Op 18 december 2005 haalden de onderdrukten van Bolivia een klinkende electorale zege. De verkiezing van de eerste ‘inheemse’ president, Evo Morales, was wereldnieuws en werd door de armen in heel de regio op luid gejuich onthaald.
Zijn partij, de MAS (Beweging naar het Socialisme), is net zoals de Bolivariaanse Beweging in Venezuela en andere partijen en bewegingen in Latijns-Amerika een relatief jong gegeven dat een snelle opmars maakte. De MAS is half jaren ’90 geboren uit de strijd van de cocatelers. Deze boeren komen zelf voort uit de militante Boliviaanse arbeidersbeweging. In de jaren ’80 ondergingen de vakbonden enkele zware nederlagen toen de mijnen op grote schaal sloten of werden geprivatiseerd. Dat zorgde voor een exodus van tienduizenden arbeiders naar het platteland, waar zij coca gingen telen om te kunnen overleven. Zij namen echter hun militante tradities mee en daaruit groeide onder andere de MAS. Net zoals die andere nieuwe fenomenen in Latijns-Amerika komt deze partij voort uit de diepe contradicties van het kapitalisme en de strijd van de onderdrukte klassen tegen hun uitbuiting.
Context van de zege
Bolivia bevindt zich zeker sinds oktober 2003 in een revolutionaire situatie. Voordien zagen we al locale opstanden in Cochabamba (2000) en de regio rond La Paz (begin 2003). Met de nationale opstand van oktober 2003, waardoor de gehate president Losada werd verjaagd, opende een onmiskenbaar revolutionaire periode. In mei-juni 2005 bereikte die een nieuw hoogtepunt met een nog grotere nationale opstand, waardoor president Mesa zijn biezen mocht pakken. De massa’s hebben telkens opnieuw pogingen ondernomen om de macht in handen te nemen. Enkel het gebrek aan een revolutionaire leiding weerhield hen hiervan. Dit werd in evenveel woorden toegegeven door een van de leiders van de vakbondsconfederatie COB die zei: “We hebben de macht niet overgenomen omdat we geen revolutionaire partij hadden.”
We kunnen enorm veel lessen trekken uit de gebeurtenissen van mei-juni 2005. Net zoals in andere landen hadden kleinburgerlijke intellectuelen in Bolivia de arbeidersklasse afgeschreven als macht in de samenleving. Ze richtten hun aandacht daarentegen op de inheemse volkeren, de cocakwekers, de boeren en andere lagen van de samenleving. Toch waren het de arbeidersorganisaties die een sleutelrol speelden in de revolutionaire opstanden. De COB en de mijnwerkers organiseerden twee nationale opstanden in minder dan twee jaar, waardoor twee regeringen omver geworpen werden, die van Losada in oktober 2003 en die van Mesa in juni 2005.
Het fantastische Boliviaanse proletariaat speelde de hoofdrol door zichzelf aan het hoofd van de natie te plaatsen en door de mobilisatie van alle andere onderdrukte en onteigende massa’s erachter. De arbeiders organiseerden massademonstraties met de eis voor een algemene staking van onbepaalde duur. Alle elementen van arbeidersmacht waren aanwezig. De mijnwerkers marcheerden naar de hoofdstad, gewapend met dynamietstaven. De ‘cabildo abierto’ en de ‘Asamblea Popular Nacional Originaria’ waren eigenlijk sovjets, raden van arbeiders en boeren. Deze beweging stelde onomwonden de kwestie van de macht, wie regeert het land: arbeid of kapitaal?
De arbeiders hadden de facto de macht in handen in de zomer van 2005. Met een kolossale impuls ging de beweging veel verder dan de initiële eis van de nationalisatie van het gas. Ze riepen op voor een regering van arbeiders en boeren. Ze daagden de heersende klasse uit, die in totale angst verkeerde en niet in staat was te antwoorden. Door deze beweging radicaliseerde de basis van de MAS. De leiding probeerde een rem te zetten op de mobilisaties en Morales trachtte als verzoener op te treden tussen de beweging van onderuit en de rechtse regering van Mesa. De basis van de MAS onder de cocakwekers en arme boeren aanvaardde op dat moment echter de leiding van de vakbonden en de arbeidersraden in de steden omdat zij in de moed van de arbeiders de kans zagen om hun verdrukking af te werpen. Bijgevolg verloor de leiding van de MAS haar grip.
