Aan de ene kant stond de zittende burgemeester Ron Huldai, een brigadier-generaal van het leger, die gesteund wordt door de burgerij en de ouderwordende middenklasse. Zijn aanhangers zijn grootgrondbezitters, zakenlui, de rijke inwoners en de eigenaars van wolkenkrabbers die de horizon van de stad tekenen en van villa's in het noorden van de stad, exclusief bewoond door de allerrijksten van het land.
Aan de andere kant stond Dov Hanin, een parlementariër en leider van de Israëlische Communistische Partij (ICP). Hij kwam op onder de vlag van de Ir Le'Kulanu (Stad voor iedereen). Hanin kreeg overweldigende en enthousiaste steun van de werkende klasse en de studenten: werkende mannen en vrouwen uit het zuiden van de stad, overbelast door de snel stijgende huur die zij gedwongen zijn te betalen voor overbevolkte en aftandse appartementen in buurten die verlaten zijn door de stedelijke bureaucratie. Dit is merkwaardig, want de ICP was altijd een verwaarloosbare partij geweest, vooral gesteund door de Arabische minderheid. Ze werd scheef bekeken door de meeste Israëli's omdat ze het recht op terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen steunt en ook voor andere principes staat die niet te rijmen vallen met sommige zionistische basiscredo's. Niemand had verwacht dat een leider van deze partij zo'n massale steun bij de bevolking zou krijgen in Israëls grootste en belangrijkste stad.
In de verkiezingen van 11 november verloor Hanin van Huldai met wat een beduidend verschil lijkt: Huldai kreeg 50 procent van de stemmen en Hanin 35 procent. Achter deze cijfers zit echter een heel ander beeld: Hanins partij, Ir Le'Kulanu, kreeg evenveel zetels in het stadsbestuur als Huldais partij kreeg met iets meer stemmen. Ze zijn onmiddellijk begonnen met het organiseren van een machtige oppositie tegenover Huldais heerschappij. De cijfers laten ook zien dat links verdeeld was. De Groene Partij had eveneens een kandidaat en die haalde 4 procent van de stemmen. Een onafhankelijke kandidaat die de Arabische minderheid vertegenwoordigde kreeg 0,45 procent. Nog eens 10 procent ging naar een andere anti-Huldai kandidaat, die beloofde alle parkeerboetes te annuleren als hij verkozen werd.
Achter al deze statistieken zit echter een belangrijk feit, namelijk dat Huldai te maken krijgt met een klassengeoriënteerde oppositie. De verkiezingen laten zien dat Huldai faalt in de belangrijkste missie die een burgerlijke politicus moet vervullen: de werkende klasse verdelen en hen al hun gemeenschappelijke belangen doen vergeten. Dit maakt dat deze verkiezingen een van de belangrijkste gebeurtenissen uit de Israëlische politieke geschiedenis zijn. Tot nu slaagde de heersende klasse er goed in om het klassenbewustzijn bij de werkende mensen te onderdrukken op basis van een reeks etnische en religieuze breuklijnen. Dit werd gevoed door angst voor terrorisme en door racisme tegenover de Arabische minderheid. De staat zorgde ervoor dat klassenbelangen steeds ondergeschikt werden geacht aan de Joodse ‘nationale' belangen.
De recente verkiezingen laten zien dat dit opzet scheuren begint te vertonen. Arabische en Joodse arbeiders en studenten stemden samen en namen samen deel aan talrijke betogingen en activiteiten om hun vertegenwoordiger als burgemeester verkozen te krijgen. Vele jonge Joden waren niet meer onder de indruk van de aanvallen van Huldai op Hanins antizionisme, zijn steun aan gelijkheid tussen Joden en Arabieren en zijn steun aan dienstplichtweigering. Ze wisten dit allemaal al en vonden dit best. Er werd tevens een substantiële generatiekloof blootgelegd: in tegenstelling tot de conservatieve zionisten en de ouderen, staat de jeugd veel meer open voor radicaal andere ideeën.