijn regering en de parlementaire meerderheid van de MNR en de MIR. Dezelfde partijen die ‘gringo’ Goñi steunden. De zogenaamde ‘regering zonder partijen’ ging dus gewoon weer over tot een regering van dezelfde partijen die heersten voor de opstand van oktober.
De vakbonden beantwoordden die situatie door het uitroepen van een leerkrachtenstaking en vakbondsbetogingen op 17 maart. Opnieuw is het moeilijk om de impact van deze acties in te schatten van ver, aangezien de kapitalistische media de waarheid zoals gewoonlijk proberen te verbergen. Alle verslagen komen echter overeen over het feit dat de betogingen van de leerkrachten en de COB die dag werden aangevallen. De burgerlijke partijen voelen zich onmiskenbaar gesterkt doordat de vakbondsleiders totnogtoe de wapenstilstand respecteerden, en ze lieten hun volgelingen dus de arbeidersbetogingen uitjouwen en aanvallen. De syndicalisten antwoordden zeer scherp op deze provocaties door hun recht op betogen te verdedigen met stokken, stenen en dynamiet. Op 7 april zal de COB een Nationale Uitgebreide Vergadering bijeenbrengen in Huanuni, een bolwerk van de mijnwerkers.
Ongeacht de resultaten van deze eerste schermutselingen blijven de algemene trends ongewijzigd. Vanuit kapitalistisch oogpunt kan de regering van Mesa, nu met de parlementaire steun van de MNR en de MIR, de economische crisis slechts oplossen door een besparingsbeleid en aanvallen op de arbeiders en boeren. Het geduld van deze laatsten raakt op. Als de vakbondsleiders deze taak zouden aankunnen, dan zou Mesa al lang gevallen zijn of op het punt staan te vallen. De situatie is dus nog steeds heel explosief en elke vonk kan het hele hoogteplateau opnieuw in brand zetten. De revolutionaire beweging in Bolivia is gedurende de laatste vier jaar door een school van zeer rijke ervaringen gegaan. Het klasseninstinct van de mijnwerkers, de fabrieksarbeiders, het volk van El Alto, de boeren en de jongeren lag bij elke gebeurtenis meer voorop dan dat van hun leiders, die op sleutelmomenten weifelden en kansen lieten schieten.
De cruciale taak die de overwinning kan garanderen aan deze heldhaftige beweging, namelijk de machtsovername door de arbeiders in alliantie met hun broeders en zusters op het platteland, is de uitbouw van een marxistische kaderorganisatie die het proces kan leiden. De politiek sterkst ontwikkelde arbeiders en jongeren, die lid zijn van de COB, de organisaties van El Alto, de boerenorganisatie in de CSTUB, in de MAS en andere organisaties, moeten zich verenigen op basis van een marxistisch programma. En ze kunnen dit verbinden met de capaciteit om te strijden waarover de werkende klasse van het plateau beschikt – dat hebben ze al duizend keer bewezen – en hen zo naar de overwinning leiden.