De corrupte Boliviaanse heersende klasse kon niet eens een burgeroorlog starten tegen de revolutie. Daarvoor hadden ze onvoldoende basis in de samenleving en het leger. In plaats daarvan dreigden ze ermee om de rijke provincies in het oosten af te scheuren, om Bolivia op te delen en dus als natie te vernietigen. Dat is de ware aard van het ‘patriottisme’ van de Boliviaanse grootgrondbezitters en kapitalisten. Het was een verbazingwekkende bekentenis van hun moreel en politiek bankroet. Alleen al door deze actie verklaarde de Boliviaanse burgerij zich publiekelijk onbekwaam om te regeren.
De vakbondsleiders van de COB hadden relatief gemakkelijk de macht uit de bevende handen van de burgerij kunnen nemen. Het had voldoende geweest om een nationaal comité te vormen verkozen door de volksraden of ‘cabildos’, en om dit vervolgens tot nationale regering uit te roepen terwijl de oude regering onder arrest werd geplaatst. Met de toen heersende krachtsverhoudingen in overweldigend voordeel van de revolutie, hadden ze dit zonder bloedvergieten of burgeroorlog kunnen voltooien. Elke poging van de Boliviaanse burgerij om zich af te scheuren kon makkelijk onderdrukt worden. De weg zou open gelegen hebben voor een succesvolle socialistische revolutie in Bolivia, wat het beginpunt zou zijn geweest van een socialistische revolutie in de hele Andesregio en Latijns-Amerika. Jammer genoeg toonden de leiders van de COB zich weer eens onvoorbereid. Ze lieten de kans op een machtsovername voorbijgaan. De leiding van de MAS kon zo haar invloed herstellen en begon stilaan de wegblokkades te ontbinden.
Door het falen van de leiding werd deze ongelooflijke beweging, zoals we voorspelden, afgeleid naar het electorale vlak. De burgerij kan niet blijven regeren als voorheen. Ze heeft een rake klap gekregen en staat er van te wankelen. Ze heeft twee blauwe ogen maar is nog niet definitief verslagen. Toen de massa’s van hun kant zagen dat de leiders niet van plan waren de macht te grijpen, haalden ze hun schouders op en gingen ze over tot het op één na beste ding, namelijk stemmen op Morales.
Gauchisme
Jammer genoeg kozen velen in de arbeidersvoorhoede voor een uiterst-linkse positie ten opzichte van de MAS en boycotten ze de verkiezingen. Ze slagen er niet in om het revolutionaire proces te begrijpen. De massa’s willen de samenleving veranderen. Ze zijn vervuld van een hevige verontwaardiging tegenover het imperialisme en de rotte Boliviaanse heersende klasse. De arbeidersleiding had de macht kunnen en moeten nemen. Maar ze aarzelden, verloren tijd, verloren het initiatief. De massa’s antwoordden dan: “Oké, de COB wou de macht niet grijpen, dus zullen we naar de verkiezingen gaan en zien wat er met Evo gebeurt.
De verkiezingsuitslag van december 2005 toont hoe weinig voeling de vakbondsleiding en de voorhoede hadden toen ze voor onthouding pleitten. Bij een massale opkomst van 84 procent stemde 54 procent voor Evo Morales. Hij kreeg 67 procent in de hoofdstad La Paz, tegenover 18 procent voor de kandidaat van de heersende klasse. In het revolutionaire epicentrum van El Alto stemde 70 tot 80 procent voor Morales. Nochtans was dit een plaats waar de MAS geen georganiseerde basis had en voordien niet goed scoorde. De mensen die deelnamen aan de opstanden stemden overweldigend voor Evo Morales. Zijn verkiezing is bijgevolg een bijproduct van de revolutie.
Hun houding was volledig te verstaan. De massa’s kampen met grote problemen die geen uitstel verdragen. Ze waren niet van plan om met hun vingers te staan draaien en te wachten totdat de revolutionaire voorhoede haar zaken op orde had. Het volk zag een kans om een slag toe te brengen aan de heersende klasse en haar partijen in de verkiezingen, en ze nam die kans dan ook met beide handen. Ze stemden massaal voor Evo Morales. Zijn overwinning duidt op een grote omslag in de situatie. Het was een verpletterende slag tegen de oligarchie en het imperialisme. De traditionele partijen werden weggeveegd. Zelfs in Santa Cruz, de burcht van de oligarchie, won de MAS 33 procent van de stemmen. Dit toont de huidige zwakte van de reactionaire krachten. De voorbije dertig jaar was er nooit een verkiezing waarin de president van Bolivia in de eerste ronde verkozen werd.
