Voor veel mensen is Bush de verpersoonlijking van alle kwaad in de wereld. Vaak is dit gekoppeld aan de idee dat de huidige internationale chaos grotendeels te wijten is aan Bush en de duistere kliek rond hem. Als Bush verdwijnt, dan verdwijnen de meest flagrante problemen, dat is de redenering achter ‘anyone but Bush’.
Marxisten benaderen een regering nooit vanuit de individuen die aan de macht zijn, hoewel die natuurlijk een rol spelen. Wij hanteren echter een bredere visie op de staat, we geven een klassenanalyse. Als je de geschiedenis bestudeert, merk je al gauw dat de staat een belangrijk instrument is van de heersende klasse om haar heerschappij aan de rest van de maatschappij op te leggen. Dikwijls bestaat de staat ook uit personen die rechtstreeks uit die klasse afkomstig zijn. Hoeveel politici komen er niet uit de zakenwereld en keren er na hun politieke carrière terug?
Dit geldt des te meer voor de VS, het machtigste kapitalistische land ter wereld. Het land wordt gedomineerd door twee partijen die rijkelijk gesponsord worden door de big business. Dat Bush afkomstig is uit de oliesector is geen geheim. Hij stond mee aan het hoofd van Harken Energy en maakte zich daar schuldig aan grootschalige fraude toen hij met voorkennis zijn aandelen verkocht tegen een hoge prijs omdat hij wist dat het bedrijf op de fles ging gaan. Hetzelfde gebeurde bij Enron, dat enkele jaren geleden bankroet ging en waar opnieuw duidelijk de band tussen de zakenwereld en de politiek bleek. Niet alleen ontvingen 35 leden van de toenmalige Bush-regering riante sommen van Enron. Zelfs de hoofdverantwoordelijke voor fondsenwerving van Bush zijn eerste campagne voor de presidentsverkiezingen was niemand minder dan Kenneth Lay, de vroegere leider van Enron.
Maar ook andere topfiguren uit de Amerikaanse regering hebben diepe wortels in de multinationals (1). Vice-president Dick Cheney was lang leider van Halliburton, het grootste dienstenbedrijf in de oliesector, dat ook instaat voor de logistiek van het Amerikaanse leger. In 1992 was Cheney minister van Defensie onder de oude Bush en hij gebruikte die functie toen om de logistiek voor het leger te privatiseren. Een groot deel van de operaties werd binnengehaald door BRS, een dochterbedrijf van Halliburton. Tussen 1992 en 1999 haalde de multinational daar al 1,2 miljard dollar van de Amerikaanse overheid mee binnen. Condoleezza Rice, de ‘beminnelijke’ nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, mag zich dan weer beroemen op een directiepost bij de oliegigant Chevron en sterke banden met de financiële wereld, waaronder JP Morgan. En oude gabber Donald Rumsfeld zit op Defensie nadat hij vele waters had doorzwommen bij onder meer de farmacie, de biotechnologie, de media en uiteraard de oorlogsindustrie.
Dikwijls wordt er dan gezegd “ja maar Powell, de vorige minister van Buitenlandse Zaken, die was toch wel anders”. Toch is ook hij een kapitalist in hart en nieren. Zo zetelde hij bijvoorbeeld in de bestuursraad van de mediagigant America Online en deed een gouden zaak aan de fusie van AOL met Time Warner. Zijn zoon Michael, lid van de federale commissie voor communicatie, pleitte in deze hoedanigheid als enige om die fusie zonder onderzoek te laten verlopen. Tot zover de propere Powell. Maar de Democraten, die zijn toch echt anders? Wel, Kerry zou als echtgenoot van de erfgename van het Heinz-imperium (inderdaad, de ketchup) de rijkste president zijn geweest in de Amerikaanse geschiedenis.
Gapende ravijn tussen arm en rijk
Na voorgaande zal het niemand verwonderen dat de heersende klasse zeer wel gevaren is bij het beleid van de regering-Bush. Ten eerste natuurlijk de multinationals, en dan zeker zij die Bush royaal steunen. Bij de winsten van de oliesector hoeven we geen tekening te maken. Ook de militaire industrie heeft er een aardige duit aan overgehouden. Dat kan moeilijk anders als de militaire uitgaven op de Amerikaanse begroting, sowieso al hoog, onder Bush astronomisch stegen. Nu gaat het reeds om bijna 400 miljard dollar per jaar en tegen 2007 zou dat 470 miljard dollar zijn. Dat zijn voor de Amerikaanse oorlogsmultinationals genoeg subsidies om de wapenindustrie van andere landen op hun sloffen weg te concurreren. Minder bekende geldschieters van de kliek in het Witte Huis zijn bijvoorbeeld de farmaceutische reuzen, die onder andere dikke maatjes zijn met ‘Rummy’ op Defensie. Vandaar de lange Amerikaanse tegenstand tegen de eis van de Derde Wereld voor generische geneesmiddelen (2).
