Vierduizend jaar geleden werd ik gemaakt
door Enlilzagessi en zijn vrouw Inannabanda.
Zij behandelden mij tot ik prachtig glansde.
Alsof ik hun kind was, plaatsten ze me daar waar volop licht was
op de tafel van hun koninklijke opdrachtgever.
En wie wilde leren, kon mij zien.
Maar de soldaten kwamen naar mijn stad Akkad.
Ze sloegen de huizen kapot, daar moest je toen nog sterk voor zijn.
De huizen verdwenen onder de grond, en ik er bij.
Boven mij hoor ik Assur, Babylon,
ik hoor dichters over de held Gilgamesj; en Era en de pest;
Cyrus de Grote
Alexander de Grote
eerste joden
eerste christenen
Romeinen
eerste moslims
Imam Hoessein
Haroen al Rashid
Saladin
Mongolen
Osmanen
maar geen van allen vond mij.
Maar eens hoopte ik, komt er iemand
mij uit de gevangenis van de aarde bevrijden.
Na bijna vierduizend jaar zag ik weer mensen:
Tariq en Fatima.
Zij maakten mij schoon tot ik weer glansde.
Alsof ik hun kind was, plaatsten ze me daar waar volop licht was.
En wie wilde leren, kon mij zien.
Ik overleefde Britse kolonialen,
ik overleefde Saddam Hoessein
oorlog met Iran oorlog om Koeweit
tot alles om mij heen ineens vol bloed en glas zat.
Huil niet, kinderen van Mosul, al begrijp ik zo goed waarom
Huil niet, kinderen van Fallujah, al begrijp ik zo goed waarom
Al geef ik zelf het slechte voorbeeld met mijn tranen van slecht
aangebrachte lijm.
Ik ben bij de roof in tweeën gebroken.
Ik zit in een dure, maar donkere kluis van de American Council for
Cultural
Policy.
Niemand ziet mij, want dat hoeft niet bij geldbelegging.
Maar eens kom ik vrij uit deze gevangenis,
en ook de kinderen van Mosul, de kinderen van Fallujah, en van de hele
wereld
die willen leren, zullen mij kunnen zien.
------
© Herman de Tollenaere 2003
Eerst gepubliceerd op de website Links Nederlands, een discussie- en nieuwsgroep tegen oorlog, milieuvervuiling en kapitalisme, toegankelijk voor alle linkse stromingen.