Een stem voor Morales was een stem om de samenleving te veranderen. Louter op basis van zijn programma en zijn handelingen tijdens de afgelopen jaren zouden we kunnen concluderen dat hij de richting van Lula zal volgen, met andere woorden een gematigde reformistische koers. Morales werd echter verkozen na twee algemene stakingen en opstanden. Er is bijgevolg enorme druk van onderuit om meer drastische maatregelen te nemen. Zijn verkiezing was slechts een onderdeel van het gehele revolutionaire proces. Er heerst een sterk gevoel dat de leiders verantwoording moeten afleggen aan de basis en dat ze ondergeschikt moeten zijn aan de volksvergaderingen. De basis verlangt dat de leiding de ‘agenda van oktober’ uitvoert, namelijk de eisen van de opstand van oktober 2003, in de eerste plaats de nationalisatie van het gas om inkomsten te hebben voor sociale programma’s zoals in Venezuela met de olie. Het was juist die druk van onderuit die de regering ertoe aanzette op 1 mei de nationalisatie van het gas aan te kondigen en ineens te tonen dat het menens was door het leger de gasinstallaties te laten bezetten. Het enige echte steunpunt van de MAS-regering is de massabeweging, vandaar dat ze luisteren naar de eisen en ook toelaten dat de massabeweging zich ontwikkelt.
Totaal verblind door hun uiterst-linkse positie en de invloed van extreem-linkse groepjes zoals de POR riep de vakbondsleiding enkele weken voor de nationalisaties nog op voor een algemene staking tegen de regering “omdat hun tijd voor hervormingen op was”. Het resultaat was navenant: slechts enkele honderden mensen op de betoging, terwijl ze het jaar voordien nog aan het hoofd hadden gestaan van een nationale opstand. Dat is de prijs die je betaalt voor sektarisme en een verkeerde inschatting van het bewustzijn. De massa had voordien een kans gegeven aan de vakbonden en die had de kans laten schieten. Nu zouden ze echt wel een tijd geduld hebben met de regering van Morales. Intussen heeft dit gebrek aan voeling met de massa ook geleid tot een wissel van de vakbondsleiding.
Tijdens de eerste maanden nam de regering eerste stappen om het analfabetisme aan te pakken, om gezondheidszorg en voeding te verbeteren, om het land te hervormen en om gas te nationaliseren (of exacter: multinationals hoger te belasten). Wij verdedigen deze stappen tegen het imperialisme en ook tegen de uiterst-linksen die een formalistische houding aannemen en constant hun pijlen richten tegen de regering omdat dit slechts beperkte stappen zijn. Elke stap in de goede richting is een stap in de goede richting, hoe beperkt ook, en verdient daarom onze steun, net zoals de massa deze stappen steunt. Dergelijke maatregelen versterken het zelfvertrouwen van het volk om tegen hun miserie te vechten. Uiteraard mogen we niet overenthousiast zijn en denken dat alles nu in rechte lijn beter zal gaan, dat de ene hervorming na de andere het leven van de gewone mens probleemloos zal verbeteren. Samen met onze steun voor de maatregelen moeten marxisten geduldig uitleggen dat ze op zich niet voldoende zijn om de levens van de massa fundamenteel te veranderen en dat we dus verder moeten gaan. In een zwak land als Bolivia is het onmogelijk om binnen het kapitalisme een programma van sociale hervormingen door te voeren en de sociale vrede te bewaren. We zien welke polariserende effecten zo’n programma al heeft in Venezuela, dat veel sterker is en over veel meer middelen beschikt.
Een oude discussie
Binnen de regering bestaan er serieuze tegenstellingen tussen enerzijds ministers die voortkomen uit de MAS en de sociale bewegingen en anderzijds de zogenaamde onafhankelijke experts die sleutelposities innemen in de politieke en economische departementen. De eersten hebben een sterke band met de massabeweging en vertegenwoordigen in hun ideeën de geradicaliseerde kleinburgerij. De laatsten zijn de objectieve bondgenoten van de burgerij en het imperialisme in de regering. De leiders van deze laatste fractie zijn Carlos Villegas en vooral de vicepresident Alvaro Garcia Linera (AGL). Deze ex-guerrillero krijgt het respect van de Europese reformistische linkerzijde, met wie hij veel intellectuele ideeën deelt. Hij is een grote bewonderaar van Toni Negri en ziet in de Boliviaanse regering de verwerkelijking van ‘een regering van de multitude’. Deze grote intellectuelen willen een weg vinden tussen het kapitalisme (de ‘globalisering’) en het 19e-eeuwse socialisme (lees: het marxisme, wat per definitie achterhaald is).