De heersende klasse geniet bovendien niet alleen van een positief beleid voor hun multinationals, ze krijgen tevens mooie belastingverminderingen. Zo kreeg iemand met een inkomen van meer dan 1 miljoen dollar in 2004 gemiddeld een leuke vermindering van 123.600 dollar. De beroemde lijst van Forbes met de 400 rijkste Amerikanen bevatte vorig jaar 313 dollarmiljardairs. Dat zijn er 51 meer dan in 2003! Van die 400 zeggen overigens 240 dat ze geld geven voor politieke campagnes, en 72 procent daarvan schenken aan Bush. Langs de andere kant steeg het aantal armen in 2003 met ongeveer 1 miljoen, gelijk aan 12,5 procent van de Amerikaanse bevolking tegenover 11,3 procent in 2000, het verkiezingsjaar van Bush. En dat volgens officiële cijfers die altijd graag een opgesmukt beeld van de werkelijkheid geven.
Die kloof tussen arm en rijk wil Washington graag verder uitrekken en hun volgende plan ligt al klaar: de privatisering van de pensioenen (terwijl de Amerikaanse welvaartsstaat al enorm karig is). Volgens de regering moet iedereen maar voorzien in zijn oude dag via privé-pensioenfondsen. Met andere woorden, de financiële sector zal al dat pensioengeld graag verzamelen om er zich vervolgens mee te verrijken via de beurs en andere vormen van speculatie. Dat daardoor de pensioenen kunnen verdwijnen in een beurscrash, is niet de eerste van hun bekommernissen, voor hen telt vooral het snelle gewin. Van wie komen deze plannen? In 2001 werd een commissie van Republikeinen en Democraten in het leven geroepen, die onder leiding stond van een topmanager van AOL-Time Warner en de ultraliberale Democraat Moynihan. Hun bevindingen zijn een kopie van de bevindingen van het Cato Institute. En dat is een denktank van Wall Street gefinancierd door onder andere American Express en AIG, de grootste financiële firma ter wereld. De banden zijn opnieuw voor iedereen zichtbaar.
Al het voorgaande toont voldoende aan dat de slechtheid van Bush niet de fundamentele kwestie is. Het zit allemaal in de aard van het beestje, genaamd kapitalisme. Dat geldt des te meer in een periode waarin enerzijds de grootmachten wegens de wereldcrisis met elkaar een scherpe strijd moeten leveren voor elke markt. En anderzijds bestaat de Sovjetunie niet langer waardoor er geen grote alternatieve speler meer is, zelfs niet in de karikatuur van het stalinisme. De VS ziet dus geen reden om zich in te houden.
Dat de aard van de huidige periode imperialistische arrogantie in de hand werkt, wil echter niet zeggen dat het geen rol speelt wie de heersende klasse leidt. Bush is met zijn arrogante kortzichtigheid een goede weerspiegeling van de degeneratie van de Amerikaanse kapitalisten, die blijkbaar de gave verloren hebben om op lange termijn te denken. Zeggen dat het niet uitmaakt wie de leiding van de bourgeoisie heeft, zou een zeer mechanische visie zijn op de geschiedenis. Het zou hetzelfde zijn als zeggen dat het niet uitmaakt wie de arbeidersbeweging leidt of dat klassenbewustzijn niet belangrijk is voor arbeiders. De kortzichtigheid van de kapitalistische leiding speelt onmiskenbaar een rol. Dat zien we in het huidige Irakese moeras.
De Amerikaanse bourgeoisie is internationaal alle elementen van beschaving, die de laatste decennia zijn opgebouwd, in snel tempo aan het vernietigen. Ze gaan terug naar het wilde kapitalisme van de 19e eeuw. Dat betekent echter dat ze de maatschappij onvermijdelijk duwen in de richting van de ruwe klassenstrijd uit de 19e eeuw! Een deel van de bourgeoisie – zoals bijvoorbeeld de financiële goeroe Soros die massa’s geld besteedde aan een anti-Bushcampagne – ziet met lede ogen hoe het Witte Huis in de hele wereld revoltes aanwakkert. De enige factor die de volledige ontplooiing van de klassenstrijd weerhoudt, is de oerconservatieve leiding van de arbeidersklasse, in de vakbonden en de sociaal-democratische partijen. Maar hoe langer ze het deksel op de pot houden, hoe sterker de stoom zich ontwikkelt. En de VS is daarop geen uitzondering.
1) Veel van de informatie over de Amerikaanse regeringsleden komt uit het artikel van Francis Vanden Berghe ‘Een regering van de rijken voor de rijken’ op Uitpers.
2) Lees ‘De enthousiaste geldschieters van Bush’ geschreven door Freddy De Pauw, eveneens gepubliceerd op Uitpers.