AGL heeft zo een nieuwe theorie ontwikkeld over de ontwikkeling van “honderd jaar Andes-kapitalisme”. Dat moet gebaseerd zijn op een pact tussen enerzijds de inheemse gemeenschappen, de vakbonden en de overheid en anderzijds de nationale burgerij en de multinationals. De overheid moet in dit pact de economische ontwikkeling sturen, de mensen hun levensomstandigheden geleidelijk verbeteren en de kapitalisten overtuigen om daar mee aan te werken. Iemand die de geschiedenis van het socialisme kent, zal in deze nieuwe theorie de oude theorie herkennen over de samenwerking met de progressieve liberalen om het lot van de arbeiders te verbeteren. In de 19e eeuw is de arbeidersbeweging in Europa al tot de conclusie gekomen dat dit nergens toe leidt en zijn er onafhankelijke socialistische partijen ontstaan – hoewel vandaag Blair zegt dat het een historische vergissing was om van de liberalen af te scheuren. Het is dezelfde discussie als die tussen de mensjewieken en de bolsjewieken, waarbij de bolsjewieken in de praktijk hun gelijk hebben bewezen. Het is dezelfde discussie als die tussen Stalin en Trotski. Het is de discussie van Spanje 1931-37, Indonesië 1949-65, Chili 1970-73, Nicaragua 1979-90 enzovoort en zoverder. Maar steeds opnieuw denken deze intellectuelen het warm water uit te vinden.
Langs de andere kant staan degenen die zoals ons zeggen dat het onmogelijk is om in een zwak land de kapitalisten te verleiden tot verbetering van het lot van de gewone mensen. Dat betekent voor hen een te groot deel van hun winstmarges, terwijl ze sowieso al gedwongen zijn om te eten uit de hand van de sterke kapitalisten uit de grootmachten. Dat verklaart hun rabiaat verzet tegen nog maar de kleinste hervormingen. De multinationals van hun kant kunnen zich evenmin neerleggen bij toegevingen omdat ze met elkaar in een moordende strijd verwikkeld zijn en financiële toegevingen betekent minder middelen om de concurrenten op te eten met overnames en fusies. Het enige wat de nationale en de internationale bourgeoisie zal doen, is onder druk van een revolutionaire beweging tijdelijke concessies geven met in het achterhoofd de beweging af te remmen en tijd te winnen om een tegenaanval te doen. Vandaar dat de revolutie constant vooruit moet stuwen, de burgerij niet op adem mag laten komen en hen binnen afzienbare tijd onteigenen zodat ze hun vuil spel niet kunnen spelen.
Deze ‘oude’ discussie wordt vandaag in Bolivia en andere Latijns-Amerikaanse landen door miljoenen mensen gevoerd.
We zien dit bevestigd in het conflict rond de nationalisatie van het gas. Eigenlijk was dit geen volledige nationalisatie omdat de installaties van de multinationals niet onteigend werden, ze moesten vooral een hogere belasting betalen. Wij steunden deze maatregel van de Boliviaanse regering omdat het een stap vooruit is en aan het volk een voorproefje geeft van wat mogelijk is met volledige nationalisatie. De multinationals zetten natuurlijk direct een heel apparaat in werking om de regering te chanteren. Tijdens de onderhandelingen stopten ze niet alleen hun investeringen maar ze stopten eveneens met de import van diesel. Zo wilden ze sociale onrust provoceren aangezien Bolivia geen dieselreserves heeft maar de regering wel diesel verkoopt aan lagere tarieven via subsidies. Aan het hoofd van de regeringsdelegatie stonden Jorge Alvarado voor de nationale gasmaatschappij (YPFB) en minister Andres Soliz Rada, de belangrijkste auteur van het nationalisatiedecreet. Om de dieselblokkade te doorbreken probeerden ze in het geheim een akkoord te bereiken met enkele kleinere multinationals om gas te ruilen voor diesel. De staatsbureaucratie bracht die deal echter naar buiten en Alvarado moest ontslag nemen, ondanks de verdediging door Evo Morales. In augustus wilde Soliz Rada in lijn met het nationalisatiedecreet alle raffinaderijen laten overnemen door de staat, wat op zwaar protest stuitte van de multinationals en van de Braziliaanse regering. AGL en Villegas verdedigden die laatsten hun standpunt en Soliz Rada moest ontslag nemen “omwille van persoonlijke redenen”. Twee dagen later veroordeelde hij evenwel in de media de manoeuvres van de multinationals om de nationalisatie tegen te houden en hij voegde daar aan toe dat “veel van de dingen die we bereikt hebben doorgevoerd zijn tegen de wil van een deel van de regering”. Hij beschreef daarbij ook de achterkamerpolitiek van dit deel. Ondertussen slaagde AGL er wel in om een voormalige manager van Petrobras, het Braziliaanse bedrijf dat de strijd tegen de nationalisatie leidt, te laten benoemen tot hoofd van YPBF. En Villegas eigende zich het ministerie van Energie toe.
Contrarevolutie voelt de zwakte
Door de matiging van de regering kan de rechterzijde opnieuw in het offensief gaan. Dit zien we zeer duidelijk bij de discussie over de Grondwetgevende Vergadering. Wij argumenteerden vroeger al dat dit populaire idee in de Latijns-Amerikaanse linkerzijde enkel tijd geeft aan de burgerij om zich te hergroeperen. Door de toegevende houding van AGL (op een moment dat Morales in het buitenland was) werd met de oppositie overeengekomen dat elke beslissing in de Grondwetgevende Vergadering met twee derden moet gestemd worden. Dat geeft de facto een veto aan de rechterzijde. Morales en de MAS-leiding zagen het gevaar van eindeloos gepalaver met als resultaat steeds een veto op de noodzakelijke drastische maatregelen om de armoede aan te pakken en de democratie te bevorderen. Ze probeerden bijgevolg om het terug te brengen tot de democratische regel van meer dan 50 procent van de stemmen. De oppositie reageerde furieus. Rechtse parlementairen vielen tijdens een debat een boerenleider van de MAS aan met als gevolg dat hij in coma werd afgevoerd naar het hospitaal.
Door de weifelende houding van de regering voelt de rechterzijde zich steeds sterker. Twijfel nodigt agressie uit. De privé-media in het oppositiebolwerk Santa Cruz voeren een constante oorlog tegen de zogenaamde indiaanse dictatuur van de regering. De Union Juvenil Cruceñista, een fascistische paramilitaire groep van tijdens de dictatuur van Banzer, is steeds meer zichtbaar op straat en in mobilisaties. Deze blanke jongeren terroriseren en vermoorden boerenleiders, syndicalisten en linkse activisten. Dit is het beeld van het soort regering dat zal komen wanneer de revolutionaire beweging niet in haar opzet slaagt.
Afgelopen vrijdag 15 december vielen nog een zeventigtal gewonden tijdens een betoging in Santa Cruz ten voordele van meer autonomie voor die regio. Een dag voordien schreef Suzanne Kruyt op www.noticias.nl:
“Departementale autonomie is hét stokpaardje van de rechtse elite in het departement Santa Cruz, verenigd in de zogenaamde burgercomités. Sinds de invloed van de Movimiento al Socialismo in de nationale politiek toenam, eisen zij meer departementale onafhankelijkheid. Zo hopen ze de controle te behouden over thema´s als budgetten, grondstoffen en landverdeling. Dat de meerderheid van de Boliviaanse bevolking dat afwijst, bleek uit het referendum dat in juli 2006 gehouden werd. Een meerderheid van 58 procent stemde tegen.”
“Ook in Santa Cruz zélf bestaan grote tegenstellingen tussen deze burgercomités, die voornamelijk uit midden- en hogere klassen bestaan, en de arme rurale bevolking van het departement. In november van dit jaar marcheerden meer dan drieduizend boeren vanuit Santa Cruz naar La Paz om hun steun te betuigen aan Evo Morales en de nieuwe Wet op de Landverdeling (ley INRA). De hervormingen, die ondanks de sabotage van de parlementaire oppositie, werden goedgekeurd, houden onder andere in dat grond die niet op een economisch of sociaal productieve wijze gebruikt wordt, kan worden afgenomen van de grootgrondbezitters. Sinds deze wet is aangenomen bundelen de politieke oppositie en de burgercomités in Santa Cruz, waarin dezelfde grootgrondbezitters een grote rol spelen, hun krachten om de regering van Evo Morales onderuit te halen.”
“( ) Evo Morales en zijn regering hebben fel gereageerd op de radicalisering van de burgercomités. Tijdens de Cumbre Social por la Integración de los Pueblos in Cochabamba verleden week, beschreef Morales de groeperingen als ‘historische vijanden van Bolivia, die alleen maar hun individuele economisch belangen verdedigen en geen achterban hebben buiten de ondernemers en grondbezittersklasse.’ Zonodig, verklaarde hij, zal hij het leger inzetten om de eenheid van Bolivia te verdedigen. Verschillende nationale sociale bewegingen zullen ook de straat op gaan om hun steun aan de regering te betuigen en de autonomie eis af te wijzen.”
“Als het tot eventuele confrontaties zou komen tussen leger en burgers in Santa Cruz, zou dit de verschillende elites goed uitkomen, die hun belangen bedreigd zien door de democratisch gekozen regering van de MAS. De hervormingen op het gebied van landverdeling, onderwijs, handel en internationale samenwerking tasten hun decennialang genoten voorrechten aan, en zij zijn duidelijk niet van plan dit zonder slag of stoot te laten gebeuren. De perverse logica achter hun afwezigheid in de democratische instituties, de hongerstakingen en de agressieve mobilisaties is dat ze erop uit zijn de democratie in Bolivia te destabiliseren. Daarvoor bevorderen zij nu een polarisering tussen bevolkingsgroepen, en hopen ze het tot nu toe goede imago van Evo Morales op het internationale toneel schade te berokkenen.”
Ook hier speelt AGL weer een nefaste rol door toegevingen te doen. Tijdens verschillende toespraken sprak hij zich uit voor meer administratieve autonomie. Enkel door de publieke oproep van Morales om ‘nee’ te stemmen, kon een nederlaag vermeden worden en stemde 58 procent tegen in het referendum. Zelfs de bestaande administratieve decentralisatie wordt door de oppositie al gebruikt om de regering te ondermijnen. De minister van Financiën stelde onlangs in een officiële verklaring dat de overheidsschuld toeneemt door de massale transfers naar regionale autoriteiten zoals die van het rijke Santa Cruz – waar ze nota bene overheidsgeld gebruiken om boeren te vervolgen die gronden bezetten.
Eb- en vloed
Morales staat onder genadeloze druk van de oligarchie en het imperialisme. Washington is bezorgd over de effecten van de overwinning van Morales en ze zagen hun vrees bevestigd toen hij onmiddellijk na zijn zege naar Cuba en Venezuela trok om een blok te vormen. De nationalisatie van het gas sloeg in heel de regio in als een bom. Het versterkt de eisen van de massa’s in Ecuador, in Peru en zelfs in Brazilië. Uit een peiling in Brazilië bleek dat ongeveer 80 procent de nationalisaties in Bolivia steunt. We stelden enkele jaren geleden al dat Bolivia de sleutel is tot de revolutie in de Andes, en dat perspectief wordt steeds pertinenter.
Het probleem is dat de massa’s gefaald hebben in de machtsovername, maar dat de heersende klasse en het imperialisme (nog) niet in een positie zitten om een coup te plegen. Ze worden daarom gedwongen om een afwachtend spel te spelen, om te manoeuvreren, zich terug te trekken, te intrigeren en tijd te winnen. Dat is de reden achter het enorm voorzichtige taalgebruik van Washington wanneer ze het over Evo Morales hebben. Ze hopen hem te kunnen omkopen, neutraliseren, hem te kunnen dwingen hun voorwaarden te aanvaarden, en hem te compromitteren in de ogen van de arbeiders en de boeren, vooraleer hem omver te werpen. Het feit dat de VS tien procent betaalt van het Boliviaanse ‘ontwikkelingsbudget’ geeft Bush een bruikbare hefboom.
De Boliviaanse revolutie is begonnen en kan een tijdje duren, met eb- en vloedgolven. Na de klap die ze kregen tijdens de verkiezingen en enkele maanden later bij de aankondiging van de nationalisaties is de bourgeoisie zich aan het herstellen. De contrarevolutie gaat terug in het offensief. Constant doen geruchten de ronde over mogelijke staatsgrepen en samenzweringen. De massa’s willen wel in het offensief gaan tegen de contrarevolutie maar ze krijgen tegenstrijdige signalen vanuit de regering. Als er geen revolutionaire leiding komt die deze naam waardig is, dan zal de verwarring uitlopen in een bloedige nederlaag. Tussen nu en dan zal de Boliviaanse arbeidersklasse samen met de arme boeren echter nog kansen krijgen om de revolutie tot het einde te voeren.